Is het indringende beeld van het ‘napalmmeisje’ in 1972 gemaakt door de Vietnamees Nick Ut (73), gevierd en bewierookt fotograaf die onder andere de World Press Photo en de Pulitzer won en die een glanzende carrière achter de rug heeft? Of ligt het anders, en was het eigenlijk landgenoot Nguyen Thanh Nghe (86), fotograaf en cameraman, die zijn leven lang volkomen onbekend is gebleven?
In de documentaire The Stringer, die zaterdag in première ging op het Sundance Festival in de VS, wordt beweerd dat de iconische foto ‘The Terror of War’ van de 9-jarige Kim Phuc, die op 8 juni 1972 na een napalmaanval schreeuwend en naakt over straat rent in Trang Bang, Zuid-Vietnam, niet is gemaakt door Nick Ut, maar door Nguyen Thanh Nghe. Associated Press (AP), de nieuwsorganisatie waaraan Nick Ut ruim vijftig jaar verbonden was en die het beeld in 1972 verspreidde, zegt dat de claim onjuist is en publiceerde de afgelopen week een onderzoeksrapport van 23 pagina’s waarin ze haar uitspraak onderbouwt. Ook Nick Ut en Kim Phuc, die allebei geen medewerking verleenden aan de documentaire, reageerden ontkennend. Het Amerikaanse magazine Vanity Fair tekende uit de mond van Uts advocaat een statement op van Kim Phuc: „Ik heb geweigerd mee te doen aan deze schandalige en valse aanval op Nick Ut […] [Nick] was niet alleen een fotograaf. Hij is mijn held omdat hij zijn camera weglegde en mij die dag naar het ziekenhuis heeft gebracht en mijn leven heeft gered.”
De makers van de documentaire, onder anderen de Vietnamees-Amerikaanse regisseur Bao Nguyen (The Greatest Night in Pop) en de Brit Gary Knight, voormalig voorzitter van de World Press Photo-wedstrijd en oprichter van fotoagentschap VII, staan daarmee met The Stringer lijnrecht tegenover AP en Ut – beide partijen claimen hun gelijk.
Bombardement
In de film (die we nog niet hebben kunnen zien) wordt uitgelegd dat Nguyen Thanh Nghe op 8 juni 1972, net als Nick Ut, aanwezig was bij het napalmbombardement. Beiden hebben beelden gemaakt van het intens schokkende moment dat Kim Phuc over straat rent – daarover is geen controverse. Maar waar Ut meer aan de zijkant zou hebben gestaan, zou Nguyen Thanh Nghe het iconische beeld, frontaal van voren hebben gemaakt, zo wordt beweerd in de documentaire.
Op het AP-kantoor in Saigon, waar de foto’s werden ontwikkeld en afgedrukt, zou vervolgens het beeld van Nguyen Thanh Nghe als sterkste zijn beoordeeld, maar opzettelijk toegeschreven zijn aan Ut. De fotoredacteur van dienst van die dag, Carl Robinson, die de opdracht van de naamsverwisseling kreeg opgelegd door zijn chef, bleef zijn hele leven spijt houden en doet nu in The Stringer zijn verhaal. Als reden voor de naamsverwisseling wordt een schuldgevoel gesuggereerd: de broer van Nick Ut zou zijn omgekomen toen hij aan een opdracht voor AP werkte. Bovendien was Ut als staffotograaf verbonden aan AP en Nguyen Thanh Nghe een onbekende freelancer. De chef zou met de actie Ut een zetje in de rug hebben willen geven.
Het AP-rapport dat deze gang van zaken weerspreekt, bevat de getuigenissen van zeven personen die deze dag aanwezig waren bij het bombardement of in het hoofdkantoor van AP. Ook is er onderzoek gedaan naar rook- en windpatronen van die dag en naar het systeem waarin negatieven en afdrukken in de donkere kamer worden gelabeld. „Bij gebrek aan nieuw, overtuigend bewijs van het tegendeel, heeft AP geen reden om te geloven dat iemand anders dan Ut de foto heeft gemaakt”, concludeert AP.
De controverse doet de geloofwaardigheid van de fotojournalistiek geen goed, zeker in een tijd van misinformatie en AI. World Press Photo laat weten dat ze verder onderzoek zal doen. „De afbeelding won de World Press Photo 1973 en mensen willen weten wat er met de prijs gaat gebeuren”, zegt directeur Joumana El Zein Khoury in een verklaring.
„Bij World Press Photo hebben we een heel duidelijk proces voor wanneer beschuldigingen ontstaan nadat prijzen zijn toegekend. […] Er is geen twijfel over de authenticiteit van ‘Terror of War’. Het vertegenwoordigt een historisch moment dat blijft resoneren in Vietnam, de VS en wereldwijd. In dit tijdperk van AI-manipulatie staat het beeld zelf niet ter discussie; het auteurschap wel […].”
Voor de Rotterdamse raadsleden kwam het besluit als donderslag bij heldere hemel: de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR) gaat stoppen met individuele muzieklessen voor kinderen. En wel al in mei dit jaar. Die muzieklessen zijn een klein deel van het aanbod van het kunstcentrum, de overige lessen blijven bestaan. Het besluit kwam eind vorig jaar naar buiten via een artikel op het Rotterdamse online journalistieke platform Vers Beton, en is de volgende in de reeks door bezuinigingen omvallende muziekscholen. Boze docenten hadden contact gelegd. De SKVR had het binnenshuis willen houden, tot bekend was waar de leerlingen heen konden.
Nog net voor het kerstreces volgden twee turbulente raadsvergaderingen over het besluit. GroenLinks-fractievoorzitter Judith Bokhove nam het voortouw in het protest. „Dit is een essentieel onderdeel van het culturele ecosysteem”, zei ze. Hoe kon het dat de raad hierover niet eerder was geïnformeerd? Dan hadden ze nog kunnen kijken of er oplossingen te bedenken waren, vroeg ze. Ze kreeg steun van veel andere partijen in de raad, die het allemaal doodzonde vonden dat de muzieklessen zouden stoppen. Ook de coalitiepartijen vonden het jammer, maar waren niet bereid er meer geld voor vrij te maken. Theo Coskun (SP) vertelde over zijn dochter (nu 37) die daar harp had leren spelen. Dat gunde hij ook de kinderen van nu.
Raadsleden waren vooral verbaasd over het besluit van de SKVR omdat ze nét met het Rotterdamse cultuurplan 7 miljoen subsidie hadden toegezegd voor de komende vier jaar. Dat was wel 6 ton minder dan het bedrag waarom de SKVR had verzocht. Maar toch. Een hoop geld. Waarom had de SKVR toen niet verteld van hun plannen om te stoppen met muziekles? En wist Cultuur-wethouder Said Kasmi (D66) het toen wel? Waarom had hij het dan niet gedeeld met de raad?
De SKVR liet weten dat ze jaarlijks 1,1 miljoen euro verlies lijdt op de individuele muzieklessen. Als er nu niet wordt ingegrepen, zegt interim-directeur Heidy Knol, dan zouden andere takken van de SKVR ook in gevaar komen. „Het is heel spijtig, maar het is niet anders.”
Wethouder Kasmi vertelde tijdens het debat in de raad dat hij in oktober 2024 van het voornemen van de SKVR had gehoord. Hij had die informatie niet direct met de raad gedeeld omdat de SKVR dergelijke beslissingen zelfstandig neemt. Een beslissing, zo zei hij, waar hij volledig achter staat gezien de omstandigheden. „Ze lopen hierop al jarenlang leeg.”
‘Nu echt mis’
In een brief die Kasmi op verzoek naar de raad stuurde, staat over welke groep muziekleerlingen het gaat: 800 kinderen en jongeren tot 25 jaar. Het grootste gedeelte van die groep (90 procent) betaalt de lessen zelf. In de praktijk vaak de ouders. 10 procent (van de ouders) kan dat niet. Zij krijgen steun van onder meer het Jeugdfonds, die gaan kijken of ze die geldelijke steun kunnen voortzetten als leerlingen ergens anders les nemen.
„Eind april vorig jaar kreeg ik het gevoel dat het nu echt mis was”, herinnert pianodocent Annemieke de Koning zich. „Er waren al jaren tekorten, er werd al jaren gehint op een reorganisatie. Maar april vorig jaar was plotseling zó negatief. Toen heb ik voor het eerst gebeld met de vakbond.”
Docenten in vaste dienst, 32, hebben inmiddels allemaal een vaststellingsovereenkomst en geheimhoudingsverklaring moeten tekenen die leidt tot hun ontslag in mei. Als ze binnen 3 weken zouden tekenen, kregen ze een tekenbonus van 1,5 maandsalaris. Naast de docenten in vaste dienst, raken ook vijftig ZZP-leraren dit deel van hun werk kwijt. Docenten die NRC spreekt zijn er overwegend gelaten onder. Het woord ‘onvermijdelijk’ valt vaak: individuele lessen zijn duur, beamen ze, en er is politiek en dus maatschappelijk geen draagvlak meer voor subsidie. Veel docenten werken deeltijd voor de SKVR. Sommigen van hen geven niet alleen individuele lessen, maar geven namens de SKVR ook lessen op basisscholen in het zogenaamde IKEI-project (Ieder Kind Een Instrument). Die vorm van muziekonderwijs staat niet op de tocht.
Onder docenten leeft vooral frustratie over veel geld dat de afgelopen jaren naar overhead zou zijn gegaan. Tabladocent Heiko Dijker, die vijfentwintig jaar in dienst is, vindt de SKVR daardoor een log bedrijf geworden: „Met veel managers en kantoor-personeel. Dat staat al lang niet meer in verhouding tot het aantal docenten.” De SKVR laat weten dat beide teams juist zijn gehalveerd. Klarinetdocent Jaap Schoneveld noemt dure interim-directeuren en een onlangs compleet vernieuwde branding. Pianodocent De Koning zegt dat er „veel geld ging naar falende administratiesoftware. En er zijn gebouwen verkocht om de balans even goed te krijgen, maar vervolgens moest er wel ruimte worden teruggehuurd en helemaal ingericht voor hoge prijzen.” Directeur Heidy Knol bevestigt dat, maar zegt dat achterstallig onderhoud plegen aan de drie verkochte panden óók duur zou zijn geweest. Ook de frustraties over de administratiesoftware, een kostenpost van iets meer dan een half miljoen euro, erkent ze als „verschrikkelijk maar eenmalig. Ook zonder dat debacle hadden we deze ingreep gedaan.”
Lees ook
Onderzoek: van gesubsidieerde muziekles profiteren leerlingen én docenten
In mei suggereerde de SKVR de docenten om een eigen muziekonderwijscoöperatie op te richten. Een kleine dertig docenten is daar inmiddels positief over. Heiko Dijker zit in een kerngroep: „Ik spreek denk ik namens veel docenten als ik zeg dat we een fijne tijd hebben gehad bij de SKVR, en dat het op een enorm teleurstellende manier is geëindigd. Dat heeft veel pijn gedaan. Maar nu de kogel door de kerk is, merk ik dat deze groep alle energie in de coöperatie steekt. Daarin gaat dat logge van de SKVR geen rol meer spelen. We bepalen zelf wat we doen.”
De positiviteit van de nieuwe groep blijkt uit het feit dat het websitedomein voor de nieuwe naam al is gereserveerd. „We gaan Toon heten”, zegt Dijker trots. Maar veel is nog onduidelijk. Bijvoorbeeld hoe ze het financieel rond gaan breien. Toch vertrouwt Dijker erop dat hij al zijn leerlingen naar de coöperatie zal kunnen meenemen. „Het contact met mogelijke leslocaties loopt al goed.”
Sommige docenten twijfelen nog of ze door willen in de coöperatie. „Er is nog niks bekend, er staat nog niks op papier”, zegt een docent die 32 jaar muziekles geeft aan de SKVR en niet met naam in de krant wil. „Er is nog geen ruimte, de wethouder heeft duidelijk gezegd dat ze geen subsidie gaan krijgen. We zijn nu allemaal nog weeskindertjes. Ik zou niet weten hoe dat moet gaan lukken.”
En er zijn docenten die al zeker weten niet mee te willen. Pianodocent Annemieke de Koning breidt liever haar eigen praktijk aan huis uit. Dat heeft gevolgen voor de veertien-jarige dochter van Sonia Angulo, die al zes jaar les heeft van De Koning. De lessen bij haar thuis vervolgen is geen optie: te ver weg om zelf te fietsen. Angulo hoopt dat de coöperatie van de grond komt. „Ik heb een goed beeld van SKVR-docenten. Wat mij betreft blijft ze bij een van hen. Anders moeten we verder zoeken.” Ook vader Victor Schöyer weet nog niet waar hij zijn twee dochters gaat onderbrengen. „Misschien bij dezelfde docent, als zij zelfstandig doorgaat, maar dat is wel afhankelijk van de prijs.”
En dan is er nog een probleem dat de docenten noemen: niet alleen de individuele lessen, maar ook de groepsprojecten verdwijnen met het badwater: ensembles van de SKVR zoals de popklas, een jazzklas, een talentenklas en een kinderorkest waarin SKVR-leerlingen konden samenspelen. „Terwijl het juist draait om samenspelen”, zegt een docent die veertig jaar in dienst is en ook niet met naam in de krant wil. „Je kunt wel ergens privéles nemen, maar wat heb je daaraan als je nergens samen kunt spelen?” Heiko Dijker is ervan overtuigd dat de nieuwe coöperatie ook ensembles zal faciliteren. „Daar merk je dat kinderen leren luisteren, samenspelen, geïnspireerd raken om te oefenen, stukjes voorbereiden.”
Muziek in de wijken
Wethouder Kasmi verdedigt het besluit van de SKVR in zijn brief ook door te noemen dat het voor ouders niet nadelig is, omdat individuele lessen aan de SKVR inmiddels duurder zouden zijn dan lessen van privédocenten in de vrije markt. De Koning weerlegt dat: „Dat is als je per uur rekent. Maar bij de SKVR deel je uren met andere leerlingen. Bijvoorbeeld drie of vier in een uur. Dat is een stuk goedkoper. Privédocenten bieden dat soort lessen vaak niet. Ook de wijkcultuurscholen waar de wethouder in zijn brief vertrouwen in zegt te hebben, hebben een andere vorm.”
Ze doelt op muziekles tijdens en na lestijd op basisscholen: het IKEI-project voor alle kinderen tijdens school, de wijkcultuurschool voor kinderen die na school extra les willen. De SKVR zegt daar al jaren op in te zetten om meer kinderen in contact te laten komen met instrumenten. Op die manier worden momenteel 1.740 kinderen bereikt, veel uit kansarme wijken. Het is goedkoper, onder andere omdat de groepen een stuk groter zijn. En het is primair bedoeld voor kinderen in de basisschoolleeftijd. „Dat is mooi”, zegt raadslid Judith Bokhove. „Het is goed dat de SKVR vele jonge Rotterdammers laat kennismaken met muziek. Maar als de vonk is overgeslagen, dan is het belangrijk dat verdere ontwikkeling kan volgen door een professioneel muzieklesaanbod.”
Die basisschoollessen zijn niet te vergelijken met individuele muziekles op een zelfgekozen instrument, beaamt interim-directeur Heidy Knol. Maar als ze moet kiezen dan behoudt ze liever de groepslessen voor kinderen die anders geen instrument in handen zouden hebben gehad dan de individuele lessen die voor veel ouders te duur zijn. „Mijn ouders konden muzieklessen ook niet betalen. Ik heb via de harmonie een instrument leren bespelen.”
Muzieklessen die verdwijnen betekenen een verschraling, vindt Knol ook. „Ik vind het jammer. Echt jammer.” Maar Knol vindt ook dat de zaken uit hun verband worden getrokken. Het beeld is ontstaan, zegt ze, dat de SKVR alleen maar muziekles verzorgt. We geven veel lessen, stelt ze. Van allerlei dansles tot creatieve vakken als beeldhouwen en schilderen. „Wij bereiken zo jaarlijks 100.000 Rotterdammers. Dat blijven we doen. De individuele muzieklessen zijn een kleine, relatief heel dure, afdeling van de SKVR.”
Voordelen van muziekles
Voor Jaap Schoneveld, 43 jaar SKVR-klarinetleraar, is de schuldvraag van de hele zaak moeilijk te beantwoorden. „Vroeger had je geen computer, geen mobiele telefoon, toen was er een beperkt vrijetijdsaanbod – natuurlijk was muziekles toen aantrekkelijker. De tijd van 70 kinderen op de wachtlijst voor saxofoonles is voorbij.” Volgens Schoneveld had veel eerder al serieuzer gekeken moeten worden naar lestrajecten op en na school. „Op school voor iedereen, direct na school voor de kinderen die het leuk vinden en meer willen.”
Dat de individuele muzieklessen van de SKVR nu verdwijnen, ziet hij in de landelijke trend van verdwijnende muziekscholen door bezuinigingen. Den Haag, Utrecht, Tilburg en een hoop kleinere steden en dorpen zagen de afgelopen jaren al muziekscholen omvallen. „Eigenlijk waren we de laatste en de grootste der Mohikanen. Er zijn nog wel docenten die zich verzetten, maar ik weet dat dit niet meer terug te draaien is. Het is dit óf de hele SKVR is over twee jaar failliet.” Zonde, want, Schoneveld noemt de bekende voordelen van muziekles nog maar eens op: „Betere hersenontwikkeling, maar ook leren zorgen voor zo’n instrument, leren luisteren naar andere spelers, leren samenwerken. Het gaat over iets waar in de rest van het onderwijs eigenlijk nauwelijks ruimte voor is: gevoel. Muziekmaken maakt je een empathischer mens. Dat zijn we als maatschappij vergeten. Gevorderde muzieklessen worden ook in Rotterdam alleen nog maar meer een elitaire aangelegenheid.”
Raadslid Judith Bokhove denkt nog steeds dat als de raad eerder was geïnformeerd een reddingspoging mogelijk was geweest. „Het is toch te gek dat de tweede stad van Nederland geen muziekschool in de lucht kan houden.” Ze juicht de groepslessen toe maar vindt dat het mogelijk moet zijn om door te stromen als een kind talent heeft of graag wil. Bovendien zullen conservatoria en de muziek- en theateropleiding Codarts, het conservatorium van Rotterdam, nog meer moeite hebben met het aantrekken van Nederlands talent, denkt ze.
Lees ook
Muziekles is geworden waar het toch al voor werd uitgemaakt: een elitaire, linkse hobby
Boegbeeld van de Portugese dans? De Kaapverdiaanse Marlene Monteiro Freitas (45) ziet niet zo veel in het etiket waarmee festival Brandhaarden haar omschrijft. Ze gelooft sowieso niet in een nationaal predikaat. „Ik ben op Kaapverdië geboren, maar woon en werk daar niet. Ik woon in Portugal, maar mijn werk is gemaakt in verschillende Europese steden onder verschillende condities en bij verschillende productiestructuren omdat ik geen eigen, vast gezelschap heb. Mijn werk representeert dus geen land of een manier van maken. Al is de Kaapverdiaanse cultuur wel een belangrijk element, denk ik.”
„Denk ik”, „misschien”, „waarschijnlijk” – het zijn woorden die de met zachte stem sprekende Freitas vaak gebruikt tijdens het telefoongesprek. Ze zoekt naar woorden, stelligheid is haar vreemd. Net zo lijkt niets vast te staan in het werk dat sinds ongeveer vijftien jaar op gretige internationale belangstelling kan rekenen. Personages (zelf spreekt ze liever van figuren), objecten, ritmes, betekenissen – alles schuift en transformeert en wie haar werk voor het eerst ziet, voelt zich overrompeld en verward door een vloedgolf aan krankzinnige beelden.
In de solo waarmee zij in 2010 doorbrak, Guintche, belichaamt zij een ongrijpbaar, meervoudig wezen dat verandert van gehandschoende danser in een clown, een acrobaat, een virtuoos heupwiegende bokser of een stram trippelende vogel met verschrikt vertrokken gelaat en grotesk opengesperde ogen (die ogen zijn inmiddels een handelsmerk). Al die figuren roeren zich in haar lichaam, soms tegelijkertijd, in een strijd om voorrang. Ze is mens, dier en automaat tegelijk, een absurde, carnavaleske figuur die voortdurend nieuwe betekenissen en identiteiten suggereert.
Het idee voor Guintche ontstond na het bezoek aan een stomend jazzconcert. In de solo openbaren zich verschillende aspecten van haar achtergrond. Als danseres begon ze zonder officiële lessen of enig ander voorbeeld dan het onstuimige carnaval op São Vicente en wat videobanden. Vanaf haar achttiende volgde ze een dansopleiding in Lissabon, om later in Brussel bij het vermaarde P.A.R.T.S. van Anne Teresa De Keersmaeker naar een eigen benadering te zoeken. „Ik streef niet actief naar een stijl of vorm die je zus of zo kunt benoemen. Misschien ook wel, ik heb zelf geen afstand tot de werken. De stukken ontstaan vanuit een onderwerp en de dansers met wie ik werk. Een specifieke methode nastreven is beperkend, ik wil juist zo open mogelijk zijn naar alle manieren en mogelijkheden.”
Antropomorfe muziekstandaards
Openheid en groteske intensiteit zijn dan ook de kenmerken die dwars door haar gevarieerde oeuvre lopen, evenals doorlopende transformatie en tegenstellingenparen als leven en dood, mooi en lelijk, humor en ernst. Freitas’ voorstellingen zijn verre van eenduidig. „Het is niet goed als het te realistisch of eenduidig wordt omdat ik de toeschouwer ruimte voor eigen interpretatie wil laten.”
In Bacchae – prelude to a purge (2017; destijds al te zien tijdens festival Spring) laat Freitas mogelijke interpretaties telkens switchen in een hybride van dans, film, slapstick, performance en concert. Blaasinstrumenten veranderen er in verrekijkers of lange snavels en muziekstandaards worden op hun antropomorfe kwaliteiten beproefd. In de installatie Cattivo, ook in Brandhaarden, voert de choreografe dat onderzoek verder en zijn de muziekstandaards de performers. „Toen ik Bacchae maakte, wilde ik steeds verder bouwen met de standaards en stuitte ik steeds op het feit dat ik voldoende ruimte moest overlaten voor de performers . Zo is het idee voor de installatie ontstaan. De muziekstandaards vroegen er zelf om.”
De voorstelling Bacchae is absurdistisch en surrealistisch, vol onverwachte wendingen en verrassende omkeringen. „Net als bij Euripides, waar scènes ook van de ene op de andere seconde veranderen zonder logisch verband. In de repetitiefase is ritme de sleutel tot een vertaling van het onderwerp. Ritme is de leidraad. Ik denk dat elk idee te vertalen is naar ritme en dat ritme een soort zin of logica creëert door de manier waarop scènes ritmisch zijn opgebouwd, met gestapelde of achter elkaar gelegde beelden, de coëxistentie van beelden, gebeurtenissen, opposities.”
Leven bij het kwaad
Freitas reikt een uitputtende hoeveelheid beelden aan, die niet per se tot één interpretatie hoeven te leiden, vindt zij. Bacchae líjkt in elk geval een uitzinnige, caleidoscopische viering van de oeroude dionysische drang naar ongebreidelde driftbevrediging bóven het moderne apollinische ideaal van harmonieuze en rationele orde.
Veel eenduidiger lijkt Mal – Embriaguez Divina (2020, de titel verwijst naar George Batailles La littérature et le mal), dat overkomt als een voor haar doen expliciet politiek statement. Dansers manipuleren nijver met stapels papier, papier transformeert tot een hoedje, een snavel, een fluit, tot vlag bij een militaire parade. Papier vertegenwoordigt machten en identiteiten. In Mal toont Freitas in prachtige beelden het kwaad van de bureaucratie.
„We onderzochten aspecten van het kwaad, vertaald naar protocollaire choreografieën – denk aan een rechtbank, een militaire parade, een protestmars. Een van de aspecten die mij daarbij interesseren, is dat mensen vaak in de nabijheid van het kwaad leven maar dat hebben geïntegreerd in het leven van alledag. Ze zien het niet.”
Al bij de geschiedenislessen op school is het een schrikbeeld dat zij zelf ook als de spreekwoordelijke kikker in de pan langzaam zou worden gekookt zonder het gevaar te bemerken. „Hoe? Kikker in de pan? Wat een geweldige metafoor. In de geschiedenis zie je telkens dat mensen achteraf zeggen: ‘We wisten het niet.’ Dat gaat over ons allemaal. Zouden wíj het zien, zouden we genoeg ogen en oren hebben om het kwaad te herkennen. Zouden wíj handelen wanneer bevolkingsgroepen hun rechten worden ontzegd?”
Brandhaarden met werken van Marlene Monteiro Freitas. Internationaal Theater Amsterdam, 1 t/m 15 februari. Info: ita.nl
Het goeie van kunst is dat je mag zien wat je wilt, maar ik betrap me er toch op dat ik me soms afvraag of ik wel goed zit. Het gebeurt me bij de voorstelling Dear Frail Male van Just van Bommel. Indrukwekkend theater: Van Bommel acteert een, naar ik las autobiografische, monoloog over straatintimidatie. Hij liep in een jurk, een stel opgeschoten jongensmannen hield hem staande en bedreigde hem. Die jurk speelt geen rol, het stuk bevraagt de daders. Wat zit er áchter hun agressie? Hoe word je een 12-jarige pestende ratface, wat is er het voordeel van om een homofobe bullebak in een lorrige trainingsbroek te zijn?
En het mikpunt? Dat krijgt nooit vaste grond onder zijn voeten. Terwijl Van Bommel zijn verhaal doet, goochelen twee collega’s met hem. Ze manoeuvreren hem op hun schoot, hun romp, rug, schouders, nek. Ze tillen hem op, laten hem zakken. Ze bewaken zijn evenwicht, las ik in een recensie, en: ze ondersteunen hem in vertedering.
Die acrobatische routines zijn de basis van de voorstelling, maar het valt me op dat de bij acrobatiek behorende suggestie van gewichtloosheid ontbreekt. Ik zie een rood hoofd. Trillende spieren. Een knikkende knie. De ondermannen hebben het zichtbaar zwaar onder het gewicht van Van Bommel.
Is dat zo bedoeld? Hoort het erbij? Of komt het doordat ik op de tweede rij zit, waar ik per ongeluk zie wat vanaf rij drie niet opvalt, en dieper de zaal in onzichtbaar is? Oftewel, zie ik het verkeerd? Maar wacht even, kunst is geen raadsel. Een juiste oplossing bestaat niet.
Hoe dan ook, door die rooie kop en bevende benen onder hem begrijp ik Van Bommels personage als iemand die bovenop zijn sidderende emoties zit. Die kantelen hem alle kanten uit en hij houdt ze in bedwang. Waarmee ik voel hoe iemand die ‘anders’ is, zich alleen kan redden door zich te beheersen. Hij wil beuken, hij wil schreeuwen: ik kan jullie aan, want „I work out!!”. Niet doen, geef ze geen aanleiding, maak het niet erger, laat je maar vernederen.
Het kan ook zijn dat me dat rooie hoofd opvalt doordat ik net Queer zag. Ook die film vertelt het onzegbare, niet met acrobatische routines maar door dans in te zetten voor het gevoel van de verstrengeling van de hoofdpersoon (een weergaloze Daniel Craig die hier als een natte hond zijn James Bond-verleden van zich afschudt) met een jongen die hij heeft en toch niet heeft. En hoe ik naar Dear Frail Male kijk, kan daarbij ook nog eens beïnvloed zijn door de expositie van Beatriz González, in De Pont in Tilburg. Onder mijn ogen veranderden haar schilderijen in mentale vergezichten om in te verdwalen. Verdwalen opent de poort voor onverwachte gedachten.