De grote tv-shows van weleer waren nogal vochtig en smerig. Zo blijkt uit de vele compilaties die de televisie maandag wijdde aan de overleden showmaster Ron Brandsteder. Steeds weer werden mensen in hun zondagse pak in het water, de tomatensoep of andere smurrie gegooid en geduwd, tot grote hilariteit van het publiek.
De bak tomatensoep uit Ron’s Honeymoonquiz kwam het meest voorbij. Wanneer de bruid een vraag fout beantwoordde, werd haar bruidegom erin gegooid. De komiek André van Duin, die veel met Brandsteder werkte, onthulde in talkshow Eva (NPO1) dat de soep wekenlang bleef staan en nogal stonk.
Bijzonder is dat Brandsteder zichzelf geenszins spaarde. In een steeds terugkerend fragment zie je dat de presentator en komiek André van Duin elkaar ook in de tomatensoep gooien. Zijn beste rol was die als pispaal van André van Duin. In de quiz Wie ben ik en in diens revues zette Van Duin zijn vriend en aangever steevast weg als drankzuchtige mislukkeling, waarbij Brandsteder overtuigend kon acteren dat dit hem onaangenaam verraste.
Bar Laat (NPO1) had de beste compilatie en de beste beschrijving van Brandsteders aantrekkingskracht, allebei van Eppo van Nispen tot Sevenaer, de enthousiaste museumdirecteur van Beeld & Geluid. Brandsteder was een gezellige sfeermaker, zo legde hij uit, die door zijn onverstoorbare naturel en zijn gestuntel dicht bij de kijkers bleef.
De meest ontroerende bijdrage kwam van Caroline Tensen in talkshow Renze (RTL4). Als RTL-presentatrice brak zij door met Wie ben ik. Ze zei dat ze als jonge zwangere vrouw aanvankelijk bevroor van angst toen ze in de studio in Aalsmeer werd geconfronteerd met grootheden als Brandsteder en Van Duin, maar dat de eerste haar meteen op haar gemak stelde en in de groep opnam: „Kom maar, wijfie”.
Lees ook
Tv-presentator en showmaster Ron Brandsteder: ster en ‘doodgewone spruitenbink’ ineen
Over de samenwerking met Van Duin en Brandsteder zei ze: „Ik moest alleen maar lachen en dus alleen maar plassen.” Tussen alle vreugdevolle nostalgie was zij ook degene die ons eraan herinnerde dat er een mens was gestorven, een mens die op het einde „niemand meer wilde zien”: „Leuk om al die herinneringen op te halen, iedereen krijgt een lach op zijn gezicht als je over Ron Brandsteder praat… en natuurlijk ook tranen.”
Vampiertje spelen
Raven van Dorst heeft haar jachtgebied verplaatst naar de VS. In Nachtdieren (zondag, NPO3) rijdt de presentator rond en ontmoet mensen die ’s nachts leven. Eerst deed zij dat alleen in Nederland en nu dus aan de overkant. De eerste aflevering is in San Francisco. Van Dorst komt thuis bij twee vriendinnen die bloed op elkaars lijf smeren en aflikken. Vampiertje spelen, blood kink, ofwel hematolagnia. Ook bezoekt de presentator een Kambo-ceremonie, waarbij mensen ziek worden van het rugslijm van de reuzenmakikikker uit de Amazone. Van Dorst beschrijft de ceremonie treffend als „kikker likken” en „het kotsorgel”. Zelf doet die niet mee: „Ik moet nog rijden”.
Het probleem van dit Amerikaanse seizoen van Nachtdieren: Van Dorst betreedt hier het nogal platgetreden terrein van ‘Rare jongens die Amerikanen’. Zeer veel tv-makers zijn al door de VS getrokken om de gekke hobby’s van excentrieke Amerikanen vast te leggen.
Gelukkig bevat Nachtdieren ook nog een item over de vele daklozen van San Francisco, wat meteen relevanter en dus boeiender is. Ook geeft Van Dorst hier meer context bij. Een goed deel van de daklozen is verslaafd aan pijnstiller Fentanyl. Van Dorst gaat mee met een nachtdominee van de Night Ministry – een soort vrijzinnige, inclusieve versie van het Leger des Heils. De geestelijk verzorger deelt verse sokken uit aan de daklozen. Belangrijk, zegt hij, schone voeten.
Frans Willem Saris, die afgelopen zondag na een kort ziekbed op 83-jarige leeftijd overleed, was een visionair fysicus. „We hebben een energieprobleem”, stelde hij al in de jaren tachtig van de vorige eeuw. En verbond daar consequenties aan.
Saris, toen directeur van het Amsterdamse onderzoeksinstituut Amolf, voegde de daad bij het woord. Hij initieerde projecten op het gebied van zonne-energie en duurzame ontwikkeling, fundamenteel onderzoek met maatschappelijke impact. „Jouw proefschrift laat zien dat een wetenschapper zich wel degelijk door maatschappelijke idealen mag en kan laten leiden”, aldus professor Saris in 1985 in zijn laudatio voor zonnecelpionier Wim Sinke.
Veertig jaar later bouwt SolarNL, een consortium van universiteiten en bedrijven, voort op expertise die destijds mede op Amolf is ontwikkeld. Met steun van het Nationaal Groeifonds werkt men aan nieuwe technologie voor de volgende generatie zonnepanelen.
„Frans Saris daagde ons uit boven onszelf uit te stijgen”, zegt Albert Polman, in 1989 bij Saris gepromoveerd. „Hij hielp je de beste keuzes maken, in je onderzoek en bij het uitstippelen van je verdere carrière. Heel genereus.” Van 2006 tot 2013 was Polman Amolf-directeur, nu is hij er groepsleider op het gebied van zonne-energie.
Als instituutsmanager spiegelde Saris zich aan Jacob Kistemaker, oprichter en eerste directeur van Amolf. Als de koffie maar goed is, een gevleugelde uitspraak van Kistemaker, is de titel van een recente bundel ‘verhaaltjes’ over Saris’ leven in het lab. „Saris heeft die Amolf-cultuur, gekenmerkt door wederzijds vertrouwen en persoonlijk welbevinden, alleen maar versterkt”, aldus Polman.
Openheid
Saris studeerde natuurkunde in Amsterdam en promoveerde in 1971 in Leiden bij Kistemaker op röntgenstraling. Op Amolf maakte hij in 1964 zijn opwachting als student-assistent. Van 1986 tot 1996 was hij er directeur. Openheid stond hoog in het vaandel en journalist Jannetje Koelewijn, toen Vrij Nederland, mocht een maand lang op het instituut in de keuken kijken, resulterend in het artikel De promotiefabriek.
Zijn oratie als bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, mei 1981, baarde opzien. In Dagboek van een fysicus deed Saris verslag van zijn belevenissen als onderzoeker in Moskou, Amsterdam en Yorktown Heights. Twee jaar na Laboratory Life van Bruno Latour vormde de rede een nieuwe aanval op het beeld van de waardevrije wetenschapper die zich door nieuwsgierigheid laat leiden en louter rationeel opereert.
In 1996 trad Saris aan als directievoorzitter van het ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland) in Petten. Dat hield zich naast kernenergie bezig met wind- en zonne-energie. Problemen met de veiligheidscultuur rond het gebruik van de kernreactor brachten hem ertoe op te stappen. Met kernenergie had Saris niets. Overbodig, vond hij, en duurder dan olie en gas, zon of wind. „Waarom zegt de overheid niet: voordat jullie nieuwe kerncentrales bouwen eerst het afvalprobleem oplossen?”
Na zijn vertrek bij het ECN ging Saris op de Universiteit Leiden aan de slag als decaan van de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen. Hij initieerde er de Tinbergenlezing (de eerste in 2004 door Richard Dawkins), wekelijkse This week’s discoveries-lunchlezingen en de eindejaarsboekjes Waar wij trots op zijn.
„Een sterke bestuurder”, zegt Douwe Breimer, toen rector magnificus. „Frans straalde enthousiasme uit, keek over de grenzen van afzonderlijke disciplines en hechtte aan populariseren, aan het bereiken van het grote publiek. Hij was heel direct, had uitgesproken opvattingen en kon ook mensen bruuskeren. Tegelijk was hij zeer benaderbaar, zijn deur stond altijd open.”
Brede visie
In de raad van decanen viel Saris op door zijn brede visie, zegt Breimer. „Bij de nieuwe Faculteit der Kunsten speelde de vraag of je op een uitvoerend werk met toelichtende tekst kon promoveren. In Frans Saris had ik toen een sterk medestander.”
Zelf was Saris liefhebber van moderne muziek. Bij de opening van een ionenbundelfaciliteit op Amolf gaf hij componist en cellist Frances-Marie Uitti opdracht voor een muziekstuk voor ‘cello en twee slaginstrumenten’: sissende en klapperende Van de Graaff-versnellers.
Saris beschikte over een trefzekere pen en met zijn redacteurschap van De Gids, columns in NRC Handelsblad en Het Financieele Dagblad en boeken als Darwins cijferslot (over evolutie) zocht hij de breedte, en mengde hij zich in het maatschappelijk debat. Als afscheidscollege schreef hij in 2007 een toneeltekst met rollen voor Francis Bacon, Einstein, Kafka, Spinoza en anderen. Het leverde een vermakelijke performance op.
Een fysicus experimenteert, zo ook Saris. Toen echtgenote Pien Bertelsmann dementeerde, roerde hij het ‘knuffelhormoon’ oxytocine door haar havermoutpap. Het werkte, vond hij, maar was het een placebo-effect? Pien overleed in 2016.
De laatste jaren deed Saris vooral van zich spreken op het gebied van duurzaamheid. Met kunstenares Ursula Neubauer publiceerde hij boeken over de Surinaamse marrons en het natuur- en woestijnleven in centraal-Namibië. Als overtuigd pacifist woonde hij enige tijd in Costa Rica: een land zonder leger.
Op levensbeschouwelijk terrein herkende Frans Saris zich in het Deus sive Natura van Spinoza: God en de natuur vallen samen. Uit zijn kerstbrief van 2017: „Is Deus sive Natura niet dé manier om het wonderbaarlijke te verwoorden? Het sacrale, het respect en de eerbied voor moeder natuur die bij de 21ste-eeuwse mens, de homo economicus, zo node wordt gemist?”
Vanavond is het zover: de verloofden Magdalena Eriksson en Pernille Harder staan samen op het veld, tegenover elkaar. De een speelt voor Zweden, de ander voor Denemarken. Ze vormen al meer dan tien jaar een paar.
In het mannenvoetbal wordt vaak lang en uitgebreid stilgestaan bij broers die tegen elkaar spelen, maar dat is klein bier vergeleken met wat er op dit EK voor vrouwen gebeurt. Niks broers, geliefden! Neem Viviane Miedema (Nl) en Beth Mead (Eng). Ook zij kunnen met enig geluk nog tegenover elkaar komen te staan.
Of moet ik schrijven: met enig ongeluk? Want hoe gaat dat als je elkaar, in voetbaltermen, vooral „veel pijn wilt doen”? Wat app je elkaar ‘s morgens vanuit verschillende spelershotels? „Succes”? Of: „Sterf!” Geef je een geliefde zelfvertrouwen of kom je met een vernuftige poging haar uit het veld te slaan, tenminste voor die dag?
Dit fenomeen illustreert nog eens het grootste verschil met de mannen: niet de wijze waarop spelers een hoekschop nemen of de buitenspelval hanteren, maar de eerlijkheid over eigen seksuele geaardheid. Het aantal spelers dat bij het afgelopen EK voor mannen publiekelijk uit de kast was? Nul. Bij dit EK voor vrouwen? Bijna 20 procent: 73 van de 368 deelnemende spelers. Pubquiz: hoeveel bij Oranje? Antwoord: 8. (Bron: Outsports.com)
En vanavond dus Harder versus Eriksson. Voor gelijkheid binnen de relatie zou het goed zijn als Denemarken wint, want de laatste keer dat het tegen Zweden speelde was vernederend. In Solna, Zweden, werd het 6-1. Zeg dan maar dat het „leuk” is om tegen je liefde te spelen.
Een baan met een flink salaris, een fatsoenlijke man, een mooi huis: eigenlijk heeft Yeongju alles wat ze altijd al wilde. Toch is ze niet gelukkig. Ze neemt ontslag, vraagt een scheiding aan en verhuist naar een buitenwijk van Seoul om haar droom te verwezenlijken: een eigen boekwinkeltje met koffiebar. Daar komt al snel een vast clubje dolende zielen samen: een eenzame barista, een koffiebrander met een slecht huwelijk, een werkloze vrouw die gerust zes uur lang komt breien. Door contact met elkaar te maken en boeken te lezen, komen ze – spoiler alert! – stuk voor stuk hun struggles te boven.
Welkom in de Hyunam-dong boekwinkel heet deze Koreaanse bestseller uit 2022 van Hwang Bo-reum. De roman is inmiddels in meer dan 25 landen te koop. Deze zomer, op 6 augustus, verschijnt-ie in het Nederlands bij uitgeverij Meulenhoff. Op die dag komt ook De boekwinkel van vrijdag van de Japanse Sawako Natori (uitgeverij Wereldbibliotheek) uit. Over een „magische boekwinkel” – ook weer met koffiebar – in een klein treinstation in de buurt van Tokio, waar altijd precíés dat ene boek op je ligt te wachten dat je op dat moment in je leven nodig hebt.
Buurtsupertje
De twee boeken zijn schoolvoorbeelden van cosy fictie, een genre dat in Japan en Korea al meer dan tien jaar bestaat en sinds een jaar of twee ook in Nederland groter wordt.
Het verhaal speelt zich altijd af op een kleinschalige, idyllische plek: een koffietentje of boekwinkeltje dus, een bakkerij, een chocolaterie of een buurtsupertje. Daar komen doodnormale mensen naartoe met hun doodnormale problemen: een gebroken hart, ruzie met een broer of zus, een dode kat, een rotbaan. Vaak is elk hoofdstuk aan een ander personage gewijd, dat in die knusse omgeving al gauw tot een inzicht komt. Het einde is vrijwel altijd happy, of in elk geval troostrijk. Samen met ‘hartverwarmend’ is ‘troostrijk’ het woord dat het vaakst voorkomt op de achterflappen van deze boeken. Verder herken je ze aan een kat en/of kop koffie op de cover. Dik zijn de boeken meestal niet.
Ik heb meteen zin om naar een knus dorpje te verhuizen waar iedereen elkaar kent
„We zetten er echt op in”, zegt Sterre Houweling, adjunct-uitgever literaire fictie en non-fictie bij uitgeverij Meulenhoff, dat in Nederland de meeste cosy boeken uitgeeft. Waaronder de twee grootste bestsellers van de afgelopen jaren: Morisaki’s boekwinkel van Satoshi Yagisawa – inmiddels vertaald in meer dan vijftien talen – waarin werken in een boekwinkel wederom helend blijkt. De andere is Voordat de koffie koud wordt, van Toshikazu Kawaguchi, inmiddels een vijfdelige serie waarvan wereldwijd meer dan 7,5 miljoen exemplaren zijn verkocht. Over een café waar je kunt tijdreizen om bijvoorbeeld je ex-vriend of overleden opa nog één keer te zien. Het vijfde deel verschijnt 16 oktober in het Nederlands.
Sinds kort heeft Meulenhoff iemand die Koreaanse manuscripten kan beoordelen, want die krijgen ze „enorm veel” aangeboden van buitenlandse uitgeverijen en agenten.
Teder en precies
Houweling ziet cosy fictie voorbij komen van allerlei niveaus. „We pikken daar de best geschreven boeken uit. En we merken dat het genre serieus genomen wordt”, zegt ze. NRC gaf in 2015 vier ballen aan De kat van Takashi Hiraide, het eerste cosy boek dat Meulenhoff uitgaf en dat zich volledig afspeelt in het huis van twee schrijvers, waar plotseling een kat binnenstapt. „Geen spectaculair of ambitieus werk” werd het genoemd. „Maar wel een teder en precies boek dat de glans en de tijdelijkheid van het alledaagse ontsluiert.” Trouw schreef vorig jaar over Morisaki’s boekwinkel: „er gebeurt nauwelijks iets, toch wil je de winkel niet uit”.
Illustratie Lotte Dijkstra
Daarentegen worden de boeken van cosy-fictie-schrijver Jenny Colgan (uitgeverij Luitingh-Sijthoff) nooit door kranten gerecenseerd. De Schotse auteur brengt bijna elk jaar een nieuw boek uit met titels als Het cupcake café, De kerstboekenwinkel en De kleine bakkerij aan het strand, waarin de hoofdpersoon verliefd wordt op een local: een norse bankmedewerker (zal hij ontdooien?!) of een sympathieke imker. Die boeken vallen onder het subgenre cosy romance.
Dan is er ook nog cosy fantasy, waarin bijvoorbeeld een ork haar zwaard neerlegt en een koffietentje begint (Legendes & lattes van Amerikaan Travis Baldree, het bekendste boek in dit genre). En er is cosy crime, waarin moordzaken zonder lugubure details worden opgelost door amateur-detectives. Zoals de drie gepensioneerde basisschooljuffen in A Spoonful of Murder van J.M. Hall, die elke week koffiedrinken in het café van het lokale tuincentrum, waar ze een oud-collega tegenkomen die een week later dood blijkt.
Pratende katten
Inmiddels komen schrijvers van cosy boeken uit allerlei landen, zegt Sterre Houweling van Meulenhoff. „De boeken uit Japan en Korea bevatten wel vaker magische elementen als tijdreizen en pratende katten. In andere boeken ligt de nadruk meer op romantiek.”
Dat de oorsprong in Japan en Korea ligt, heeft volgens haar deels te maken met de hoge prestatiedruk in die landen. „Ze zijn daar al langer bezig met thema’s als: ontsnappen aan de ratrace, de druk van de kapitalistische maatschappij en het grootstedelijk bestaan. In deze boeken kiezen de hoofdpersonages voor wat ze eigenlijk altijd al hebben willen doen: een boekhandel starten bijvoorbeeld. Een droom die veel mensen koesteren.”
Een ander terugkerend thema is het vinden van een community, zegt Houweling. „Veel jongeren zijn klaar met het individualisme en het altijd maar op je telefoon zitten. Deze boeken gaan over hoe mooi het is om écht contact te maken.”
Van deel één van de Voordat de koffie koud wordt-serie zijn nu bijna 20.000 exemplaren verkocht in Nederland, zegt Houweling. „Al worden er in Nederland nóg meer exemplaren in het Engels verkocht. We hebben in dit genre veel last van Engelstalige concurrentie. De boeken worden veel gelezen door jonge mensen en zij zijn gewend om Engels te lezen. Bovendien zijn Engelstalige boeken vaak goedkoper.”
Healing fiction
De afgelopen jaren verschijnt het ene na het andere onderzoek waaruit blijkt dat veel jonge mensen kampen met psychische klachten en ongelukkiger zijn dan voorgaande generaties. Ze maken zich zorgen over de inflatie, de woningmarkt en de gevolgen van oorlog en wereldpolitiek. Niet gek dat jongeren heil zoeken in boeken waarin nooit iets slecht afloopt, zegt Bella Olgulmus (32), inkoper manga, foreign languages & psychology bij de Engelstalige boekwinkel American Book Center in Amsterdam. „Cosy fiction is een hug in boekvorm.”
Het American Book Center wijdde afgelopen april een hele etalage aan healing fiction, het type cosy boeken met een „iets melancholischer ondertoon”. Er wordt elke dag naar cosy fictie gevraagd in de winkel, zegt Ogulmus. Vooral door jonge vrouwen. „Al zien we ook dat wat oudere mensen die voor het eerst iets in het Engels willen lezen hiermee beginnen.”
Zelf las Ogulmus altijd al veel Japanse literatuur. „Japanse schrijvers staan bekend om hun omschrijvingen van de schoonheid van het alledaagse. Dus het verbaast me niet dat zoveel van deze boeken daar vandaan komen.”
Haar collega Tiemen Zwaan, inkoper science fiction & fantasy, ziet de opkomst van cosy fantasy als „een reactie op reeksen als Game of Thrones waarin bijna iedereen slecht is en je zelfs tijdens een bruiloft een mes in je rug kunt verwachten. In cosy fantasy geldt juist – om maar met Rutger Bregman te spreken – dat de meeste mensen deugen. Alles draait om persoonlijke ontwikkeling, niet om wie de troon krijgt.”
Ogulmus ziet het succes als deel van een grotere beweging, waar bijvoorbeeld ook het huidige succes van feelgood-series als Friends (1994-2004) en Gilmore Girls (2000-2007) bij passen. „Die zijn enorm populair onder een nieuwe generatie. Ik game veel en in de gamewereld zijn cosy, comforting games een grote trend. Cozy Caravan bijvoorbeeld: dan heb je een koffiecaravan en moet je een menu samenstellen, het interieur verzinnen, klanten bedienen. Of Fantasy Life, een game waarbij ‘zal ik een appelboompje of een perenboompje in mijn tuintje planten’ de meest complexe keuze is die je moet maken. Ik kan zo honderd van dit soort spellen noemen.”
Illustratie Lotte Dijkstra
Bij American Book Center liggen ook cosy kleurboeken voor volwassenen. Cosy Cuties bijvoorbeeld. Met schattige diertjes die koffiedrinken en boodschappen doen. „Ook heel populair”, zegt Ogulmus.
De Amerikaanse uitgeverij Penguin, die zelf geen boeken over katten of koffie uitgeeft, lijkt te willen meeliften op de trend. Het publiceerde onlangs een lijstje met „cosy books to snuggle up with” met daarin literaire klassiekers als Onder moeders vleugels en Liefde in tijden van cholera. Boeken waarin het alledaagse leven en menselijke relaties centraal staan. The Booker Prize maakte een een lijstje met „13 cosy reads from the Booker Library” met boeken van onder meer Elizabeth Strout (My Name Is Lucy Barton) en Kazuo Ishiguro (The Remains of the Day).
Warm dekentje
Toen Nikki Greveling (29) twee jaar geleden voor het eerst een cosy boek las, moest ze „wel even wennen”, zegt ze. Daarvoor las ze vooral fantasy en romance. „Het tempo ligt een stuk lager dan ik gewend was. Maar ik vond het een heerlijke ervaring. Het voelde als op de bank kruipen met een warm dekentje en een kopje thee. Ik kon mijn gedachten even helemaal uitzetten.”
Ze leest tussen de vijf en tien boeken per maand, ook vanwege haar werk: ze vertaalt Engelse boeken naar het Nederlands voor verschillende uitgeverijen. Boekwinkels & botbreuken bijvoorbeeld, de prequel van Legendes & lattes van Travis Baldree. Sinds zeven jaar is ze ook ‘bookstagrammer’ (@ninisbooks, 4.500 volgers). Ze post stillevens van de boeken die ze gelezen heeft, omringd door kaarsen en droogbloemen.
Op dit moment vertaalt ze het derde boek in de serie over de ork met koffietentje. „Baldree weet al die lekkernijen zó goed te omschrijven dat je de cinnamon buns bijna kunt ruiken.” En dat is waar dit genre om draait, zegt ze. „Alles valt of staat bij hoe goed de omschrijving van die sfeer is. Je moet jezelf helemaal in die cosy wereld kunnen verliezen tijdens het lezen.”
BookTok-idool Laurie Gilmore van de reeks Het Pumpkin Spice Café is daar ook goed in, zegt ze. „Dat gaat over een koffietentje in een small town. Ik woon zelf in Tilburg, maar krijg meteen zin om naar een knus dorpje te verhuizen waar iedereen elkaar kent.” En, ze leert er ook echt iets van. „Deze boeken draaien om het rustiger aandoen en genieten van kleine gelukjes.”