De eerste sneeuwklokjes langs ’t Laantje bloeien in de bleke winterzon en ik laat me door vier vrouwen op een bankje vertellen dat hier ook vossen wonen, eekhoorns, wezels, egels, bunzings, boommarters, reeën zelfs. „Het schijnt dat de reeën”, zegt een van de vrouwen, „gewoon door de poort naar binnen zijn komen wandelen, vanuit de Scheveningse Bosjes.” Een andere vrouw denkt dat ze misschien wel over de muur gesprongen zijn, want zo hoog is die niet. Ze lacht, ze weet ook wel dat het onzin is.
Park Sorghvliet in Den Haag, maandagochtend. In 1643 kocht de dichter en raadspensionaris Jacob Cats hier op ruim een halfuur lopen van het Binnenhof een boerderij en liet die vervangen door een relatief eenvoudig wit landhuis. Op de woeste duingrond eromheen werd een tuin aangelegd waar hij, zoals hij in 1653 aan een vriend schreef, al wandelend zijn zorgen kon laten vlieden. Nu is Sorghvliet eigendom van het Rijk en de vierduizend mensen die het gelukt is om voor 8,70 euro een van de toegangskaarten die jaarlijks worden uitgegeven te bemachtigen, mogen hier wandelen zoveel ze willen.
Een fysiotherapeut. Een schoonheidsspecialiste. Drie leraressen. Een jurist. Een ambtenaar bij Buitenlandse Zaken met haar pasgeboren baby in een draagdoek. Een gepensioneerde verpleegkundige die haar man heeft verloren en op een bankje bij de Haagse Beek zit te rouwen. Allemaal, echt állemaal, zeggen ze dat ze in Sorghvliet even weg van de wereld zijn. Hier kunnen ze bij het gezang van de koolmezen en de winterkoningen even vergeten dat Trump al een week de nieuwe president van de Verenigde Staten is. „Al is dat vergeten nog knap lastig”, zegt de fysiotherapeut, „als je die kant uit kijkt.” Hij wijst naar de metershoge hekken die verderop het Catshuis omheinen, naar de bewakingscamera’s die overal staan opgesteld. Ze zijn door de nog kale beuken en eiken goed zichtbaar. „Een schande”, zegt de fysiotherapeut, „dat een man als Wilders daar mag komen alsof hij een normale politicus is. Trumps aanhangers rukken hier ook op.”
Waar iedereen ook over begint: Mariann Budde, de bisschop die Trump in de National Cathedral vorige week om genade vroeg voor hardwerkende migranten, om erbarmen met hun kinderen. „Je weet”, zegt de verpleegkundige die om haar man rouwt, „dat Trump haar verafschuwt om alles wat ze is en vertegenwoordigt, maar dat geeft niet. Ik ben blij dat ze de moed had om dat tegen hem te zeggen.” De ambtenaar met haar baby zegt dat ze met een vrouw is getrouwd en zich door Mariann Budde gesteund voelt. „Al weet ik”, zegt ze, „dat het effect van haar woorden averechts is.”
Haviken zijn er ook in Sorghvliet, buizerds, uilen, andere roofvogels. Die zie ik niet, afgelopen maandag. Wat ik wel zie: dat de mensen elkaar in het voorbijgaan vriendelijk begroeten.
De 54ste editie van het Internationaal Film Festival van Rotterdam ging donderdagavond prima van start met Fabula, de tweede openingsfilm met Fedja van Huêt in de hoofdrol na Erik de Bruyns J. Kessels in 2015. Die films hebben veel gemeen; het zijn roadmovies uit de school van de vrolijke misantropie. Al gun je Fabula een betere toekomst dan het crimineel ondergewaardeerde J. Kessels, waarin een morsig Brabants duo in een walm van alcohol en frituurvet naar Hamburg rijdt op zoek naar de voortvluchtige ‘frikadellenkoning’.
In misdaadkomedie Fabula doorkruisen twee sneue mannen Limburg op jacht naar een geldtas, maar ook daar draait het uiteindelijk uit op een reis naar zelfinzicht. Zo’n Nederlandse openingsfilm past in een jaargang met een opvallend brede Nederlandse bijdrage. IFFR, qua bezoekersaantal nog niet helemaal terug op pre-Covidniveau, recupereerde vorig jaar van een intern conflict. Directeur Vanja Kaludjercic’ nieuwe staf is internationaal, een sterk Nederlands en Rotterdams accent – zie het RTM-programma in bioscoop LantarenVenster – voorkomt dat IFFR te onthecht raakt.
Zakelijk directeur Clare Stewart hoeft naar eigen zeggen dit jaar niet verder te bezuinigen. De vorige jaargangen moest IFFR door de inflatie noodgedwongen slagroom van de taart scheppen; zo behoren de doordeweekse feestavondjes in de Schouwburg tot het verleden. Het filmaanbod bleef op niveau, maar het resultaat was een wat schraal festival.
Gezien het filmaanbod dit jaar blijft IFFR eerder op de slagroom dan de taart beknibbelen: dat groeit naar 234 speelfilms en 248 korte en middellange films. Stewart moet komende jaren wel op zoek naar nieuwe geldbronnen; de Raad van Cultuur kent IFFR vanaf 2026 als enige van de grote filmfestivals geen inflatiecorrectie toe bovenop de vaste rijksbijdrage van 2 miljoen.
Post-Tarantino exercitie
Dat zijn zorgen voor later; donderdag trapte het 54ste IFFR vrolijk af met Fabula van Michiel ten Horn, die geldt als een groot talent sinds zijn speelfilmdebuut De Ontmaagding van Eva van End in 2012. Bij Fabula, met ook cabaretier Sezgin Güleç, vermoed je aanvankelijk een post-Tarantino exercitie: de film draait om de uitgerangeerde Limburgse crimineel Jos, een onherkenbare Fedja van Huêt die opnieuw een kei blijkt in stille paniek. Bij zijn teloorgang gaat een bekende trukendoos open: vertelstem, hoofdstukken, flashbacks, film-in-film, domme gangsters met kleurrijke bazen.
Maar Fabula is een film met een eigen smoel. De voertaal is Limburgs, zij het niet zo heftig dat het werkelijk ondertitels behoeft. Het is streekfolklore onder laaghangende wolken en in een sjofele sfeer van stacaravan, industrieterrein en Peelse moerassen. De drukkende sfeer wordt verlicht met humor en magisch realisme. Zo nestelt zich in het begin een teek in Jos’ nek: de vertelstem die de crimineel soms met zijn beet verlamt. Hij wil Jos iets leren.
De kleine krabbelaar heeft de bodem bereikt: schulden bij de gemoedelijke godfather Pierre, vrouw en dochter kijken op hem neer. Als zijn sullige kompaan Özgür een grote klus heeft van een Duits-Turkse drugsbende, kan Jos weer dromen ‘een heule greute speler’ te worden. Hij moet een geldtas ruilen voor een busje chemicaliën van een Pakistaanse bende, als lijfwacht neemt hij zijn verslaafde, onbetrouwbare broer Hendrik mee. Het draait uit op een fiasco: Hendrik steelt de geldtas en laat Jos tijdelijk verlamd op de parkeerplaats achter.
Groteske types
Fabula ontrolt zich dan als speurtocht van Jos, zijn gebochelde vader en partner Özgür naar broer Hendrik en de geldtas. Onderweg zijn er groteske types als die Traube, een kruising tussen wijnboer en sekteleider, of Bulke, die vanuit een mergelgrot met haar Limburgse schutterij in wapens handelt. Passanten vertellen Jos sterke verhalen, en zo ontvouwt zich gaandeweg de ware ambitie van deze roadmovie: het gaat over verhalen die wij onszelf vertellen en die ons soms klein en miserabel houden. Zo vertellen de mannen van Jos’ familie elkaar al generaties dat ze geboren losers zijn sinds overgrootvader tijdens het turfsteken een oude Romeinse helm vond en verloor. Jos koestert ook nog eigen demonen: met broer Hendrik zou hij ooit een jochie hebben doodgeschoten.
Die verhalen blijken niet helemaal, of helemaal niet te kloppen. Fabula verknoopt ingenieus de jacht op een MacGuffin met groeiend zelfinzicht: uiteraard blijkt familie belangrijker dan ‘een heule greute speler’ te worden. Ten Horns Limburgse freakshow overtuigt gaandeweg steeds beter, zijn personages krijgen reliëf, zijn running gags landen. Er kan nog wat vet af, zeg vijf à tien minuten, maar een mooi startschot voor het 54ste IFFR.
Navid (30) is de tel kwijtgeraakt. Hij heeft al honderden sollicitatiebrieven de deur uitgedaan, zegt hij. Maar of het nu de Rabobank was of AH to Go, overal kreeg hij nul op rekest. Hij vluchtte zes jaar geleden om politieke redenen uit Iran – en wil daarom niet met zijn volledige naam in de krant.
Daar werkte hij als advocaat. Hier is hij werkloos.
Toen de Leidenaar ging solliciteren, werd hij naar eigen zeggen van het kastje naar de muur gestuurd. Nóg een opleiding, nóg een traineeship. „Ik ben nu bezig met mijn tweede master. Ik heb stage gelopen bij grote bedrijven, ik heb Nederland geprobeerd te begrijpen. Wat moet ik nog meer doen om een baan te vinden?”
De realiteit van een arbeidsmarkt die onder hoogspanning staat, laat zich op het oog lastig rijmen met de rij werkzoekenden die deze ochtend de entree van de Johan Cruijff Arena in Amsterdam vult. Een groep die zojuist per bus is gearriveerd vanuit het asielzoekerscentrum, wordt door vrijwilligers in blauwe T-shirts naar de vierde verdieping geleid.
Daar is voor het tweede jaar op rij een banenmarkt ingericht voor asielzoekers en statushouders, op initiatief van vacatureplatform Indeed en vluchtelingenorganisaties Tent Partnership for Refugees (Tent) en UNHCR. Er zijn stands van tientallen bedrijven, variërend van IKEA tot Philips en van fastfoodbedrijf KFC tot hotelketen Marriott International.
Stan Snijders, directeur Benelux van Indeed, ziet de met blauwe ledlampen verlichte zaal vollopen. „Het enige waar ik me zorgen over maak”, zegt hij, „is of we genoeg plek hebben.” Er komen zo’n 1.450 mensen.
Lopendebandwerk
De langste rij staat bij de stand van Ben&Jerry’s, dat kandidaten probeert te werven met gratis ijs. Niet veel minder populair is de snelcursus cv-maken, die Indeed-medewerker Dries Swijngedouw even verderop geeft aan wie er maar om vraagt. Een jonge vrouw schuift aan, op zoek naar een baan in de elektrotechniek.
„De informatie die erop staat is goed, maar ik zou het maximaal op twee pagina’s houden”, zegt hij na een blik op haar cv.
„Als je als werkgever cv’s bekijkt”, geeft hij haar mee, „is het meestal alleen maar kiezen. Ja-nee, ja-nee, ja-nee. Het is lopendebandwerk. De meeste werkgevers kijken alleen naar ervaring, opleiding en skills. Als die dingen op de eerste pagina staan, met eventueel nog een kleurtje en een foto, is het perfect.”
De 30-jarig Serhee uit Soedan, die haar achternaam eveneens liever niet noemt, heeft een flyer van uitzendbureau Randstad in handen gedrukt gekregen. Dat is niet helemaal waarvoor ze is gekomen. Ze wil het liefst een baan in de architectuur. Maar de beroepen die op deze markt worden gezocht, constateert ze, zijn vooral laagdrempelig en praktisch van aard.
Ze zucht diep als haar gevraagd wordt of het moeilijk is in Nederland aan een baan te komen. Ze heeft naar eigen zeggen al ruim zestig keer gesolliciteerd. „Het gaat allemaal via via, werd tegen mij gezegd. Ik probeer in contact te komen met mensen. Maar als je een mail stuurt, is het de vraag of je antwoord krijgt.”
Lees ook
Ingenieur in Syrië, werkloos in Nederland: hoe de talenten van hoogopgeleide migranten massaal onbenut blijven
Integratie
Asielzoekers die in Nederland een baan zoeken, mogen pas zes maanden na aankomst aan het werk. Niet zelden blijkt hun taalachterstand een barrière. Mede daardoor leggen ze het in de praktijk bijna altijd af tegen andere sollicitanten. Op deze banenmarkt wordt de afstand tussen vacature en kandidaat geregeld zichtbaar.
Hélène van Melle, directeur Nederland van de internationale vluchtelingenorganisatie Tent: „Ik denk dat bedrijven zich meer moeten inzetten om contact te krijgen met vluchtelingen. Omgekeerd moeten zij zich aanpassen aan de Nederlandse manier van werken. Al ben je ingenieur, hier gebruikt men een ander systeem.”
Van Melle is ervan overtuigd dat werk „de belangrijkste factor” is voor succesvolle integratie. „Tijdens je werk leer je de normen en waarden van het land kennen. Het alternatief is dat mensen in een uitkering blijven zitten. Als je dan ziet hoeveel vacatures er zijn, denk ik: jongens, waarom doen we niet nog meer?”
Stap een willekeurige bus binnen en je ziet een grijze man achter het stuur. Er gaan er heel veel met pensioen de komende jaren
Grijze man
Jeroen Magielsen, coördinator instroom bij regionale vervoerder Transdev, is na een ochtend bij zijn stand toch niet ontevreden. Zijn bedrijf heeft dringend nieuwe mensen nodig. „Stap een willekeurige bus binnen en je ziet een grijze man achter het stuur. Er gaan er heel veel met pensioen de komende jaren.”
Hier in de Arena hebben zich al meerdere gegadigden aangediend, onder wie een man die weliswaar geen Nederlands spreekt maar wel vloeiend Engels. „In Amsterdam kun je je daar uitstekend mee redden. Dan doen we een rij-analyse en kijken we of hij nog wat extra aandacht nodig heeft, en dan kan hij de weg op. In de rest van Noord-Holland is dat wat lastiger.”
Wat de banenmarkt werkgevers en vluchtelingen oplevert, valt nu nog niet te zeggen. De organisatie wil dat later via enquêtes achterhalen. Bij de vorige editie kreeg volgens Van Melle 10 procent van de ontmoetingen een vervolg.
„Op de eerste dag dat ik naar Nederland kwam”, vertelt Navid, „zag ik heel veel mensen die hun best deden om erbij te horen. Maar na teleurstelling op teleurstelling voelen mensen zich geen deel meer van de samenleving. In de Verenigde Staten zegt iedereen na tien jaar: ik ben een Amerikaan. Hier voelen mensen zich na zo’n tijd nog steeds buitenlander.”
Hij heeft zijn oog laten vallen op een vacante functie als receptionist. „Niet echt iets wat aansluit bij mijn cv, maar dat maakt niet uit. Als ik maar ergens kan beginnen. Het leven van een student is duur.”
Bij het Van der Valk hotel in Haarlem staan twaalf witte palen als futuristische totems verscholen achter het gebouw, tussen het fietsenhok en een sloot. Het woord Tesla schijnt in roodgloeiende letters op de superchargers; laadmachines die je auto in een kwartier tijd genoeg opladen om ruim tweehonderd kilometer mee te rijden. Aan belangstelling geen gebrek. De Tesla’s rijden af en aan.
Er zijn maar weinig wereldconcerns met een topman die zich zo uitgesproken met politiek bezighoudt als Tesla. Elon Musk, de rijkste man ter wereld, heeft zich in korte tijd ontpopt tot belangrijke adviseur van de Amerikaanse president Donald Trump. Hij steunt de Duitse radicaal-rechtse partij AfD op zijn eigen socialemediaplatform X en onderhield tot voor kort warme banden met Nigel Farage, Brexit-dirigent en voorman van de Britse partij Reform UK.
Wat betekent dit voor Tesla, het bedrijf waar Musk in 2004 (een jaar na oprichting) instapte, en waar hij tot op de dag van vandaag leiding aan geeft? En voor Tesla-bezitters? In media weerklinkt inmiddels de term Tesla-schaamte: lang niet elke bezitter van een Tesla is blij met de politieke koers van de topman, er zijn inmiddels bumperstickers te verkrijgen voor wie Musk openlijk wil afwijzen.
Of Musks politieke gedrag ook invloed heeft op de resultaten van het bedrijf, is nog maar de vraag. Woensdag presenteerde Tesla de cijfers over 2024. Het aantal verkochte Tesla’s steeg in het vierde kwartaal juist ten opzichte van het kwartaal daarvoor.
Teleurstelling analisten
Toch zijn analisten teleurgesteld in de prestaties van het bedrijf. 2024 is het eerste jaar sinds 2011 dat Tesla minder auto’s afzette dan het jaar ervoor. De winst van het bedrijf viel 1 procent lager uit dan in 2023. Dat lag volgens het bedrijf vooral aan hogere productiekosten, en grotere investeringen in AI, ter voorbereiding van een nieuwe productielijn waar in 2026 zelfrijdende taxi’s vanaf moeten rollen.
Als ik ooit een nieuwe auto koop neem ik Musks politiek denk ik wel mee in mijn keuze
Draagt de vermeende Tesla-schaamte bij aan de tegenvallende cijfers? En beïnvloedt ze mensen die al in een Tesla rijden? Uit een opiniepeiling van EenVandaag blijkt dat 40 procent van de ondervraagde Tesla-rijders schaamte voelt voor hun auto, 30 procent overweegt die te verkopen vanwege het gedrag van Musk. Tegelijkertijd zegt de helft van de respondenten dat het gedrag van Musk helemaal geen effect op hen heeft. Kanttekening: het gaat maar om 426 respondenten. De Amerikaanse elektrischeautowebsite Electrifying stelt in een recente peiling dat 60 procent van de potentiële kopers van een stekkerauto niet voor een Tesla zal kiezen, vanwege Musks reputatie. Nog een kanttekening: tussen voornemen en actie zit nog een hele wereld.
Bij de superchargers in Haarlem zit iemand die de gevoelens van Tesla-schaamte herkent. Taxichauffeur Abid Ouald Chaib (54) rijdt in Amsterdam en omgeving. In de hoofdstad moeten taxi’s vanwege nieuwe milieuregels in 2025 elektrisch zijn. „Tesla kwam vorig jaar met een goed aanbod om goedkoop de auto te kopen, en dus ruilde ik mijn diesel in december in voor een Tesla”, zegt Ouald Chaib door zijn open autoraam. „Nu komt meneer Musk zo vaak in het nieuws met zijn rechtse meningen. Ik vind het helemaal niks. Als ik ooit een nieuwe auto koop, neem ik zijn politiek denk ik wel mee in mijn keuze.”
Meer vraag naar tweedehands
Van een overweging om de Tesla in de verkoop te zetten, is weinig terug te zien bij autoverkopers en leasebedrijven. Tweedehandsautowebsite AutoScout24 geeft tegenover NRC aan geen terugval in de vraag naar Tesla’s te zien. Sterker, de vraag was in december 2024 64 procent hoger dan een jaar eerder. Vooral vanwege een dalende prijs van tweedehands Tesla’s; het aanbod steeg sterk door een toename van oude leaseauto’s waarbij het gunstige bijtellingstarief is verlopen. „We zien niet de Tesla-schaamte waar de media naar op zoek zijn”, vat hoofd marketing van AutoScout24 Bojan Brkic samen via de mail.
Bij leasebedrijf en verkoper van tweedehands auto’s Electric Car Company herkennen ze ook niets in de berichtgeving. „We verkopen veertig of vijftig tweedehands Tesla’s per maand. Er is nog niemand geweest die bij ons zijn auto verkocht vanwege Tesla-schaamte”, zegt bedrijfseigenaar Nick van Beeten over de telefoon. „We hebben sinds de presidentsverkiezingen in Amerika alleen één klant gehad die bang was dat diens Tesla minder waard zou zijn.”
Op de Van der Valk-parkeerplaats staan veel chauffeurs die er precies zo over denken. Musk roept veel, maar is uiteindelijk gewoon een goede ondernemer, klinkt het. Ze kozen hun wagen praktisch: Tesla’s zijn nu eenmaal de meest gebruiksvriendelijke elektrische auto’s.
Als er al Tesla-schaamte bestaat, lijkt die zich vooral te uiten in schaamte om ervoor uit te komen dat je eigenlijk niet veel geeft om het gedrag van de topman. Geen enkele chauffeur die NRC aanspreekt – zeven in totaal, verspreid over twee dagen – wil met naam en toenaam zeggen dat hij (er waren alleen mannen) geen twijfels heeft over het gebruik van zijn Tesla.
Maar ook de mensen die zich niet kunnen vinden in het gedrag van Elon Musk zetten hun Tesla niet zomaar aan de kant, denkt Erik Kostelijk, associate professor sustainable marketing bij de Hogeschool van Amsterdam. „Het is geen zak chips, maar een auto van tienduizenden euro’s.”
Toch sluit Kostelijk niet uit dat het optreden van Musk wel degelijk effect kan hebben. Hij heeft veel onderzoek gedaan naar de invloed van persoonlijke waarden op consumentengedrag. „Er moet een klik zijn tussen waar jij voor staat en de achterliggende filosofie die bij een auto past. Mensen zien het als een verlengstuk van henzelf. Tesla en Musk waren altijd het toonbeeld van progressief, hip en cool. Als het bedrijf plots staat voor iets waar je zelf niet voor staat, dan past dat niet meer.”
‘Verschuiving van doelgroep’
Toch zal Tesla ook in de toekomst niet minder verkopen, denkt Kostelijk. „De progressievelingen zullen in de toekomst een ander merk kiezen. Maar voor de kopers die dachten aan kwaliteit of status, maakt het geen verschil. Aan de andere kant zal de snelle salesjongen die elektrisch rijden voor softies vond, nu zeggen dat het helemaal bij zijn wereldbeeld past. De doelgroep verschuift dus.”
Elon Musk is dan ook niet erg ongerust over de verkoopcijfers. Die zullen dit jaar herstellen, zei hij woensdag na de presentatie van de cijfers, mede door de ontwikkeling van Tesla’s zelfrijdende auto’s. „En we gaan een episch 2026 tegemoet en een belachelijk ’27 en ’28.”