Oud-minister Frits Korthals Altes overleden: man van het feilloze geheugen

Aan de 688 pagina’s die VVD-politicus Frits Korthals Altes in 2017 van zijn uitgever toebedeeld had gekregen om zijn „herinneringen” op te schrijven – memoires wilde hij ze niet noemen – had hij niet genoeg. Voor de liefhebber plaatste hij op het grenzeloze internet nog eens 279 pagina’s aanvullend materiaal. Met nog meer zaken, nog meer namen, nog meer details.

Hierom stond Frits Korthals Altes dan ook bekend: zijn welhaast feilloze geheugen gevoed door een eindeloze hoeveelheid details. Minister van Staat, oud-minister van Justitie, oud-voorzitter van de Eerste Kamer Korthals Altes en oud-partijvoorzitter van de VVD is op 93-jarige leeftijd overleden.

‘Kleine Frits’ werd hij met zijn 1 meter 67 binnen de partij genoemd. Later kwam dit ook van pas om het onderscheid aan te duiden met die andere prominente VVD’er in die tijd: de onlangs eveneens overleden Frits Bolkestein.


Lees ook

Frits Bolkestein: atypisch en onvoorspelbaar. Hij maakte de VVD eurokritisch en stelde integratie ter discussie

Oud-VVD-leider Frits Bolkestein in 2010 bij hem thuis in Amsterdam.

Jurist tot in zijn vezels, afkomstig uit de Rotterdamse advocatuur, betrokken geweest bij spraakmakende zaken zoals de afwikkeling van het faillissement van het Ogem-concern en de teloorgang van Slavenburg’s Bank. Een man met een groot netwerk in het Rotterdamse zakenmilieu, die in zijn vrije tijd VVD’er was, in de tijd van stemmenkanon Hans Wiegel de functie van partijsecretaris bekleedde en vervolgens partijvoorzitter werd. Openlijk keerde Korthals Altes zich tegen de aanduiding ‘partijleider’ voor Wiegel. Dat riep te veel associaties op met de Tweede Wereldoorlog, vond hij.

Scherpzinnig

Frits Korthals Altes was van 1982 tot 1989 minister van Justitie in de eerste twee kabinetten-Lubbers en daarmee één van de langst aaneengesloten bewindspersonen uit de geschiedenis van het departement. De ambtenaren kregen te maken met een uitermate scherpzinnig oud-advocaat die niets ontging en niet naliet hen dat te laten weten. Geen ambtelijk stuk dat zijn bureau verliet zonder opmerkingen van hem in de kantlijn. Dat ondervonden journalisten trouwens ook. Talloos waren de ingezonden brieven waarin Korthals Altes liet weten dat de zaken toch net iets anders lagen dan door hen was voorgesteld. In 1986 noemde het oppositie Kamerlid Aad Kosto (PvdA) hem „een goede minister”. „Goed op de hoogte, hardwerkend, vasthoudend, politiek ervaren, intelligent en slim, voor niks niet bang en gelukkig voorzien van een rijk gevoel voor humor”. Volgens Kosto waren er soms tekenen dat hij in eigen kring minder werd gewaardeerd dan bij de oppositie.

Het lot van de minister van Justitie is dat het beeld van zijn werkzaamheden in belangrijke mate wordt bepaald door incidentele, mediagevoelige kwesties. Criminaliteit, ontsnapte gevangenen, vreemdelingen, drugs, het komt allemaal langs. Als minister kreeg Korthals Altes te maken met vier geruchtmakende ontvoeringszaken: Toos van der Valk, Freddy Heineken en zijn chauffeur Ab Doderer, Valérie Albeda Jelgersma en Gerrit Jan Heijn. Hij beschreef ze allemaal nauwgezet in zijn boek. Zijdelings was hij als minister van Justitie vanwege de juridische aspecten betrokken bij de toen in het land sterk omstreden voorgenomen plaatsing van kruisraketten. Korthals Altes was uitgesproken voor: „Wie vrede wil, ziet in afschrikking de beste verdediging”, luidde zijn overtuiging.

Echtscheiding

Hij wilde een minister zijn van de ‘zuivere’ school. Dat bleek bijvoorbeeld in 1987 toen hij de behandeling van een wetsvoorstel om de alimentatieduur te beperken overliet aan zijn staatssecretaris. Als zelf gescheiden persoon voelde Korthals Altes zich „persoonlijk betrokken bij het begrip echtscheiding”, verklaarde hij.

De meest beladen kwestie speelde tijdens de nadagen van zijn ministerschap in 1989. Het betrof de vrijlating van de twee nog resterende tot levenslang veroordeelde Duitse oorlogsmisdadigers in de gevangenis van Breda. Toen deze nog met hun drieën waren en in 1972 hun vrijlating werd overwogen, leidde dit tot grote maatschappelijke beroering en emotionele debatten. Een meerderheid van de Tweede Kamer wees de voorgenomen invrijheidstelling toen af. Aan het eind van de jaren tachtig werd de zaak in het diepste geheim door een brief van onder andere leden uit het voormalig verzet aan minister-president Lubbers en Korthals Altes opnieuw aanhangig gemaakt. Zij bepleitten vrijlating.

In een indrukwekkend betoog in de Tweede Kamer gaf Korthals Altes aan waarom hij aan hun oproep gehoor wilde geven. Zelf was hij lange tijd tegenstander geweest van vrijlating maar was zich wel steeds meer gaan afvragen of voortzetting van de straf nog wel een „erkend doel diende”. Zijn conclusie was dat voorrang moest worden gegeven aan de beginselen van de rechtsstaat. „Laten wij onze samenleving ontdoen van het armzalige restje leven dat de twee oorlogsmisdadigers nog rest, in stede van hun symboolfunctie in onze samenleving te continueren en daarmee een onuitroeibare bron van verder verdriet en verdere verdeeldheid.” Met 88 tegen 55 stemmen steunde de Tweede Kamer dit standpunt van Korthals Altes. Nog dezelfde dag werden de twee oorlogsmisdadigers vrijgelaten en de grens overgezet. Beiden overleden nog hetzelfde jaar.


Lees ook

een portret van Korthals Altes uit 2001

Voorzittersstoel

Na zijn ministerschap koos Korthals Altes voor het parlement. Eerst de Tweede Kamer en vanaf 1995 de Eerste Kamer waar hij vier jaar in de voorzittersstoel zat. Vervolgens werd hij in 2001 benoemd tot minister van Staat. In 2003 was hij informateur wat leidde tot het tweede kabinet-Balkenende. Op afstand bleef hij de politiek volgen om nog een enkele keer te waarschuwen. Zoals eind 2023 toen hij zich in een artikel voor de opiniepagina van NRC (Ministers moeten weer de baas zijn op hun ministerie) mede naar aanleiding van de Toeslagenaffaire keerde tegen het niet aflatende managementdenken bij de overheid. „Managementkwaliteiten moeten hulpmiddel blijven en geen beslissende factor zijn”, stelde hij.

Tot aan zijn dood was Frits Korthals Altes minister van Staat. Een eretitel voor oud-gedienden uit het landsbestuur, hoewel hij in zijn boek met herinneringen nadrukkelijk ontkende dat het zo moest worden opgevat. Er kón immers een beroep op hem worden gedaan. En dan was hij, zoals altijd, beschikbaar.


Lees ook

over de memoires die Korthals Altes schreef: De helft plus één is niet genoeg’

‘De helft plus één is niet genoeg’