Met de „grootst mogelijke ernst” bekeek de Israëlische premier Benjamin Netanyahu donderdag de „schokkende taferelen” tijdens de vrijlating van gijzelaars in Khan Younis, een stad in het zuiden van de Gazastrook. „Dit is een extra bewijs van de onvoorstelbare wreedheid van de terroristische organisatie Hamas.”
Hij doelde op de – uiteindelijke wel succesvolle – overdracht van twee Israëlische en vijf Thaise gijzelaars aan het Rode Kruis. Dat gebeurde te midden van een grote menigte, met duwende en schreeuwende mensen die de voertuigen omringden en de overdracht vertraagden. Wat minuten had moeten duren, nam uiteindelijk meer dan een uur in beslag. Ordebewakers van Hamas probeerden de menigte in bedwang te houden. Israëlische functionarissen noemden de situatie „één stap verwijderd van een lynchpartij”.
De overdracht was onderdeel van afspraken over het staakt-het-vuren in Gaza. Israël liet donderdag 110 Palestijnse gevangenen vrij.
Vernedering
Toen Hamas enkele honderden mensen gijzelde, in oktober 2023, was dat een duidelijke schending van het humanitair oorlogsrecht. Maar als die mensen eenmaal gegijzeld zijn, gelden er ook regels voor hun behandeling.
Het overdragen van gijzelaars is volgens het oorlogsrecht niet aan specifieke regels gebonden, zegt Marten Zwanenburg. Hij is hoogleraar militair recht, in het bijzonder recht tijdens militaire operaties, aan de Universiteit van Amsterdam en de Nederlandse Defensie Academie. „Maar er gelden wel algemene regels voor de behandeling van gevangenen, en die gelden tot het moment dat je ze vrijlaat.”
Ten eerste, zegt Zwanenburg, is er een algemene verplichting om gevangenen menselijk te behandelen. „Dat betekent onder meer dat je ze niet mag martelen of vernederen.” Dat vernederen is niet nader gedefinieerd, en staat dus open voor interpretatie. Zwanenburg: „Je zou kunnen beargumenteren dat het behandelen van een gijzelaar als trofee vernederend is.”
Een tweede relevante regel in het oorlogsrecht is dat gevangenen niet blootgesteld mogen worden aan ‘publieke nieuwsgierigheid’. Ook die regel zou hier geschonden kunnen zijn, aldus de hoogleraar: de gijzelaars werden vrijgelaten voor het oog van camera’s, onder meer van Hamas.
Ook bij eerdere overdrachten werd deze regel al geschonden, bijvoorbeeld door gijzelaars op een podium te zetten, tegen de achtergrond van een Hamas-logo, waarbij ze gedwongen werden om dingen te zeggen. Overigens werd Israël eveneens beschuldigd van het overtreden van deze regel toen er beelden naar buiten kwamen van Palestijnse gevangenen die gedwongen waren om zich tot op hun ondergoed uit te kleden.
Zwanenburg houdt een kleine slag om de arm over de vraag of de wijze van overdracht door Hamas ook de mensenrechten van de gijzelaars schond. De mensenrechten binden primair staten, zegt Zwanenburg. „Die rechtsregels zijn bedoeld om burgers tegen staten te beschermen, en niet voor gewapende groepen als Hamas.”
Bij een oordeel over schending van het oorlogsrecht moet je volgens de hoogleraar wel de situatie in de Gazastrook in acht nemen. Het gebied is door Israël platgebombardeerd, en Hamas moet zich vanuit tunnels hergroeperen om de overdracht van gijzelaars te regelen. „Dat zou je semi-verzachtende omstandigheden kunnen noemen. Maar al met al denk ik wel dat Hamas meer had kunnen doen om deze taferelen te voorkomen.”
Rode Kruis
Vanuit Israël werd er ook kritisch gekeken naar de rol van het Rode Kruis bij de overdracht. Een woordvoerder van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) zei in een verklaring dat zijn organisatie in contact staat met alle partijen over de voorwaarden voor de vrijlating van gijzelaars en gevangenen. „Hoewel we onze zorgen uiten, zijn wij niet degenen die deze voorwaarden bepalen.”
Wel dringt de hulporganisatie erop aan dat toekomstige overdrachten „op een veilige en waardige manier” worden uitgevoerd. „De veiligheid van deze operaties moet worden gewaarborgd en we dringen aan op verbeteringen in de toekomst”, zei voorzitter Mirjana Spoljaric Egger van het ICRC. „Het ICRC heeft geen controle over het tijdstip van de vrijlating, de plaats of de omgeving. De details en logistiek worden door de partijen zelf bepaald.”
Veel meer kan het Rode Kruis ook niet doen, beaamt Zwanenburg. „Het heeft geen middelen om de veiligheid tijdens een overdracht af te dwingen. Het kan er hooguit op aandringen dat de partijen die bemiddeld hebben bij het staakt-het-vuren, dus Qatar, Egypte en de Verenigde Staten, Hamas op de situatie aanspreken.”
In de bouwsector, de politiek én natuurorganisaties stonden zowaar alle neuzen dezelfde kant op: bij nieuwbouw en renovaties moest het verplicht worden holle tegels in te metselen in buitenmuren, zodat vogels aan nestplekken worden geholpen. Een kleine moeite met grote opbrengst, vonden alle partijen. Begin dit jaar zou de neststeenregel ingaan.
En toen besloot BBB-minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een stokje voor het ‘vogelinclusief bouwen’ te steken. Om snel woningen te kunnen realiseren schrapte zij „belemmerende regels en procedures”. Terwijl „vogels ook last hebben van woningnood”, zegt Timo Roeke, senior adviseur bescherming van Vogelbescherming Nederland.
Dat vogels hulp kunnen gebruiken, blijkt elk jaar opnieuw bij de Nationale Tuinvogeltelling. „De populatie van huismussen is met 65 procent afgenomen”, zegt Roeke. „Er zijn in Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Rotterdam zelfs meerdere wijken waar de huismus gewoonweg niet meer voorkomt.” Rond het ochtendgloren klinken steeds minder tsjilpende, kwetterende en zingende vogels. Dat heeft te maken met de verstening van Nederland en met het gebrek aan nestruimte. De kieren en gaten die huizen vroeger hadden waren slecht voor de isolatie en het energielabel, maar wél goed als nestruimtes.
Niet alleen natuurorganisaties zijn geschrokken door het schrappen van de regel. De bouwbrancheverenigingen Bouwend Nederland, WoningbouwersNL en NEPROM hebben Keijzer in een brief laten weten dat ze haar streven steunen „om overbodige regelgeving te voorkomen”, maar niet déze regel.
Op initiatief van Habtamu de Hoop (GroenLinks-PvdA) heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen die ervoor moet zorgen dat de regel toch ingaat. Het is nog niet bekend of Keijzer daar gevolg aan geeft. Roeke hoopt van wel, vooral voor soorten die in holen broeden, „zoals de huismus en gierzwaluw”.
Tot die tijd zijn vogels prima geholpen met de klassieke nestkast aan de buitenmuren. Ook nu al, in deze regenachtige wintermaanden, zegt Roeke. „Het klopt dat veel vogels terugkeren uit Afrika in de lente, maar er zijn ook soorten die nu al op zoek zijn naar een plekje.”
Voor een goeie nestplek gelden wel een aantal voorwaarden.
1Het maakt uit hoe en waar je een nestkast ophangt
„Hang het huisje niet met de opening op het westen”, zegt Roeke, „dan is de kans groot dat de regen naar binnen waait.” Het is ook van belang dat het niet te laag bij de grond hangt, „anders zijn de vogels kwetsbaar voor katten”. Huiskatten en verwilderde katten zijn naar schatting verantwoordelijk voor het doden van zo’n 20 miljoen vogels per jaar.
2Een nestkast moet waterdicht zijn en open kunnen om het schoon te maken
Een stokje voor de ingang hoeft niet, dat kan juist roofdieren een handje helpen.
3Verschillende vogelsoorten hebben verschillende wensen
De meeste vogels vinden een voordeur prima, boomklevers willen een ingang aan de zijkant. Veel vogels willen lekker vrijstaand, terwijl mussen graag dicht bij elkaar willen wonen, in een vogelrijtjeshuis of een vogelflat. Een struikbroeder doe je een plezier met een nestkast ín een struik.
4Vogelbescherming Nederland raadt aan om nestkasten alleen van hout te maken
Maar voor wie wat anders wil zijn er online huisjes van diverse materialen te koop. De kleur maakt vogels niet zoveel uit, zegt Roeke. „Alleen de zwaluw wil specifiek een nest op een wit oppervlak.” De andere vogels hebben zich aangepast. „Zolang de voorwaarden voor veiligheid kloppen, kan elke kleur en elk printje.”
Zo is er een vogelhuisje in de vorm van het Mondriaan-huis. Een grachtenpandje. Er is een vogelhuisje met de vlag van Friesland. Er zijn vogelvilla’s. Op de Vitra Campus in Zwitserland was tot februari een tentoonstelling van vogelhuisjes ontworpen door veertig kunstenaars uit verschillende landen.
Zolang de neststenen nog niet verplicht zijn, zullen vogels het met nestkasten moeten doen. En als een vogelhuisje niet bewoond wordt door een pimpelmeesje maar door een familie wespen, is dat eigenlijk ook goed nieuws, zegt Roeke. „Het is allemaal natuur – eigenlijk heeft iedereen woningnood.”
Niemand kan vertellen wanneer het ‘ontwoken’ aan de Vrije Universiteit in Amsterdam precies begon. Jay Dehnert merkte het bijna een jaar geleden. Hij runt op de elfde verdieping van het hoofdgebouw van de VU de Pride Library, een plek waar studenten boeken kunnen lenen over gender en seksualiteit, en waar het, volgens de eigen website, „a safe(r) space for LGBTQIA+ people” is.
In april vorig jaar verschenen overal op en rondom de universiteit stickers: „Er zijn twee genders! Durf jij het nog te zeggen?” De stickers werden ook geplakt op deuren van genderneutrale wc’s, zegt Jay Dehnert, op de muren rondom de bibliotheek, en op een campagneposter waar hij op te zien was, een transgender persoon. „Dit was een doelbewuste poging onze groep te intimideren”, zegt hij. „Mensen uit onze gemeenschap werden bovendien aangesproken, en kregen de vraag of ze gay waren. Het was heel ongemakkelijk.” Dehnert deed melding bij de universiteit, maar tot actie heeft dat niet geleid.
Het gistte die dagen op de campus van de VU. De verkiezingen voor de Universitaire Studentenraad gooiden de status quo volkomen overhoop. Van de partij die al jarenlang de grootste was, de linkse en activistisch ingestelde SRVU, bleef vrijwel niets over. Jay Dehnert had de partij verlaten en een eigen partij opgericht, het linkse URVU, dat één zetel behaalde.
De grote winnaars waren twee nieuwe partijen, die een jaar eerder waren opgericht: ChangeVU, dat zichzelf pragmatisch links noemt, behaalde vijf zetels. En de rechtse Vrijmoedige Studentenpartij (VSP), won vier zetels. De stickers waren door de VSP verspreid. VSP-oprichter Marlon Uljee zegt: „Sinds onze oprichting in 2023 is de PVV de grootste partij geworden. Trump heeft in Amerika gewonnen. Wij hebben ingebroken in de status quo, ook hier, in de academische wereld.”
‘Woketerrorisme’
De VSP streeft naar eigen zeggen naar „het uitbannen van cancelcultuur, het stoppen van ‘woketerrorisme’, en het herstellen van een eerlijk en onbevooroordeeld academisch klimaat”. Zo wilde partij geen ‘safe spaces’, ofwel plekken waar mensen zich veilig kunnen voelen om zichzelf te zijn, een einde aan de ‘cancel culture’, en ‘geen diversity officers’.
Oprichter Marlon Uljee weigerde tijdens een verkiezingsdebat in het Engels te praten, de afgesproken voertaal. „Er heerst geen academische vrijheid”, zegt hij. „Mensen worden psychologisch uitgesloten, of zijn daar bang voor, omdat ze anders denken. Ik hoor voorbeelden van scripties die slechter beoordeeld worden omdat ze gaan over de negatieve impact van migratie, of een andere visie op gender hebben, bijvoorbeeld vanuit een christelijke of islamitische overtuiging.”
Hoe het zit met de stickers bij de Pride Library en de beschuldiging van intimidatie? Uljee: „De stickers hebben we alleen op plekken geplakt waar ze toegestaan waren. We hadden een enquête op de universiteit gehouden waarbij we mensen vroegen hoeveel genders er zijn. Een paar mensen voelden zich daarover sociaal geïntimideerd en zijn naar de beveiliging gegaan. Dat is ook een vorm van cancel culture.”
De VU staat niet op zichzelf. In Utrecht (waar een andere VSP-afdeling zit) en Rotterdam zitten vergelijkbare partijen in de studentenraad. Dit jaar doet de VSP ook mee in Leiden, en er wordt volgens Marlon Uljee gepraat over deelname aan de verkiezingen in Nijmegen en aan de Universiteit van Amsterdam. Het terugdraaien van maatregelen is nog niet gelukt. Uljee heeft het over „een proces van de lange adem”.
Maar, zegt Jay Dehnert, de sfeer op de universiteit is duidelijk veranderd. „Net als op veel andere universiteiten is er een conservatiever klimaat gaan heersen. Omdat de anti-wokebeweging zonder echte gevolgen vrijuit kan spreken en nooit ter verantwoording is geroepen, denken ze: we kunnen dit gewoon doen. Door het politieke klimaat in Nederland en de rest van de wereld hebben ze een extra steun in de rug gekregen. De rechtse Kamermeerderheid heeft ze moreel een zetje gegeven.”
Optie X
De pennenstreken waarmee president Donald Trump de afgelopen dagen een streep zette door wetten die diversiteit en inclusie moesten bevorderen, zijn alleen maar een zichtbaar voorbeeld van wat de prominente Amerikaanse socioloog Musa al-Gharbi (Stony Brook University) aan de telefoon „een gigantische vibe-shift rondom woke” noemt. Trump tekende decreten die onder meer moeten zorgen voor een verbod op transgender personen in actieve militaire dienst, voor het terugdraaien van een richtlijn tegen discriminatie bij de overheid, voor het terugdraaien van de optie X, voor non-binaire mensen, uit Amerikaanse paspoorten.
Mark Zuckerberg pleitte voor een terugkeer van ‘masculiene energie’ in het bedrijfsleven
Deze decreten zijn het slotstuk van een hevige, maar succesvolle tegenbeweging op universiteiten, in conservatieve media, in het bedrijfsleven. Die strijd was cultureel, voordat die zich politiek uitte in de decreten van Trump. Al in 2021 vergeleek JD Vance, de huidige Republikeinse vicepresident, in een podcast de Verenigde Staten met Irak. „We moeten de instituties overnemen van links, en ze tegen links opzetten”, zei Vance. Verwijzend naar het ontmantelen van het regime van de Ba’ath-partij van Saddam Hussein in 2003: „We hebben een ont-woking nodig, net als de de-Baathificatie.”
Dat proces was al vóór het aantreden van Trump in volle gang. Bedrijven als McDonald’s en Meta draaiden hun diversiteits- en inclusiebeleid terug. Meta-topman Mark Zuckerberg kondigde aan in de Verenigde Staten te stoppen met factchecken voor sociale media. Hij pleitte ook, in de podcast van Joe Rogan, voor een terugkeer van „masculiene energie” in het bedrijfsleven, en wilde breken met het aura van progressiviteit dat zijn bedrijf, en de Amerikaanse techsector, omringt.
Occupy Wall Street
De term ‘woke’ werd al vanaf de negentiende eeuw gebruikt binnen de Afro-Amerikaanse gemeenschap, meestal als waarschuwing: blijf wakker in deze racistische samenleving. In de tweede helft van de twintigste eeuw veranderde de betekenis, en ging het om een alertheid om systemisch onrecht te zien. Rond het jaar 2010 nam het gebruik snel toe. Tijdens de economische crisis zetten toen jonge activisten tenten op in New York (en later elders) tegen het kapitalisme: Occupy Wall Street. Er ontstond een brede beweging tegen racisme en politiegeweld, dat de Afro-Amerikaanse gemeenschap onevenredig hard trof: Black Lives Matter.
Dankzij activisme wisten gemarginaliseerde maatschappelijke groepen aandacht en sympathie voor hun zaak te winnen. Het ging in het publieke debat veel meer over antiracisme, over feminisme, lhbti+-rechten, over bewuste en onbewuste vooroordelen. Deze Great Awokening had het tij mee tot ongeveer 2021, schrijft socioloog Musa al-Gharbi in zijn pas verschenen boek We Have Never Been Woke.
Voordat het woord vooral als sneer werd gebruikt, was jezelf ‘woke’ noemen een manier om je te identificeren met deze brede tegenbeweging, zegt Al-Gharbi. Hij, „een zwarte moslim in de academische wereld”, raakte als vanzelf vertrouwd met de woorden die bij de beweging horen, zoals ‘intersectionaliteit’, oftewel de samenhang tussen verschillende vormen van onderdrukking. Hij merkte hoe het in zijn academische bubbel ging over wit privilege, over #MeToo, of over mansplaining. En hij merkte dat deze termen hun weg vonden naar een groot publiek.
The Great Awokening doet volgens Al-Gharbi denken aan progressieve emancipatiebewegingen van de jaren zestig en de late jaren tachtig. ‘Woke’ was veertig jaar geleden nog ‘politieke correctheid’: aanvankelijk een term om aan te duiden dat je de ‘juiste’ opvattingen had binnen de eigen gemeenschap, maar al heel snel een begrip om de progressieve elite mee aan te vallen. De campagne van Pim Fortuyn in 2002 ging voordat hij werd vermoord vooral om zijn anti-politieke correctheid. Het ging niet langer om zeggen wat ‘correct’ is, maar om ‘zeggen wat je denkt’.
Musa al-Gharbi gelooft in de kernideeën van The Great Awokening: streven naar sociale rechtvaardigheid, jezelf bewust zijn van vooroordelen en van maatschappelijke structuren die emancipatie in de weg staan. Maar hij is vooral ook heel kritisch. Ten eerste werd de beweging volgens hem gekaapt door de meest vooraanstaande culturele elite (denk aan kunstenaars, journalisten, wetenschappers, mensen in de tech-wereld). Hij noemt deze klasse de ‘symbolische kapitalisten’, op zijn website heeft hij een stockphoto gezet die precies zijn punt illustreert: een breed lachende witte man in een pak met een bord in de hand, zonder tekst. „Deze klasse nam de taal en de begrippen over van actiegroepen, zonder te begrijpen dat zij zelf deel zijn van het probleem. Zij gebruikten ‘woke’ voor hun eigenbelang: hun status, hun carrière, of omdat ze zich goed wilden voelen over zichzelf.” Deze elite wil twee tegenstrijdige dingen, betoogt hij: maatschappelijke gelijkwaardigheid én de elite in stand houden. Die belangen botsen, uiteraard.
Dekolonisatie
Al-Gharbi is ook kritisch over de polemische manier waarop de beweging haar doelen probeerde te bereiken. „Kijk naar de hervorming van de politie in de VS. Er was een consensus gegroeid, ook onder conservatieven en in de politie zelf, dat het systeem rechtvaardiger moest worden. Er kwam in 2018, onder president Trump, een wet die het gevangenissysteem moest hervormen. Wat niet hielp, was dat de ‘symbolische kapitalisten’, vaak vanuit invloedrijke posities, begonnen te praten over het sluiten van gevangenissen of om minder of zelfs helemaal geen geld te geven aan de politie. De consensus over dit onderwerp erodeerde, het werd weer politiek beladen.”
Vooral op universiteiten en in de journalistiek werd de strijd uitgevochten, zegt Al-Gharbi. Activisten eisten dekolonisatie van de academische wereld, meer aandacht voor diversiteit, en soms ook het weren van rechtse stemmen. Anderen noemden dat weer ‘cancelen’, en eisten spreektijd voor critici van ‘woke’. „Het is niet raar dat de universiteiten het middelpunt van de strijd werden”, zegt hij. „Zij zijn de poortwachters van een maatschappij die draait om kennis en expertise. De vraag is altijd: wie bepaalt welke stemmen gehoord worden en invloedrijk zijn? Dat is de rol van de universiteit.”
Anti-woke werd langzamerhand sterker dan ‘woke’ zelf, bijvoorbeeld in de politiek en media. „Zoals Fox News ontstond als reactie op de periode van politieke correctheid, zo wonnen radicaal-rechtse platformen de afgelopen jaren ook aan populariteit. Donald Trump heeft TruthSocial opgericht. Elon Musk heeft het voormalige Twitter overgenomen. Er is een alternatieve kennisinfrastructuur ontstaan, die het wantrouwen tegen instituties blijft verspreiden. Dat houdt ze in leven. In die zin is het langetermijneffect van ‘woke’ eerder negatief dan positief.”
Donald Trump was in 2016 het belangrijkste product van die tegenbeweging, zegt Al-Gharbi. „Zijn racisme, seksisme, of grappen over een veteraan of iemand met een handicap kwetsten ook een groot deel van zijn eigen kiezers. Toch hadden die er respect voor dat hij opstond tegen de cultuur van politieke correctheid. Ze hadden het gevoel dat ze er niet bij hoorden, dingen niet mochten zeggen. Dat gevoel was sterker dan hun afkeer van Trump.”
Nu merkt Al-Gharbi dat ook de wetenschap draait, net als de techsector. „Ik proef bij collega’s vaak een ‘ochtend na de revolutie’-sfeer. Dan zeggen ze dat ze altijd al kritisch waren over de verplichtingen die ze voelden over taalgebruik of diversiteit, maar dat ze het niet durfden te uiten. Net als Mark Zuckerberg doen ze alsof ze nooit deel uitmaakten van de beweging waartegen ze zich nu afzetten.”
Zelfcensuur
Ook in de Nederlandse politiek zit de energie in het anti-wokekamp. Geert Wilders (PVV), leider van de grootste partij, schreef vorige week nog op X: „No more woke madness or indoctrination.” Zijn fractiegenoot Martine van der Velde zei vorig jaar in de Tweede Kamer: „Of het nu is op het gebied van emancipatie, van media en cultuur, van onderwijs of van welke portefeuille dan ook, de PVV zal er in de komende kabinetsperiode alles aan doen om Nederland na decennia van ideologische gekte eindelijk weer te helpen normaliseren.”
VVD-leider Dilan Yesilgöz noemde in de HJ Schoolezing van 2022, toen nog als minister van Justitie, „het wokisme” één van twee voorbeelden van „bewegingen die de rechtsstaat bedreigen”. (Het tweede voorbeeld was het radicale anti-overheidsdenken bij onder meer FVD.) Yesilgöz had het over mensen „die vinden dat zij mogen bepalen [..] wat deugt en niet deugt. [..] Die onder het mom van inclusie alleen maar bezig zijn met uitsluiten. Met het cancelen van alles wat hun niet aanstaat.”
Anti-woke zijn verenigt de vier partijen van de coalitie van het kabinet-Schoof
Nu zegt Dilan Yesilgöz: „Het is er sinds die toespraak niet beter op geworden, integendeel. Het cancelen gaat maar door. Zoals de Joods-Israëlische comedian in Amsterdam [van wie eerder deze maand optredens werden afgelast], of de sfeer op de UvA en andere universiteiten, waar je ongeveer langs een ballotage moet om te zien of je wel of niet deugt.” Ander voorbeeld, volgens haar: de commotie over de aangenomen motie van haar fractiegenoot Bente Becker, die opriep „om gegevens over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond bij te houden”. De motie haalde een meerderheid, maar na veel ophef trokken CDA, SP en ChristenUnie hun steun aan deze „racistische” motie (zo zei D66) in.
Yesilgöz: „Er was eerst niets aan de hand, het debat verliep rustig, maar er kwam daarna opeens een heel deugcircus op gang. Andere fracties lieten zich onder druk zetten en flikkerden een collega voor de bus door te zeggen dat de motie racistisch was bedoeld. Ik werd er misselijk van.”
Anti-woke zijn verenigt de vier partijen van de coalitie van het kabinet-Schoof, naast PVV en VVD ook NSC en BBB. Anders dan in de Verenigde Staten gaat het ont-woken niet direct. Zelden wordt er een motie tégen woke ingediend. Uitzondering was JA21-fractievoorzitter Joost Eerdmans, die vorig jaar een motie indiende „voor het instellen van een Nationaal Coördinator Wokebestrijding”. Alleen PVV en FVD stemden mee.
Meestal werkt het implicieter. Zo verkocht de PVV de aangekondigde bezuinigingen in het hoger onderwijs als een manier om „de activistische woke-cultuur” op universiteiten aan te pakken. Maar beleid om ‘wokisme’ aan te pakken, zoals Trump deed, is in Nederland niet nodig, zegt Dilan Yesilgöz. „Het gaat veel meer om een houding, om terugduwen. Je hebt geen beleid nodig, maar ballen.”
Marginaal verschijnsel
Politiek gezien is ‘woke’ in Nederland „een marginaal verschijnsel”, zegt socioloog en politicoloog Merijn Oudenampsen (UvA), behalve een partij als BIJ1, die niet meer in de Tweede Kamer zit. „Op links proberen ze identiteitspolitiek zo veel mogelijk te vermijden. De discussie over Zwarte Piet werd vooral gevoerd op sociale media en opiniepagina’s. GroenLinks en PvdA hielden zich er heel lang buiten. Ze zagen het als een cadeautje voor rechts, omdat een meerderheid van de bevolking er anders over dacht.”
Het geluid van de critici van ‘woke’ is veel krachtiger dan dat van de ‘woke’-beweging zélf
Het geluid van de critici van ‘woke’ is veel krachtiger dan dat van de ‘woke’-beweging zélf, zegt Oudenampsen. „De kracht is de vaagheid van het begrip. Het is een soort spectrum, waarop iedereen zijn eigen ongenoegens kan projecteren.” Zo kan de één zich opwinden over „de gekkigheid rond genderneutrale toiletten”, en heeft de ander gewoon een hekel aan alles wat afwijkt van veronderstelde normen. Musa al-Gharbi zegt: „De anti-wokebeweging lijkt nog het meest op wat ze het hardst aanvalt. Ze spreken vaak in termen van existentiële strijd, over het enorme historische belang van hun missie. Terwijl het grote gevaar waar ze voor waarschuwen er in de praktijk helemaal niet is.”
Huilend zat ik bij de kleuterjuf op schoot terwijl mijn klasgenootje triomfantelijk met een beschimmelde broodkorst zwaaide. Die korst had ik onder de kast verstopt om de eetwedstrijd te winnen die we elke pauze hielden. Ik liet de boterhammen per ongeluk expres op de grond vallen zodat ik ze daarna met mijn schoen onder de boekenkast kon schuiven. Het klasgenootje had nu met een liniaal het opgehoopte brood onder de kast vandaan gepeuterd. En was gaan klikken bij de juf, die me op schoot nam en om uitleg vroeg. Maar ik was vier en kon niet uitleggen dat ik geen brood lustte.
Mijn vader zegt dat ik als kind buikpijn kreeg van volkoren brood. Hij vond een oplossing: bij het ontbijt mocht ik dubbelvla met slagroom eten. Niet alleen in het weekend, ook doordeweeks.
Bleef over de vraag wat ik voor tussen de middag mee moest nemen naar school. Als huisarts begon mijn vader om acht uur aan zijn dienst in de praktijk – mijn moeder was dan al lang voor de file uit vertrokken naar haar werk als medewerker personeelszaken bij de Rabobank. Eerst deed mijn vader boterhammen met honing in mijn trommel, in de hoop dat iets zoets er wel in zou gaan. Jam werkte een tijdje tot ik ook dat begon te weigeren. Via witbrood met Nutella kwamen we uit op suikerbrood, gewikkeld in velletjes keukenpapier die altijd vastkleefden aan de suiker.
Wat je eet in je vroege jeugd heeft invloed op je latere gezondheid. „Organen, voedselvoorkeuren en stofwisseling worden in deze periode gevormd”, zegt Tessa Roseboom, hoogleraar vroege ontwikkeling en gezondheid in het Amsterdam UMC. Een verhoogde suikerinname in de eerste duizend dagen kan na je zestigste leiden tot diabetes type 2 en een hoge bloeddruk, beide voorspellers voor hartinfarct en beroertes. Mijn eerste duizend dagen waren volgens mijn vader redelijk suikerarm. Maar vanaf de kleuterschool mocht ik mijn eigen eetpatroon bepalen.
Schilderijen van clowns
Het moment dat ik voor het eerst besefte dat ik raar at, staat me helder voor de geest. Ik zat in groep drie en logeerde bij een vriendje. Al vroeg stond ik op om een bakje dubbelvla te maken voor mijn ontbijt. In dat huis hingen veel schilderijen van clowns, ik herinner me dat ik naar die clowns keek terwijl ik in mijn eentje een bakje dubbelvla at op de bank – tot zijn moeder naar beneden kwam en me aan tafel zette. Daar kreeg ik op mijn kop: kindjes horen nooit zelf iets uit de koelkast te pakken. En zeker geen dubbelvla voor het ontbijt.
Natuurlijk schaamde ik me, omdat ik een fout had gemaakt zonder dat ik het besefte. Als ik me bij anderen gedroeg zoals ik het thuis had geleerd, maakte me dat in hun ogen ‘raar’. Voortaan zou ik beter oppassen om niet op die manier op te vallen. Dat dit ontbijt misschien ook best ongezond was, ontdekte ik pas in groep vier bij een project over de schijf van vijf. Ik stak mijn vinger op in de kring en vroeg waar in de schijf de magnetronhotdogs thuishoorden. De andere kinderen moesten hard lachen en mijn lievelingsjuf Peggy zei dat magnetronhotdogs niet zo gezond voor me waren.
De maatschappij houdt excentrieke mensen graag een mirror of shame voor, oftewel een spiegel van schaamte, dat begint al in de klas. Het is een vorm van normeren waarbij je iemand uitlacht of buitensluit tot diegene zijn gedrag vanzelf aanpast. Maar wat ik van thuis mee kreeg, broodtrommels vol appeltaart, wilde ik niet zomaar veranderen. Dus bleef ik zitten met de schaamte.
De eetzaal van Zweinstein
Het was gezellig met mijn vader aan de ontbijttafel, in het warme licht van de grote lamp. Als ik met hem ontbeet, kreeg ik vaak magnetronpoffertjes met poedersuiker. Of magnetronpannenkoeken, hotdogs of een broodje bapao in een plas chilisaus. Eigenlijk alles wat ik zelf kon opwarmen en niet hoefde te snijden. Toen ik Nutella-tosti’s met banaan wilde eten, zette mijn vader een tosti-ijzer op tafel om die tijdens het ontbijt te bakken. Zelf ontbeet hij in hotels graag warm met gebakken rijst, groente en ei omdat hij tot zijn vijfde in Indonesië had gewoond.
De dagen van de week leerde ik door in de keuken te kijken welke oppas er stond te koken als ik uit school kwam: Francis die er al sinds mijn geboorte was, Annelies de gezellige flapuit of Trees die er als laatste bij kwam. Op maandag en dinsdag kookte Annelies AVG voor ons: witlof, slavink en aardappels. De Indonesische Francis kookte nasi, sperzieboontjes en heerlijke aardappelpuree, zo glad geklopt als vanillevla. Aan haar durfde ik alles te vragen, en zij had op haar beurt veel plezier in mijn spelletjes: als ik deed alsof ik een kat was, zette ze een schoteltje melk voor me op de vloer. Trees kookte heerlijke Hollandse pot zoals ze dat thuis geleerd had: een pan vol speklappen of karbonades stond uren op het vuur te sudderen, gekruid met een mix van Verstegen en wat Maggi. De zoon van Francis, Rob paste ook op ons op vrijdag maar kookte niet zo vaak.
Als tussendoortje kreeg ik van Francis een Kindersurprise of een worstlolly, een stuk leverworst dat zij op een vork had geprikt. Van Trees kreeg ik alvast twee karbonaadjes, gebakken aardappeltjes en warme kidneybonen. Alleen Annelies deed niet echt aan tussendoortjes. Wanneer zij oppaste ging ik uit school linea recta naar de kelder om zoveel mogelijk zakjes chips te pakken. Wokkels, Nibbits, hamkaas en naturelchips, nooit paprika. Daar deed ik niet geheimzinnig over: ik liep met armen vol chipszakjes langs de woonkamer waar Annelies naar As the world turns keek. Toch moet ik hebben gevoeld dat er iets niet in de haak was, want ik verstopte de lege zakjes onder het matras van de poppenbank.
Wat mijn ouders en zus na het ontbijt aten weet ik eigenlijk niet. ’s Avonds waren er sportclubjes, sociale verplichtingen, mijn moeder die tot laat werkte. Daarom aten we doordeweeks vrijwel nooit samen aan tafel. In mijn eentje at ik voor de tv of op de bank of op de vloer onder de vleugel. Tegelijk met mijn maaltijd verslond ik boeken, ik at samen met Hasse Simonsdochter en Ronja de Roversdochter en Harry Potter in de grote eetzaal van Zweinstein.
Alles wat ik zelf opwarmde kwam grijs uit de magnetron. Maar hoeveel lauwe maaltijden en chips ik ook at, ik had altijd honger. Al op de basisschool begon ik van mijn zakgeld op weg naar huis donuts en kikkertjes te kopen. Hoewel er thuis meer dan genoeg zoetigheid was, at ik liever in de bakkerij of de snackbar, te midden van andere mensen.
Waarom Franse vrouwen niet dik worden
Elke vrouw die ik ken is min of meer een amateurvoedingsdeskundige. Ze weet dat suiker slecht is, dat je koolhydraten links moet laten liggen en dat het echt genant is om op dieet te zijn. Hoewel de maatschappij impliciet (of expliciet) voorschrijft dat je niet dik mag zijn, lijk je dit schoonheidsideaal alleen te mogen bereiken door ‘gewoon gezond te eten’. Daarom probeerde ik in de brugklas voor het eerst stiekem te lijnen en toen het boek Waarom Franse vrouwen niet dik worden van Mireille Guiliano verscheen kocht ik dat meteen. Toen ik de aanbevolen preisoepdetox van twee dagen deed, loog ik bij mijn bijbaantje bij de bioscoop dat ik preisoep at tegen slaapproblemen. Als ik eerlijk had gezegd dat ik wilde afvallen, was ik bang dat mijn collega’s naar mijn lichaam zouden gaan kijken als iets waar een stukje vanaf moest.
Op de middelbare school maakte het niemand meer uit wat ik in mijn broodtrommel had. Mijn puberende klasgenoten hadden het druk met zichzelf en omdat mijn zus en ik ook puberden, kwamen de oppassen niet meer dagelijks. Alleen Trees bleef bij ons en gaf mij broodjes omelet mee naar school. Soms ging ik stiekem op dieet, dan weer kocht ik wekenlang mergpijpen en broodjes kroket in de pauze. En een paar keer week at ik bij de McDonald’s.
Super Size Me (2004), een documentaire van Morgan Spurlock, gaat over een periode van dertig dagen waarin Spurlock naar eigen zeggen alleen McDonald’s-voedsel consumeerde – later onthulde hij ook grote hoeveelheden alcohol te hebben gedronken. De film documenteert de drastische verandering in Spurlocks fysieke en psychologische gezondheid: aan het einde van de dertig dagen was de toen 32-jarige Spurlock 11,1 kg aangekomen, was zijn cholesterol gestegen tot 230 mg/dl (6,0 mmol/l) en had hij last van stemmingswisselingen, seksuele disfunctie en vetophoping in zijn lever. Spurlock overleed op 23 mei 2024 op 53-jarige leeftijd aan kanker.
Van het zien van Super Size Me raakte ik flink gestresst. Mijn spreekbeurt in de brugklas ging over de eerste McDonald’s van Nederland die in 1971 in Zaandam haar deuren opende. Boven mijn bed hingen de internationale McDonald’s-placemats die ik spaarde. Bij mijn bijbaantje kreeg ik een pasje dat goed was voor 50 procent korting bij de plaatselijke McDonald’s. Maar nu wist ik ineens dat ik stemmingswisselingen en leverfalen kon krijgen van mijn favoriete restaurant, en je kunt nooit meer terug naar de tijd dat je iets niet weet.
De McDonald’s was een plek waar we met het hele gezin samen aan tafel aten. Al sinds we klein waren gingen we er regelmatig met mijn ouders heen voor een Happy Meal. Mijn moeder vond het leuk dat wij de speeltjes spaarden, want zelf hield ze ook erg van verzamelen en mijn vader grapte altijd over de slappe, te zoute frietjes. McDonald’s is voor mij gaan voelen als family style cooking. In bijna elke stad heb je er een waar je min of meer hetzelfde eten krijgt, dus als ik mijn moeder mis, kan ik overal ter wereld slappe, te zoute frietjes halen.
Geen strijd over het eten
Mijn vader en ik lunchen nu regelmatig samen bij Café-Restaurant Amsterdam. Laatst bestelde ik als ontbijt lamskotelet met frietjes. Terwijl ik van deze verbeterde, volwassen versie van een Happy Meal genoot, vroeg ik aan hem waarom ik zoveel suiker, vet en bewerkt voedsel mocht eten als kind.
Mijn vader antwoordde dat hij geen strijd wilde over het eten en altijd naar alternatieven zocht, met om de paar maanden aanpassingen omdat mijn smaak weer was veranderd. Wel keek hij naar voldoende eiwitten, vetten, vezels en vitamines over de dag verdeeld, dit noemde hij ‘maatwerk voor door de week’. Volgens hem aten we in de weekenden ook veel salades, pompoen en zoete aardappel en stond er een fruitschaal met mandarijnen en bananen in de keuken. Dat die fruitschaal is weggezakt uit mijn geheugen komt misschien omdat mijn klasgenootjes daar nooit om hebben gelachen.
McDonald’s voelt voor mij als family style cooking. Als ik mijn moeder mis, kan ik overal ter wereld slappe, te zoute frietjes halen
Mijn vader begreep ook wel dat dit tegenwoordig niet als een gezond eetpatroon zou worden beschouwd, maar hij noemde suiker als koolhydraat ook een energiebron. Zelf wist hij niet meer precies wat hij als kind in Indonesië at, maar de belangrijkste eiwitbronnen waren plantaardig, naast vis. Terug in Nederland at mijn vader pap en later volkoren brood bij het ontbijt. Mijn vroegere eetpatroon was misschien niet ideaal, maar omdat ik geen brood wilde eten had mijn vader voor zijn gevoel weinig suikervrije keuzes. En was die appeltaart nou echt ongezond? Die bevatte toch bloem, ei, boter, vezels van de appel en ja helaas ook suiker?
Natuurlijk sputterde ik tegen. Zou het echt onmogelijk zijn een kind iets te laten eten wat het niet lust? Waarom had hij mij als vierjarige niet gewoon gedwongen om te eten wat de pot schafte? Was hij soms conflictvermijdend?
„Ja”, zei hij meteen. „Ja, dat ben ik.”
Wat hij wel rot voor me vond, was dat hij nu begreep dat andere kinderen me hadden gepest met de inhoud van mijn broodtrommel. Maar sinds ‘normaal doen’ politiek is geworden, vind ik mijn rare eetpatroon eigenlijk niet meer zo erg. Dat ik vreemd at, werd me vooral ingewreven door klasgenootjes – die me Pippi Langkous noemden maar wel hun vieze bifi-worstjes wilden ruilen voor mijn halve appeltaart.
Mega awkward
Een moderne toepassing van de spiegel der schaamte is alles cringe of awkward noemen op social media. Wanneer iemand daar een gebrek aan zelfbewustzijn etaleert dat plaatsvervangende schaamte oproept, vindt de groep dat mega awkward en supercringe. Mijn vader vertrouwde me hierover deze parel toe: „Vroeger tijdens verjaardagen en nu op het internet heerst iedere keer weer enorm de behoefte om te laten blijken dat jij je wel hebt aangepast aan de gemiddelde norm, en die ander niet. Maar excentrieke mensen overleven dankzij hun excentrieke gedrag. Iedereen heeft het recht om op zijn/haar/diens manier te overleven, behalve als dit medemenselijk lijden veroorzaakt.”
Klasgenootjes noemden me Pippi Langkous maar wilden wel hun vieze bifi-worstjes ruilen voor mijn halve appeltaart
Het ontbijt in je kindertijd wordt bepaald door de portemonnee van het huishouden en de cultuur waarin je opgroeit, door de tijdgeest, maar vooral door je ouders. En of die je nou pannenkoeken met maple syrup voeren, of warme rijst met groente en ei, of gefermenteerde sojabonen of een dikke boterham met kaas en boter: eigenlijk is niks raar of slecht zolang het deel uitmaakt van een gevarieerd eetpatroon.
Waar ik me nog weleens zorgen over maak, is of mijn vroege eetpatroon op de lange termijn gevolgen zal hebben voor mijn gezondheid. Ik voelde me, in navolging van Morgan Spurlock, niet superhappy toen ik elke week bij de McDonald’s at. Nu grap ik af en toe dat als ik niet zoveel suiker had gegeten als kind, ik misschien wel een Nobelprijs had kunnen winnen. Sinds ik volwassen ben eet ik redelijk gezond. Ontbijten met dubbelvla heeft tot nu toe geen merkbare schade aangericht.
Mijn vader heeft zich altijd gericht op de ontwikkeling van mensen, en het doorgronden van de motieven voor hun keuzes. Daarin lijken we op elkaar. De spiegel der schaamte leggen wij graag naast ons neer.