Column | Een schaakvriend

‘Wil je mij een loer draaien?” „Opportunist!” Meer woorden heeft een schaakvriendschap niet nodig. Een schaakvriendschap, weet Frans Horstink, kan betekenen dat je vrijwel elke dag rond dezelfde tijd tegen dezelfde persoon een duel uitvecht, vijftien jaar lang. Beetje praten mag wel, óver schaken, niet te veel.

„Kijk, hier stond zijn schaakbord.” Horstink (66) opent het plakboek met een foto van de boekbinderij van zijn vader Theo, die tot zijn 96ste bleef schaken – en werken. De stukken stonden altijd klaar op een campingtafeltje in de werkplaats en elke middag om vijf uur kwam zijn „schaakvriendje” Gerrit van Wijk langs. Dan stond de koffie al uren te pruttelen en lieten ze „de stukken over het bord dansen”. En Frans, die ’s zomers zijn vader hielp met aansmeren van het bindwerk, keek graag mee.

Het leek me wel wat, zo’n schaakvriend, dus was ik naar wijkcentrum de Bakermat in Arnhem getogen waar volgens de belofte op de website elke vrijdagochtend „plek aan het bord” was. Maar aangekomen bleek het schaken niet door te gaan. Te weinig animo, vertelden de vrijwilligers van de koffie-inloop. Eerst kwamen er nog vijf schakers, toen drie en toen nog maar twee.

Zonde, want in de kast stond een prachtige inventaris. Twintig schaaksets, elf borden en een stel klokken. Volgens wijkkrantje De Penseelstreek was een deel afkomstig van de – inmiddels ook opgeheven – Schaakvereniging Rheden en na het overlijden van voorzitter Theo Horstink had zoon Frans, bij wie ik nu op de bank zit, twee jaar geleden het materiaal geschonken aan het buurthuis.

Zijn vader had met schaken een „emotievolle relatie”, vertelt Frans. Pijn als-ie van het bord geveegd werd, zoals eens door een jochie van tien. En ook het royement door de Nederlandse schaakbond viel zwaar. Een heel leven had Theo als clubvoorzitter, toernooileider en vrijwilliger op scholen de benen uit het lijf gelopen voor het Rhedense schaakleven. Maar hij mocht geen bondslid meer zijn omdat zijn club, zoals vele opgericht in 1935, het jaar dat Max Euwe wereldkampioen werd, zodanig was geslonken dat competitie spelen niet meer ging.

Acht spelers had je daar volgens het reglement voor nodig. Horstink kreeg bij de bond voor mekaar dat in de laagste klasse een zestal ook genoeg was. Maar ook die waren er niet meer. Door ziekte, overlijden, gebrek aan nieuwe aanwas. En ook de consumptie liep zodanig terug dat de snackbar die het zaaltje verhuurde er klaar mee was. Schaakvereniging Rheden ging stilaan ter ziele.

Een lot, zie ik later, dat veel meer schaakverenigingen trof. Jeugdschaken zit in de lift, maar vele senioren zitten door het stoppen van hun club(je) inmiddels schaakloos thuis. Zelfs al is de minimale teambezetting voor competitie nu teruggeschroefd naar vier.

Theo Horstink had online verder gekund, maar daar was hij niet zo van. Hij moest zijn tegenstander in de ogen kijken. Hand boven de toren en tóch niet zetten. Doen alsof je zelfverzekerd bent. Of juist twijfelt. Dat typeerde volgens zoon Frans zijn vaders liefde voor schaken: „Onder de mensen zijn. Communiceren via het bord”. En nee, over iets anders dan schaken ging ’t eigenlijk nooit.

Waarom ook?