Micheál Martin is de nieuwe premier van Ierland. Het parlement stemde donderdag in met zijn benoeming, zo meldt persbureau Reuters, nadat zijn centrumrechtse partij Fianna Fáil in november als grootste uit de stembus kwam. Martin (64) was van 2020-2022 ook al premier en sindsdien vicepremier.
Fianna Fáil bereikte eerder deze maand een akkoord met de centrumrechtse partij Fine Gael van uittredend premier Simon Harris. De twee partijen, die de Ierse politiek al decennia domineren en ook in de vorige regering zaten, kwamen één zetel tekort voor een meerderheid en zochten daarom gedoogsteun bij onafhankelijke Lagerhuissleden.
De stemming zou eigenlijk woensdag hebben plaatsgevonden, maar ontaardde in chaos toen de oppositie protest aantekende tegen de onafhankelijke parlementariërs die de nieuwe coalitie steunden. Zij namen hun plaats in de oppositiebanken in, wat betekent dat ze extra spreektijd kregen. Leden van onder meer het linkse Sinn Féin, de grootste oppositiepartij, vonden dat oneerlijk. Tot vier keer toe werd de zitting geschorst.
Martin neemt de leiding over van Harris, de leider van Fine Gael, maar hij zal later weer terugkeren als premier. De partijen Fianna Fáil en Fine Gael hebben, net als in de vorige regering, afspraken gemaakt over het afwisselen van het premierschap: Martin is premier tot 2027 en maakt dan weer plaats voor Harris, aldus Reuters.
Door een ontwerpfout slijten tientallen snelwegviaducten- en bruggen sneller dan Rijkswaterstaat had voorzien. Mogelijk vormen deze bouwwerken een risico voor de verkeersdoorstroming. Zwaar verkeer moet worden omgeleid, auto’s moeten langzamer moeten rijden en op korte termijn zullen ondersteunende constructies onder de viaducten geplaatst moeten worden.
Dat werd vrijdag bekend na berichtgeving van De Telegraaf, op basis van onder meer een Kamerbrief van minister Barry Madlener (PVV) van Infrastructuur en Waterstaat eerder deze week.
Landelijk beheert Rijkswaterstaat zeker honderd bruggen en viaducten die gebouwd zijn met een zogeheten tand-nokconstructie. Negentig daarvan vertonen problemen, schrijft Madlener aan de Tweede Kamer. Mogelijk stijgt dit aantal omdat ook veel bruggen en viaducten met deze constructie door gemeenten zelf beheerd worden en nog niet bij Rijkswaterstaat op de radar staan.
De gebruikte tand-nokconstructie verbindt betondelen met elkaar, maar blijkt kwetsbaar voor de combinatie van water en strooizout op het wegdek. Daardoor verroest de stalen ondersteuning van het beton sneller dan gedacht.
De problemen met de tand-nokconstructies zijn niet te signaleren met reguliere inspecties, schrijft Madlener in de Kamerbrief. Uit deze inspecties blijkt alleen „dat de voegovergangen van de viaducten vocht doorlaten”. En dat leidt niet automatisch tot verder onderzoek. Met de huidige kennis had „dit type overgangen in het verleden anders geconstrueerd moeten worden”, erkende het ministerie afgelopen week.
‘Geen acuut instortingsgevaar’
In december werd bij een eerste viaduct ontdekt dat de betonnen constructie sneller verouderde dan verwacht. Zwaar vrachtverkeer (boven de 45 ton) mocht toen niet meer over de A12-viaducten bij het Arnhemse knooppunt Velperbroek rijden. Het vrachtverkeer wordt daar sindsdien omgeleid.
Er was geen sprake van acuut instortingsgevaar, benadrukte Rijkswaterstaat destijds tegenover Omroep Gelderland. Wel werden maatregelen aangekondigd om de veiligheid op het viaduct te waarborgen en verdere slijtage te voorkomen, zoals het plaatsen van ondersteuningsconstructies. Vanaf april 2025 worden onder alle viaducten die sneller slijten dan verwacht ondersteuningsconstructies geplaatst, schrijft Madlener in de kamerbrief.
Overigens vormen niet alle constructies een even groot risico. Zeventien viaducten en bruggen worden versneld geïnspecteerd en aangepakt en staan „bovenaan de prioriteitenlijst van Rijkswaterstaat”, aldus Madlener. Het gaat om viaducten en bruggen bij de A12 bij knooppunt Velperbroek, het viaduct Kamperhoekweg (A6), de bruggen Naardertrekvaart (A1), het Prins Clausplein (A4/A12), het viaduct Tielsestraat (A15) en het viaduct De Tol bij de A1.
Madlener spreekt tegenover persbureau ANP van een tegenvaller. „Het is een nieuwe opgave in onderhoud. Anderzijds ben ik blij dat we er nu achter zijn gekomen en dat we de wegen veilig kunnen houden.” Weggebruikers lopen volgens hem geen gevaar. Wat de hersteloperatie gaat kosten weet hij nog niet.
Het Openbaar Ministerie heeft vrijdag meer informatie verstrekt over de vier verdachten van de explosie in een bruidsmodewinkel in Den Haag, die op 7 december aan zes mensen het leven kostte. Een 33-jarige Rotterdammer was naar alle waarschijnlijkheid de initiator. Al op 1 december, zes dagen voor de explosie, werden twee van de vier verdachten aangehouden met een auto vol vuurwerk en jerrycans benzine.
Het OM bevestigt, zoals al werd vermoed, dat „het initiatief lijkt te zijn uitgegaan van de 33-jarige verdachte uit Rotterdam. Hij kende privé de eigenaresse van de bruidsmodezaak waartegen de aanslag was gericht.” Naast de 33-jarige Rotterdammer werden een 29-jarige en een 23-jarige man, beiden uit Roosendaal, en een 33-jarige man uit Oosterhout opgepakt. Die drie zouden zijn benaderd om de Rotterdammer te helpen.
Tot vandaag zaten de verdachten vast in „alle beperkingen”: zij mochten geen contact hebben met de buitenwereld. Nu die beperkingen zijn opgeheven geeft het OM iets meer informatie over de voorbereiding van de aanslag. De vier worden verdacht van betrokkenheid bij de explosie, van brandstichting in een auto diezelfde dag en van het treffen van voorbereidingen voor een misdrijf op 1 december.
Het OM vermoedt dat de vier toen al van plan waren brand te stichten in de bruidsmodezaak op de Tarwekamp of een explosie te veroorzaken. De twee mannen uit Roosendaal werden op 1 december aangehouden op een parkeerterrein in Oosterhout met een laadbak vol zwaar vuurwerk en jerrycans benzine. Zij werden na verhoor weer vrijgelaten, in afwachting van onderzoek.
Op 14 maart moeten de verdachten voor het eerst voor de rechter verschijnen, in een pro-formazitting waarin de zaak nog niet inhoudelijk behandeld wordt.
De Oekraïense regering van president Volodymyr Zelensky wil toch een beroep gaan doen op meer jongemannen om het personeelstekort van de Oekraïense strijdkrachten in de oorlog tegen Rusland te verlichten. Op dit moment vallen mannen tussen de 18 en 25 jaar niet onder de mobilisatieplicht.
Een hoge militaire adviseur van Zelensky, kolonel Pavlo Palisa, zei vrijdag in een interview met het Amerikaanse persbureau AP dat Oekraïne het proces voor de rekrutering van jongemannen wil aanpassen.
De mobilisatieleeftijd in Oekraïne werd in april vorig jaar verlaagd van 27 naar 25 jaar. Maar volgens onder meer de Amerikaanse regering, tot nu toe de grootste militaire steunpilaar en wapenleverancier van Kyiv, levert dat lang niet genoeg militairen op om Rusland af te houden van verdere terreinwinst en de ruim duizend kilometer lange frontlijn te stabiliseren. Ook de regering in Kyiv lijkt daarvan steeds meer doordrongen.
Volgens Palisa, die afgelopen najaar door Zelensky werd benoemd tot plaatsvervangend hoofd van zijn presidentiële kabinet, zoekt Oekraïne naar nieuwe wegen omdat het huidige dienstplichtsysteem nog stamt uit de Sovjettijd en de rekrutering van voldoende manschappen in de weg zit.
Betere betaling
Een van de initiatieven die de regering in Kyiv wil nemen wordt door Palisa omschreven als een „eerlijk contract” dat onder meer financiële prikkels omvat, maar ook duidelijke garanties voor opleiding en training en maatregelen die moeten toezien op professioneler overleg tussen soldaten en hun commandanten.
Het plan is erop gericht om 18- tot 25-jarigen te werven die nu zijn uitgezonderd van mobilisatie, en Oekraïners die zich nu op andere gronden aan de dienstplicht kunnen onttrekken, of al zijn afgewezen.
De personeelstekorten aan het front spelen de Oekraïense strijdkrachten al maanden parten. Met name sinds afgelopen voorjaar voerden de Russen de druk op langs grote delen van het front, en boekten de bezetters vooral in de regio Donetsk meer terreinwinst dan eerder.
Ondanks de zware druk vanuit Washington om de Oekraïense mobilisatieleeftijd te verlagen – inmiddels ook door president Trump – verzet Zelensky zich vooralsnog hevig tegen de militaire dienstplicht voor mannen onder de 25 jaar omdat dat een zware wissel zou trekken op de toekomst van het land: het zou de economie verder belasten en nog meer jongeren in de verleiding brengen Oekraïne te verlaten. Sinds de Russische inval in 2022 zijn duizenden Oekraïense dienstplichtigen het land ontvlucht, ondanks een uitreisverbod voor mannen in de gevechtsleeftijd.
Lees ook
Arrestatie van drie hoge officieren zet nieuwe vraagtekens bij functioneren van Oekraïense krijgsmacht
Palisa stelt in het interview dat „we een open dialoog met de maatschappij” moeten beginnen over de mobilisatie. „Want de verdediging van het land is niet alleen de verantwoordelijkheid van de strijdkrachten. Het is de plicht van elke Oekraïense burger.”
Palisa stelt ook dat hij met het ministerie van Defensie in Kyiv gaat onderzoeken waarom de mobilisatie tot nu onvoldoende resultaat heeft opgeleverd.
Val van Velyka Novosilka
Vrijdagochtend maakte onder meer de Oekraïense nieuwssite Pravdabekend dat de Russische bezettingsmacht verder is opgerukt in het westen van de regio Donetsk en het stadje Velyka Novosilka heeft ingenomen. Met de terugtrekking uit dat frontlijnstadje wilden de Oekraïense eenheden omsingeling door de Russen voorkomen.
In Velyka Novosilka woonden voor de Russische invasie van 2022 ruim vijfduizend mensen. Het stadje diende in 2023 als een van de uitvalsbases voor het Oekraïense zomeroffensief richting het zuiden. Doel van die operatie was het bereiken van de Zee van Azov en het afsnijden van de ‘landbrug’ van de Russen naar de Krim. Dat lukte niet. Het offensief reikte niet veel verder dan zo’n tien kilometer ten zuiden van Velyka Novosilka, omdat Oekraïense troepen niet in staat bleken zich door de uitgestrekte Russische mijnenvelden heen te vechten. Volgens sommige Oekraïense media werd vrijdag in het centrum van het stadje de Russische vlag gehesen.
Strijd in centrum Tsjasiv Jar
Ook op andere plaatsen in de Donbas-regio blijven de Russen vooruitgang boeken. Door de opmars ten zuiden van het stadje Pokrovsk zijn de Russen de regionale grens tussen Donetsk en Dnipropetrovsk tot op zo’n vier kilometer genaderd.
Verder naar het noorden vechten Russische en Oekraïense eenheden inmiddels in het centrum van de stad Tsjasiv Jar, zo blijkt uit de meest recente oorlogskaart van DeepState, een groep analisten die banden onderhoudt met het Oekraïense leger. Rusland is al een jaar bezig met het offensief rond het hoger gelegen stadje ten westen van Bachmoet. Net als het bezette Bachmoet is Tsjasiv Jar grotendeels verwoest.