In Bangladesh vinden nog steeds schendingen van de mensenrechten plaats, ook onder de interim-regering die het land sinds de zomer leidt. Vooral vermeende aanhangers van het vorige, verdreven regime zijn daar nu slachtoffer van. Dat schrijft Human Rights Watch in een rapport over de huidige situatie in het land.
In wat wel de Moesson-revolutie wordt genoemd kwam in augustus vorig jaar een eind aan het vijftienjarig bewind van Sheik Hasina, leider van de politieke partij Awami League. Zij ontvluchtte het land met een helikopter na aanhoudende studentenprotesten en verblijft sindsdien in buurland India.
Een interim-regering onder leiding van econoom en Nobelprijswinnaar Muhammad Yunus probeert het land sindsdien te hervormen. Maar Human Rights Watch signaleert dat die tijdelijke regering wordt ondermijnd door „krachtige en gepolitiseerde veiligheidsdiensten”. Aanhangers – of vermeende aanhangers – van de Awami League zijn nu de dupe van repressie.
Duizend zaken
In de eerste twee maanden nadat de interim-regering aan de macht kwam, werden meer dan duizend zaken aangespannen tegen Awami-leden die werden beschuldigd van moord en corruptie. Maar in veel gevallen lijkt alleen al de schijn van een relatie met met Hasina’s politieke partij voldoende voor een aanklacht, zo waarschuwden ook eerder Bengaalse mensenrechtenadvocaten.
Lees ook
Hoe gaat Bangladesh verder na de studentenrevolutie?
De studentenorganisaties die de protesten van afgelopen zomer organiseerden, stelden destijds af te willen van door wraak gedreven politiek tussen de verschillende politieke partijen. Een van de organisatoren zegt nu tegen HRW: „In de geschiedenis van Bangladesh heeft iedereen, ongeacht wie er aan de macht is geweest, bloed moeten vergieten om de democratie te herstellen. Wij willen dat dit stopt en daarvoor zijn diepgaande hervormingen nodig.”
Activisten wijzen er in het rapport op dat de critici van het vorige regime kenmerken van dezelfde intolerantie vertonen. Zo zijn sinds augustus moordaanklachten ingediend tegen ten minste 140 journalisten in verband met hun berichtgeving over de Moesson-revolutie en meer dan 150 persaccreditaties ingetrokken. Gevraagd naar de strafzaken tegen journalisten zei Yunus dat de aanklachten waren ingediend „volgens de oude wetten en praktijken”, waarmee hij volgens HRW benadrukte dat het doelwit van de politie zonder structurele hervormingen weliswaar kan veranderen, maar hun handelen niet.
Ook leden van de hindoe-minderheid in Bangladesh zijn slachtoffer van geweld, meestal gepleegd door groepen die islamistisch extremisme aanhangen. Tot eind oktober heeft de interim-regering 88 gevallen van geweld tegen hindoes geregistreerd. Volgens hindoes is dat aantal slechts een topje van de ijsberg. Zij zeggen dat ook hun winkels, woningen en heilige plaatsen op grote schaal worden vernield.
Rohingya-vluchtelingen
Tegelijkertijd is de situatie voor Rohingya-vluchtelingen in grote opvangkampen in Bangladesh onveranderd penibel. Ongeveer een miljoen Rohingya, waarvan het grootste deel Myanmar na een militaire coup in 2021 is ontvlucht, verblijven hier al jaren. Volgens The Guardian heeft de interim-regering van Bangladesh sinds begin januari meerdere groepen teruggestuurd naar Myanmar, waar zij hun leven niet zeker zijn.
Ook de regering van Hasina had al aangegeven dat Bangladesh geen vluchtelingen meer wilde opnemen. HRW stelt in het rapport dat bewoners van vluchtelingenkampen ten tijde van het regime van Hasina te maken kregen met afpersing door lokale politie-eenheden.
De recente berichten over teruggestuurde groepen kunnen volgens Sreeparna Banerjee, Myanmar-deskundige verbonden aan de Indiase denktank Observer Research Foundation, duiden op „strengere handhaving tegen de achtergrond van toegenomen zorgen over veiligheid en instabiliteit in de regio, door de aanhoudende oorlog in Myanmar zelf”. Het zou gaan om het wegsturen aan de grens en de uitzetting van vluchtelingen die al in Bangladesh zijn.
De grens tussen beide landen is echter poreus. Tijdens een ontmoeting met de VN-gezant voor vluchtelingenzaken sprak interim-regeringsleider Yunus van een „influx” van zo’n honderdduizend Rohingya’s. Hij stelde dat meer internationale hulp nodig is bij de opvang.
De hervormingen die Yunus wil doorvoeren in het veiligheidsapparaat moeten volgens de mensenrechtenorganisatie de bescherming van minderheden garanderen.
Voor het onderzoek sprak HRW met dertig ooggetuigen en slachtoffers, acht leden van de veiligheidstroepen en drie van de interim-regering.