Nederlands getint Filmfestival Rotterdam opent met vrolijke Limburgse misdaadkomedie

De 54ste editie van het Internationaal Film Festival van Rotterdam ging donderdagavond prima van start met Fabula, de tweede openingsfilm met Fedja van Huêt in de hoofdrol na Erik de Bruyns J. Kessels in 2015. Die films hebben veel gemeen; het zijn roadmovies uit de school van de vrolijke misantropie. Al gun je Fabula een betere toekomst dan het crimineel ondergewaardeerde J. Kessels, waarin een morsig Brabants duo in een walm van alcohol en frituurvet naar Hamburg rijdt op zoek naar de voortvluchtige ‘frikadellenkoning’.

In misdaadkomedie Fabula doorkruisen twee sneue mannen Limburg op jacht naar een geldtas, maar ook daar draait het uiteindelijk uit op een reis naar zelfinzicht. Zo’n Nederlandse openingsfilm past in een jaargang met een opvallend brede Nederlandse bijdrage. IFFR, qua bezoekersaantal nog niet helemaal terug op pre-Covidniveau, recupereerde vorig jaar van een intern conflict. Directeur Vanja Kaludjercic’ nieuwe staf is internationaal, een sterk Nederlands en Rotterdams accent – zie het RTM-programma in bioscoop LantarenVenster – voorkomt dat IFFR te onthecht raakt.

Zakelijk directeur Clare Stewart hoeft naar eigen zeggen dit jaar niet verder te bezuinigen. De vorige jaargangen moest IFFR door de inflatie noodgedwongen slagroom van de taart scheppen; zo behoren de doordeweekse feestavondjes in de Schouwburg tot het verleden. Het filmaanbod bleef op niveau, maar het resultaat was een wat schraal festival.

Gezien het filmaanbod dit jaar blijft IFFR eerder op de slagroom dan de taart beknibbelen: dat groeit naar 234 speelfilms en 248 korte en middellange films. Stewart moet komende jaren wel op zoek naar nieuwe geldbronnen; de Raad van Cultuur kent IFFR vanaf 2026 als enige van de grote filmfestivals geen inflatiecorrectie toe bovenop de vaste rijksbijdrage van 2 miljoen.

Post-Tarantino exercitie

Dat zijn zorgen voor later; donderdag trapte het 54ste IFFR vrolijk af met Fabula van Michiel ten Horn, die geldt als een groot talent sinds zijn speelfilmdebuut De Ontmaagding van Eva van End in 2012. Bij Fabula, met ook cabaretier Sezgin Güleç, vermoed je aanvankelijk een post-Tarantino exercitie: de film draait om de uitgerangeerde Limburgse crimineel Jos, een onherkenbare Fedja van Huêt die opnieuw een kei blijkt in stille paniek. Bij zijn teloorgang gaat een bekende trukendoos open: vertelstem, hoofdstukken, flashbacks, film-in-film, domme gangsters met kleurrijke bazen.

Maar Fabula is een film met een eigen smoel. De voertaal is Limburgs, zij het niet zo heftig dat het werkelijk ondertitels behoeft. Het is streekfolklore onder laaghangende wolken en in een sjofele sfeer van stacaravan, industrieterrein en Peelse moerassen. De drukkende sfeer wordt verlicht met humor en magisch realisme. Zo nestelt zich in het begin een teek in Jos’ nek: de vertelstem die de crimineel soms met zijn beet verlamt. Hij wil Jos iets leren.

De kleine krabbelaar heeft de bodem bereikt: schulden bij de gemoedelijke godfather Pierre, vrouw en dochter kijken op hem neer. Als zijn sullige kompaan Özgür een grote klus heeft van een Duits-Turkse drugsbende, kan Jos weer dromen ‘een heule greute speler’ te worden. Hij moet een geldtas ruilen voor een busje chemicaliën van een Pakistaanse bende, als lijfwacht neemt hij zijn verslaafde, onbetrouwbare broer Hendrik mee. Het draait uit op een fiasco: Hendrik steelt de geldtas en laat Jos tijdelijk verlamd op de parkeerplaats achter.

Groteske types

Fabula ontrolt zich dan als speurtocht van Jos, zijn gebochelde vader en partner Özgür naar broer Hendrik en de geldtas. Onderweg zijn er groteske types als die Traube, een kruising tussen wijnboer en sekteleider, of Bulke, die vanuit een mergelgrot met haar Limburgse schutterij in wapens handelt. Passanten vertellen Jos sterke verhalen, en zo ontvouwt zich gaandeweg de ware ambitie van deze roadmovie: het gaat over verhalen die wij onszelf vertellen en die ons soms klein en miserabel houden. Zo vertellen de mannen van Jos’ familie elkaar al generaties dat ze geboren losers zijn sinds overgrootvader tijdens het turfsteken een oude Romeinse helm vond en verloor. Jos koestert ook nog eigen demonen: met broer Hendrik zou hij ooit een jochie hebben doodgeschoten.

Die verhalen blijken niet helemaal, of helemaal niet te kloppen. Fabula verknoopt ingenieus de jacht op een MacGuffin met groeiend zelfinzicht: uiteraard blijkt familie belangrijker dan ‘een heule greute speler’ te worden. Ten Horns Limburgse freakshow overtuigt gaandeweg steeds beter, zijn personages krijgen reliëf, zijn running gags landen. Er kan nog wat vet af, zeg vijf à tien minuten, maar een mooi startschot voor het 54ste IFFR.


Lees ook

Dit interview met acteur-cabaretier Sezgin Güleç

Comedian Sezgin Güleç