Opinie | Het is uit met Amerika

Kunnen we nog vrienden blijven? De Duitse band ok.danke.tschüss maakte het onlangs in een afscheidsliedje uit met Amerika. Ooit was het liefde op het eerste gezicht, aldus zanger en gitarist Eva. In 2010 maakte ze via haar „oude televisie” kennis met Amerika. „Ich liebte High School Musical/ und kannte jedes Lied/ doch heute in der High School/ hätt’ ich Angst, dass jemand schiesst”, zingt ze. Nee, van die Amerikaanse droom is weinig meer over: ze dacht dat vrijheid daar „gross” was en „für alle gleich”, maar die was er soms alleen voor „männlich, reich und weiss”.

Volgens filmregisseur Wim Wenders betekent Amerika altijd twee dingen tegelijkertijd: het land zelf en waar dat land voor staat, namelijk de Amerikaanse droom. Dat is het geloof in het idee dat iedereen die maar hard genoeg werkt en zijn talent inzet, een gelijke kans heeft op welvaart, vrijheid en succes, ongeacht je afkomst of achtergrond. Wereldwijd is die Amerikaanse droom een van de meest besmettelijke idealen gebleken, vertolkt, belichaamd en uitgebaat door talloze popsterren, acteurs en zangers: kortom, de Amerikaanse popcultuur.

Ook in mijn leven kwam de droom al op jonge leeftijd binnenwaaien als een zwoele zomerbries. De serie Fame (1982) bracht de toekomstige soundtrack van mijn leven: „I’m gonna live forever, I’m gonna learn how to fly (high)!” Ik danste mee met de gemengde groep jongeren die al hun tijd op school doorbrachten om te zingen, dansen en acteren. Zo zag een vitaal schoolleven eruit! Voor de perfecte liefde leverde een andere Amerikaanse wereldhit mij de blauwdruk, Grease (1978): „Hopelessly devoted to you.

Wakker geschud

Maar toen ik in 1990 als achttienjarige met een beurs naar het land van de grote belofte vertrok, werd ik ruw wakker geschud uit de droom. Op de eerste dag van mijn college-avontuur, in het conservatieve Ohio, kreeg ik een geënsceneerde date rape-video te zien. Nooit ’s nachts zonder beveiliger alleen over de campus lopen, waarschuwde die! De liefde, dat was een gevaarlijke aangelegenheid, verkrachters lagen overal op de loer, was de boodschap.

Ik overdrijf niet als ik mijn jaar in Amerika samenvat als het eenzaamste jaar uit mijn leven. Van de gezellige Fame-mix was geen sprake: Europeanen, witte Amerikanen, zwarte Amerikanen en Aziaten aten aan aparte tafels. Ik kwam acht kilo aan en had spijt dat ik zo koppig was geweest om niet in de gezellige ‘European dorm’ te verblijven omdat ik zo nodig wilde integreren. De communicatie met de Amerikaanse vrouwen verliep moeizaam, en ik was opgelucht dat ik niet mee hoefde te doen in de harde competitie op vele vlakken (cijfers en schoonheid: in deze vier jaar op het college moest je ook je partner scoren). Met één Amerikaanse raakte ik wel bevriend, maar zij was een outcast, haar moeder leidde een verborgen leven als lesbiënne en tegen mij ‘als Europeaan’ durfde ze er vrijuit over te spreken. Ik haatte Amerika al vrij snel.

De aantrekkelijke minnaar die Amerika ooit was heeft zich ontpopt tot gewetenloze, grensoverschrijdende schurk

Toch was er iets dat mij op de been hield: het inspirerende onderwijs en de bruisende cultuur (films, muzikanten, schrijvers) op de campus. Het onderwijs was gericht op de creatieve potentie van jou als individu: je werd gestimuleerd, uitgedaagd, aangemoedigd. Ik maakte kennis met de intellectuele kritische theorie, dat nu het stempel ‘woke’ heeft gekregen (ook dat is succesvolle Amerikanisering!), en genoot van de brille van nieuwe denkers.

Onafhankelijker

Nu de aantrekkelijke minnaar die Amerika ooit was zich heeft ontpopt tot een grensoverschrijdende gewetenloze schurk, komt de vraag op: moeten ‘we’ (democraten, Europeanen) Amerika nog wel als culturele leidraad nemen? Van televisie en film  op de streaming-diensten (Disney+, Apple+, Netflix) tot de popcultuur, in Europa wordt onze cultuurconsumptie nog altijd door Amerikanen gedomineerd. Waarbij machtige Amerikaanse bedrijven die vooral geld willen verdienen bepalend zijn.

Als we het dan uitmaken, wat betekent dat dan? Kunnen we bijvoorbeeld ‘de’ grote Europese cultuur en de Europese popcultuur omarmen, of beter gezegd: reanimeren? Want die ligt, als we de magistrale roman van Ilja Leonard Pfeijffer Grand Hotel Europa als culturele leidraad nemen, aan de beademingsapparatuur.

Hoe dan ook moeten we nadenken over de vraag hoe we ons ook cultureel onafhankelijker kunnen maken van Amerika. Over de dominantie van de Amerikaanse cultuur en hoe die ons de ideologie van de Amerikaanse droom verkoopt, is gelukkig al veel geschreven. Vriend en collega Jaap Kooijman studeerde net als ik als tiener een jaar in de Verenigde Staten, maar anders dan ik verdiepte dat juist zijn relatie met Amerika. Hij werd Amerikanist en specialiseerde zich in de popcultuur. Als ik hem bel om te vragen of híj het uit gaat maken met Amerika, blijft het lang stil. Voor het eerst, vertelt hij, had hij geen zin om een culturele analyse over The Village People (die bij Trumps inauguratie optraden) te schrijven, over hoe die met hun „cock-oriented performance” juist wél goed past in het masculiene ideaal van Trump. Wat heeft het voor zin, hoe relevant is zo’n analyse als de meest basale waarden onder druk staan?

Herkenbaar. Ik had hetzelfde toen ik de krant opensloeg en daar een paginagroot stuk over de ‘blote’ jurk aantrof van Bianca Censori. Wat wordt er verdrukt door die aanhoudende Amerikaanse culturele dominantie, al die aandachttrekkerij, die we hier in Europa als een pavlovreactie overnemen? Overal Censori, maar bijvoorbeeld geen bericht over de blote vrouw in Iran. Zij trok haar kleren uit, sprong op een politieauto om zo te protesteren tegen de wijze waarop het theocratisch regime vrouwen behandelt. Het lijkt erop dat Censori vooral een pr-stunt uithaalde, al dan niet voor haar man, onder het mom more attention, more money. Het vrouwenlichaam als erotisch kapitaal, dat is nog altijd de belangrijkste (feministische) lingua franca.

We hebben Amerikanisten, inclusief al hun diepgravende culturele analyses, harder nodig dan ooit. Jaap Kooijman schreef een mooi stuk over ‘Amerikanisering en de wereldwijde populaire cultuur’ dat zal verschijnen in The Cambridge History of American Popular Culture. Hij memoreert daarin hoe uitgerekend de Ierse U2-zanger Bono bij een optreden in 2016 in Las Vegas riep „The American Dream is alive!”, nadat Trump in zijn eerste verkiezingscampagne die droom kort daarvoor dood had verklaard – alleen hij kon die weer groot maken. De grootste pleitbezorgers van de Amerikaanse droom, dat zijn wij zélf. Van Madonna tot McDonalds, van Taylor Swift tot Starbucks, we doordrenken ons met Amerika.

Eigen afkeer

Toch lijkt de wereldwijde dominantie van de Amerikaanse populaire cultuur ook iets af te nemen. Te denken valt aan de opmars van Zuid-Koreaanse cultuur (zoals Squid Game uit 2021 en de populariteit van K-pop). Ook wijst onderzoek naar Netflix uit dat steeds meer van de producties lokaal zijn (40 procent van het aanbod is Amerikaans, de rest is afkomstig uit andere landen, denk aan Spaanse, Duitse en Colombiaanse series, en ook Nederlandse).

De vraag is wel – opgeworpen door Kooijman – hoezeer de lokale series beïnvloed zijn door de Amerikaanse cultuur. Kooijman brengt de term ‘karaoke-Amerikanisme’ in herinnering: veel lokale producties nemen Amerikaanse genreconventies over: plot, stijl, karakters, ideologie enzovoort.

De Amerikaanse cultuur vertoont nu ook zélf afkeer van die Amerikaanse droom. Een goed voorbeeld daarvan is de voor tien Oscars genomineerde film The Brutalist. Die gaat over een Hongaars-Joodse architect, László Tóth, die na de Tweede Wereldoorlog naar Amerika vlucht. De regisseur lapt alle Amerikaanse genre-conventies aan de laars, van de lengte (ruim 3,5 uur) tot de boodschap. Lázsló’s eerste blik op Amerika is het Vrijheidsbeeld op zijn kop, en dat blijkt symbool voor wat hem te wachten staat: de ‘Amerikaanse nachtmerrie’. Winnaars gaan over lijken, verliezers slapen op straat en raken verslaafd.

Paradoxaal genoeg worden Europeanen dankzij Trumps decreten gedwongen tot meer reflectie op Europa

Je zou de relatie tussen Lázsló en Amerika in The Brutalist kunnen interpreteren als een metafoor voor de toxische relatie tussen Europa en Amerika. Omdat de Europeaan compleet afhankelijk is van Amerika voor al zijn dope, verpietert hij, wordt hij steeds zwakker en zieker.

Ook de laatste Grammy Awards-uitreiking bleek bij uitstek een plek van cultureel verzet. Taylor Swift, Diana Ross, Lady Gaga, Shakira, Beyoncé: zij spraken zich uit voor kwesties waar Trump tegen is, zoals rechten van lhbtiq+’ers, immigranten, vrouwen en minderheden. Dat zij zelf tegelijkertijd die ‘universele’ Amerikaanse droom representeren, toont wrang aan hoe complex diezelfde droom is. En hoezeer we cultuuranalyse juíst nu nodig hebben.

Bevrijding?

Politicoloog Bonnie Honig typeerde Amerika onder Trump in een interview in NRC treffend als een rapocracy, een bewind van verkrachters en verkrachtingen. Daarbij hoort een agressieve mindset die overal recht op meent te hebben (Groenland, Panama, Gaza, Canada), kortom: een relatie zonder consent.

Genoeg redenen dus om het uit te maken. Voor de generatie die Amerika leerde kennen als een land met voornamelijk positieve connotaties, bijvoorbeeld als de bevrijder van Europa in de Tweede Wereldoorlog, zal het wellicht lastiger zijn afscheid te nemen van ‘Amerika’ dan voor de generatie die nu opgroeit en die associatie minder heeft of zelfs helemaal niet.

Paradoxaal genoeg worden Europeanen dankzij Trumps decreten gedwongen tot meer reflectie op Europa, zowel de geografische plek als waar ‘Europa’ voor staat. Erg vervelend, dat opeisen van Groenland, maar wel fijn dat we nu, na jarenlang cultureel negeren, mogen lezen over, ik noem maar wat, Groenlandse schrijvers of de plaatselijke boekhandel in Nuuk. Of dat ik weer eens een Duitse band hoor, die breekt met alle genre-conventies van de gelikte break-up song, het uitmaakt met Amerika, en zo het zaadje plant voor het benoemen wat dan Europese waarden zijn en hoe die vertolkt worden in Europese cultuur, waarden zoals democratie, mensenrechten, vrijheid, gelijkheid.

Mocht ik Amerika toch gaan missen, dan kan ik altijd nog mooie herinneringen ophalen. Ook daar heb ik de juiste soundtrack voor, het nostalgische ‘The Way We Were’ (1973) van Barbra Streisand. De gelijknamige film kan je interpreteren als een verhaal over het gespleten Amerika, waarbij Streisand de ‘linkse’ progressieve kant vertolkt in haar rol als activiste en Robert Redford de opportunistische schrijver speelt. Ze zijn verliefd op elkaar, maar de verschillen zijn groot. De relatie klapt. Jaren later zien ze elkaar, en dan zwelt het nostalgische ‘The Way We Were’ aan. „We will remember/ Whenever we remember/ The way we were.” Melancholie zonder happy end, je zou het bijna Europees noemen, ware het niet dat er in de Amerikaanse versie altijd een sprankje optimisme klinkt, de belofte van een tomorrow: „If we had the chance to do it all again/ Tell me, would we?/ Could we?


Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’