Opinie | Je kunt niet ongeschonden klappen blijven vangen

Beeld Lynne Brouwer

Ahmed Aboutaleb, oud-burgemeester van Rotterdam, heeft een metafoor bedacht voor integratie. Hij ziet Nederland als een snelweg voor zich. De migrant wil dezelfde snelweg op, maar moet invoegen. Goed kijken, zegt Aboutaleb, en je snelheid aanpassen aan het rijdende verkeer. Eenmaal op de snelweg ga je met de stroom mee.

Typisch Aboutaleb, de autodidact die graag beeldspraak gebruikt om anderen te overtuigen van zijn visie, en ik vermoed dat het bij een inburgeringscursus ook wel werkt. Hij kan daarbij op goedkeuring rekenen van zowel links- als rechts-georiënteerde Nederlanders, die in hem een soort nobele wilde zien. In de instemmende reacties klinkt vaak de stiekeme wens: waren ze maar allemaal zo.

Niets ten nadele van Aboutaleb, de imamszoon uit het onherbergzame noorden van Marokko die het schopte tot burgemeester van de tweede stad van Nederland. Dat moet een lange invoegstrook zijn geweest. Maar zoals Nourdin El Ouali, destijds raadslid en plaaggeest van Aboutaleb in het stadhuis, stekelig terugkaatste: hoezo invoegen, we rijden allang op de linkerrijbaan.

El Ouali wilde maar zeggen: integratie is achterhaald, emancipatie is waar het over zou moeten gaan.

Tel je zegeningen

Van het verheffingsideaal is in Nederland allang afscheid genomen en de emancipatiemotor hapert al een tijdje, maar onmogelijk is het niet: als zoon van een gastarbeider terechtkomen bij NRC. Wanneer je een plaats aangeboden krijgt bij zo’n instituut, dan tel je je zegeningen. Sinds 2017 deed ik dat dan ook geregeld bij deze liberale krant, die in haar (oorspronkelijke) beginselen heeft vastgelegd dat „de vrije ontplooiing van de gaven die in de individuele mens verborgen liggen, het hoogst haalbare ideaal” vormt. De ruimte die mij is gegund heb ik als schrijver ten volle benut, onder andere als columnist, essayist, recensent en commentator – om vervolgens de opinieredactie te leiden.

Dat weerhield sommigen er niet van om de vraag te stellen of ik als Marokkaanse Nederlander wellicht aangenomen ben om mijn afkomst. Daar zit trouwens niet altijd kwade wil achter. De argeloze buitenstaander werpt slechts een blik op het colofon en zou zich vervolgens kunnen afvragen: is die man nou leidinggevende geworden omdat hij bekwaam genoeg is of omdat de krant goede sier wil maken met een van de weinige redacteuren die een migratieachtergrond heeft? Welwillenden zullen zeggen: misschien wel, maar je moet ergens beginnen. Kwaadwillenden daarentegen vermoeden ‘positieve discriminatie’ en verwijten de krant ‘woke’ te zijn.

In dat geval vind ik altijd wel troost in een anekdote over een van mijn voorgangers, wijlen Anil Ramdas (1958-2012), toen hij columnist werd van NRC Handelsblad, lang voordat woorden als ‘diversiteit’ en ‘inclusie’ opgeld deden. Hem werd destijds gevraagd of hij dacht dat hij die positie kreeg omdat hij een allochtoon was. Ramdas antwoordde: „Ik hoop het.” Maar de journalist die hem de vraag stelde schreef op: „Ik denk het.” Saillant verschil. Later legde Ramdas uit waarom hij het hoopte: „Je hebt geen allochtone journalisten nodig om te kunnen rapporteren over allochtonen. In principe zou iedereen dat kunnen. Maar alleen in principe.”

Geen mening

De chef van de opinieredactie wordt geacht geen opinie te hebben. Klinkt paradoxaal – dat is het ook – maar het is te begrijpen. Het chefschap is primair een dienende en soms ondankbare rol. Dat geeft niet, het is immers een betaalde rol. Professioneel zijn is het devies. De krant is niet van mijn vader.

Een aanzienlijk deel van de samenleving is nochtans bereid om een chef opinie van een dagblad met toevallig Noord-Afrikaanse voorouders op onfatsoenlijke wijze te benaderen. Talrijk zijn de kwalijke verdachtmakingen die je kennelijk gratis bij achternamen zoals de mijne meekrijgt. Soms expliciet maar meestal tussen de regels door. Zodra je reacties krijgt met bijzinnen als ‘ooit was deze krant de slijpsteen voor de geest’ of ‘Heldring draait zich om in zijn graf’, dan is de onderliggende boodschap: allochtoontje, ken je plaats, gauw terug je hokje in.

Er bleek inderdaad maar één gebeurtenis nodig te zijn om als migrantenkind weer de schijn tegen te krijgen

Je leert het herkennen en je leert ermee omgaan, maar wennen doet het nooit. Dat is de keerzijde van emancipatie: wanneer minderheden op de sociale ladder klimmen en zelfs carrière maken in beroepen die cultureel en maatschappelijk invloedrijk zijn, dan komen reactionaire krachten los die zich niet laten beteugelen. Dan kun je nog zo fier je verworven positie claimen en ‘wen er maar aan’ roepen, maar je kunt niet ongeschonden klappen blijven vangen. Verwar incasseringsvermogen niet met onkwetsbaarheid.

In de sociologie wordt ook wel gesproken van de ‘integratieparadox’: hoe meer je meedoet, hoe sterker de afwijzing gevoeld wordt. Maar dat gaat dan vaak over hoe de ‘nieuwkomer’ de weerstand ervaart en minder over het ressentiment van de ‘ontvangende’ kant van de samenleving. In de Verenigde Staten hebben ze daar sinds Trumps eerste verkiezingszege een pakkende term voor bedacht: whitelash. Oftewel, het verzet (backlash) van de dominante groep (de witte meerderheid) tegen de emancipatie van minderheidsgroepen.

Beeld Lynne Brouwer

Profetische woorden

Niemand in Nederland belichaamt deze whitelash meer dan Telegraaf-journalist Wierd Duk, die openlijk spreekt van een „islamistische 5de colonne”, van taxichauffeurs tot columnisten bij dagbladen en parlementsleden, „een situatie die een serieuze bedreiging [vormt] voor de liberale rechtsstaat”. Het is de giftige taal die we kennen sinds de aanslagen van 11 september 2001, of voor degenen die wat langer meelopen en goed hebben opgelet al veel eerder, in de nasleep van de Rushdie-affaire in 1989. Toen was het onder andere schrijver Gerrit Komrij die nota bene in een column in NRC Handelsblad over de aanwezigheid van moslims in Nederland schreef: „We hebben ze als stakkers verwend en krijgen ze als wolven terug.”

Toen ik in 2021 samen met mijn onvolprezen collega Wafa Al Ali de podcast Generatie 9/11 maakte, over hoe wij ons als jonge tieners met respectievelijk een Marokkaanse en Libanese achtergrond moesten verhouden tot een maatschappij die ons uitkotste, verkeerden wij voorzichtig in de veronderstelling dat het ergste wel achter de rug was. De verhitte discussies over Marokkanen, de multiculturele samenleving en de islam leken enigszins geluwd. Al hield ik een kleine slag om de arm door te zeggen dat we slechts één gebeurtenis verwijderd zijn van die hele riedel van toen. Sinds 7 oktober 2023 kregen mijn woorden helaas een profetisch gehalte.

De schaamteloosheid waarmee sommige opiniemakers, journalisten en politici zich nadien over Nederlanders met een hart voor de Palestijnse zaak hebben geuit is weerzinwekkend te noemen. Deze krant is daarbij kennelijk een geliefd doelwit en ik heb een donkerbruin vermoeden waarom dat zo is.

Wanneer de rechtse houwdegen Nausicaa Marbe, columnist van De Telegraaf en NIW, op X schrijft dat „NRC een antisemitische agenda heeft”, dan is die hondenfluit voor haar volgers maar al te duidelijk. Hetzelfde geldt voor Ulysse Ellian, Tweede Kamerlid namens de VVD, toen hij na een hoofdredactioneel commentaar van NRC waarin werd vastgesteld dat „de situatie in Gaza inmiddels veel kenmerken vertoont van een genocide” reageerde met de weinig subtiele suggestie: „Je zou bijna denken dat afkeer van Israël en Joden een vereiste is om bij deze krant te werken.”

Gaza is voor deze generatie wat Algerije en Vietnam waren in de jaren zestig

In haar inmiddels beruchte motie na de Maccabi-rellen in Amsterdam stelde VVD-Kamerlid Bente Becker voor om de „culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond” bij te houden. Ik vraag me dan af: wie houdt de normen en waarden van Nederlanders als Bente Becker bij? Wat Becker en veel van haar geestverwanten niet doorhebben, is dat de rollen zijn omgedraaid. De verlichte normen en waarden waar westerlingen prat op gaan worden nu als maatstaf gebruikt door de kinderen en kleinkinderen van migranten die oorspronkelijk uit landen komen waar zij aan den lijve hebben ondervonden wat die normen en waarden in de praktijk betekenen. ‘Gaza’ is daar nu een verlate en grimmige illustratie van.

Neutraal is een uitvlucht

Het is, tot slot, die postkoloniale blik op de genocidale oorlog in Gaza die op de nieuwsredacties (ja ook bij NRC) tot ongemak leidt. Generaties, referentiekaders en wereldbeelden botsen. Oudere collega’s die zijn opgevoed met de bijna vanzelfsprekende solidariteit met het ‘kleine dappere’ Israël. Die de morele opdracht van na de oorlog – ‘nooit meer’ – met zich meedragen, als plichtsbesef. Maar als dat je enige referentiekader is, dan ontstaan er blinde vlekken. Zoals bij de collega die (tot zijn schaamte) toegaf geen moment te hebben stilgestaan bij de gevoeligheid rond de aanwezigheid van Maccabi-supporters in hartje Amsterdam, waarvan een deel pas in Gaza als militair had gediend. Hij had ‘gewoon’ een gezellige en sfeervolle voetbalavond beleefd.

De redacteuren met het ‘diversiteitsvinkje’ zien het wat dat betreft meestal scherper dan de collega’s zonder (het is geen verrassing te noemen dat veel correspondenten daar een uitzondering op vormen). Dat is trouwens wat diversiteit op een redactie doet (en hoort te doen): het perspectief verbreden, het verhaal aanvullen en completer maken.

Is daar voldoende ruimte voor? In principe wel, maar voor sommigen is de praktijk weerbarstig. Het idee is toch vaak: je bent journalist – je laat je keffiyeh thuis. Betrokkenheid, oké, maar journalistieke afstand is geboden. De rest hoort in het rijtje vieze woorden als ‘sentimenten’, ‘activisme’ en ‘meningen’.

Maar je kunt van mensen niet verwachten dat zij het grootste morele vraagstuk van het moment parkeren alsof het om een persoonlijke preoccupatie gaat. Gaza is voor deze generatie wat Algerije en Vietnam waren in de jaren zestig. Een ‘neutrale’ houding is een uitvlucht.

Dat zou ook niet bij NRC passen. Redacteuren stellen zich „teweer tegen een wereld waarin mensenrechten worden geschonden […] Waarin militaire macht belangrijker is dan internationale rechtsorde” – zoals de woorden luiden uit de geactualiseerde beginselen van NRC uit 2006.

Laat die woorden geen lege huls zijn.

Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’