
De weg naar roem was lang voor de Mexicaanse componist Gabriela Ortiz (60). Dankzij de Venezolaanse dirigent Gustavo Dudamel – chef van de Los Angeles Philharmonic – beleefde ze acht jaar geleden haar internationale doorbraak. Afgelopen week won die combinatie drie Grammy’s voor het album Revolución diamantina (2024), onder meer die voor het beste hedendaagse klassieke werk. Drie Grammy’s, dat is zeldzaam voor een klassiek album.
De titel Revolución diamantina verwijst naar Ortiz’ ballet over de massale protesten vijf jaar geleden in Mexico tegen de ‘epidemie’ van vrouwengeweld en femicide. Na de zoveelste verkrachting, ditmaal door een agent, bestrooiden vrouwelijke demonstranten het hoofd van de politie met diamantina, roze glitters. Die naamgeving zegt eveneens iets over het karakter van Ortiz’ werk: het gaat vaak over de grote vragen en problemen van onze tijd, maar ze benadert die met aanstekelijke ritmes waarin zich optimisme en veerkracht nestelen. En sommige stukken ademen ook de mysterieuze magie die je in een roman als Honderd jaar eenzaamheid van Gabriel García Márquez vindt.
Dat geldt zeker voor de drie werken op Revolución diamantina: naast het titelstuk bevat dit het vioolconcert Altar de Cuerda – met de Spaanse Maria Dueñas als solist – een eerbetoon aan de architectuur van Mexico, Spanje en de maya’s. Een weergaloos spel tussen viool en orkest. En dan is er Kauyumari, een naam van een blauw hert dat een spirituele geest is bij het gebruik van de hallucinerende peyote-cactus in een ritueel van de inheemse Huichol-stam. Een filmisch en betoverend stuk, waarmee Dudamel wel raad weet. De muziek bruist van de levenslust.
Lastige vragen
Behalve winnares van drie Grammy’s is Ortiz dit seizoen ook uitverkoren tot huiscomponist van de New Yorkse Carnegie Hall, waarvoor ze een aantal nieuwe stukken zal maken, onder meer een celloconcert, een koorwerk en een strijkkwartet. Ook Europa ontdekte Ortiz. Dirigent Dudamel zette haar muziek vorig jaar op de lessenaars van de Berliner Philharmoniker. En publiek en musici stonden na afloop op de banken.
Dat concert betekende voor Ortiz na dertig jaar een terugkeer naar Europa. Midden jaren negentig deed ze een zomercursus in Darmstadt, toen het walhalla van de moderne muziek. Daar kreeg ze vooral lastige vragen over gebruik van ritme en haar Mexicaanse achtergrond. Al een paar jaar eerder, tijdens een muzikale studie in Londen, vroeg een compositieleraar haar de ritmes weg te laten, vertelde Ortiz vorig jaar aan The New York Times. „Dat zou zoiets zijn als mijn arm afhakken”, antwoordde ze.
Als jong kind studeerde ze klassieken als Mozart en Beethoven op de piano, maar haar muzikale ogen gingen pas echt open toen ze Stravinsky’s Sacre du Printemps en de componist Bartók ontdekte. Haar ouders – vader architect, moeder psychoanalyticus – hadden een tweede loopbaan als musici in Los Folklaristas, een band die Mexicaanse volksmuziek speelde. Het horen van Bartók en Stravinsky deed Ortiz al jong geloven dat er ook plek was voor de Latijns-Amerikaanse folk in de klassiek traditie. De winst van drie Grammy’s hebben die overtuiging nog eens kracht bijgezet. Ga het horen.
‘Kauyumari’, een van de stukken op het Grammy-winnende album Revolución diamantina van Gabriela Ortiz.
