N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
In het ontwerp voor de overzichtstentoonstelling van het werk van M.C. Escher in Den Haag ging het Belgische kunstenaarsduo Gijs Van Vaerenbergh de confrontatie aan met de graficus. „Net als Escher zijn wij bezig met architectuur zonder architectuur te maken.”
Vijf jaar na de grote tentoonstelling in Leeuwarden opent er een nog grotere in Den Haag, want dit jaar is de 125ste geboortedag van M.C. Escher (1898-1972). Het Kunstmuseum, dat de grootste museale collectie van zijn werk bezit, wilde meer doen dan een publiek van ongetwijfeld tienduizenden de kans geven langs de originelen van de bekende reproducties te schuifelen.
Daarom is Escher – Andere wereld een soort dubbel-expositie geworden, waarin het Belgische duo Gijs Van Vaerenbergh vanuit hun eigen kunst de confrontatie aangaat met Escher. Ze reageren met ruimtelijke ingrepen op zijn prenten, zoals een zaal vol bogen en pilaren of ondersteboven hangende trappen. In een andere zaal hebben ze een papieren wolkenhemel gehangen, die ook golven of duinen zouden kunnen zijn, want Escher beeldt die op dezelfde manier af, bespeurde het duo.
Gijs Van Vaerenbergh bestaat uit Pieterjan Gijs (39) en Arnout Van Vaerenbergh (40), die elkaar al kennen sinds de kleuterschool. „In Leuven hebben we samen architectuur gestudeerd en alle opdrachten samen gedaan. Na onze studie zijn we daar gewoon mee doorgegaan.”
Van Escher-conservator Judith Kadee kreeg het duo in 2021 de vraag of ze eens wilden komen praten over een Escher-tentoonstelling in 2023. „We hebben in Den Haag met directeur Benno Tempel en het museumteam gesproken en zo begon het nadenken en brainstormen.”
Escher hoefde alleen maar te tekenen, wij moesten echt bouwen
Waarom kwam het museum bij jullie?
„Ze wilden het werk van Escher samenbrengen met dat van een hedendaagse kunstenaar. Iedereen kent Eschers prenten en zo kun je toch een frisse, hedendaagse tentoonstelling krijgen. Het hoefde niet per se in de vorm van ruimtelijke installaties. Het mocht ook scenografisch, of juist autonoom.”
Wat wisten jullie toen van Escher?
„Wij hadden thuis boeken van Escher, hij werd op school behandeld en we zijn het werk nog regelmatig tegengekomen. Door deze samenwerking konden we ons erin verdiepen. Wat ons heel erg aansprak was hoe zijn werk geëvolueerd is: eerst tekende hij tijdens reizen landschappen en stadsgezichten en maakte daar prenten van. In zijn latere leven gaat hij de architecturale bagage van zijn vroege oeuvre openbreken. Iedereen kent zijn eindeloze trappen, de vlakvullingen, spiegelingen en transformaties van vogels in vissen. Zijn vroegere oeuvre kenden wij veel minder; hij heeft fantastische prenten gemaakt van bloemen, vogels en landschappen. Thema’s die ook in ons eigen werk belangrijk zijn.”
Zoals het paviljoen met zes nissen naast de Duitse militaire begraafplaats van het Westvlaamse Hooglede, die steeds een andere blik op de omgeving bieden?
„En ook het project Reading Between the Lines [een tien meter hoog, dertig ton wegend kerkje met torenspits in de Limburgse heuvels bij Borgloon dat vanaf een afstand transparant lijkt, maar muren heeft van smalle stalen platen met telkens negen centimeter lucht daartussen en zo nu en dan een blokje, red.]. Ook deze tentoonstelling zien we als een kunstwerk op locatie.”
Lees ook over zijn Italiaanse reizen: Waar Eschers trappen begonnen
Wat doe je met Escher in zeven museumzalen plus een brede gang met zeven halfopen kabinetten?
„De basis voor de expo waren de fascinaties die we delen met Escher. Hij werkt op papier, grafisch, en wij ruimtelijk. Dat gaat minder over illusie dan bij hem, maar wel over het spanningsveld van herkennen en op het verkeerde been zetten, verwondering, perspectief, abstractie. Voor de zeven zalen hebben we vervolgens ruimtelijke installaties gemaakt. Die kun je ervaren en bezoeken, maar anderzijds zijn ze ook de context waarin het werk van Escher getoond wordt. In elke zaal voel je die dialoog. Terwijl je voor een prent van Escher staat en heel aandachtig kijkt naar dat tweedimensionale werk, word je ook uitgenodigd om eruit te stappen en te kijken hoe die ruimte door ons is getransformeerd.”
Hebben jullie de werken van Escher op de expositie gekozen?
„Dat was de rol van Judith Kadee. Zij vertegenwoordigde Eschers werk en wij het onze in het zoekproces. Met de thema’s was het een beetje zoeken en schuiven. Er zijn werken die in twee zalen hadden kunnen hangen.”
Zullen de bezoekers de thema’s begrijpen als ze een zaal binnenkomen?
„De installaties zijn heel duidelijk, maar je kunt vrij naar Escher kijken zonder de thema’s te kennen. De zalen vertellen ook het chronologische verhaal van zijn ontwikkeling.”
Waarom is het eerste deel van de tentoonstelling licht en het tweede deel in de kabinetten donker?
„Die opdeling verwijst naar de bekende prent Dag en nacht, met vogels die van dag naar nacht vliegen boven een soort dambordpatroon van een Nederlands polderlandschap dat omgekeerd van wit naar zwart gaat. De zeven zalen zijn helder en overzichtelijk en delen Eschers werk op in zeven thema’s. In de kabinetten draaien we dat om. Daar in het nachtdeel is het intiemer en is er geen overzicht. We focussen op bijzonderheden en kleinere kunstwerken van ons. Judith heeft telkens één of meerdere prenten gekozen die daarmee matchen. Zo relativeren we het grote gebaar van de dagzalen. Je moet dus op een heel andere manier kijken.”
De tentoonstelling opent in de eerste zaal met een borstbeeld van Escher dat jullie van houten balkjes hebben gemaakt.
„Daarmee zetten we de expo op scherp. Wij tonen hem op onze manier, anders dan iedereen hem kent, met een portret van blokjes die geen exact beeld genereren, maar juist een soort abstractie. Van heel dichtbij is het een stapeling van blokjes, zoals die op zijn metamorfose-prenten voorkomt. Op afstand herken je door de schaduwen wel zijn trekken.
„In de twee volgende zalen, ‘Architectuur’ en ‘Natuur’, komen zijn vroege werken te hangen. Natuur, met ons golvende plafond, is verder een heel normale zaal, omdat je alle prenten ziet hangen. Maar de zaal ‘Architectuur’ staat vol bogen op kolommen, zoals op Eschers tekeningen en prenten van islamitische architectuur in Spanje. Het verstoort het idee van een museumruimte als ‘open white box’ en geeft veel meer ruimtelijke complexiteit. Zichtassen verschijnen plots en een boog clasht met de muur. Ronddwalend voel je de confrontatie van architectuur en ruimte.
„Dit is een belangrijke zaal, want architectuur is een gemene deler tussen Escher en ons. Hij is vanaf het begin bezig met architectuur. In die zaal is te zien hoe hij die eerst heel klassiek en representatief weergeeft. Hij is voortdurend bezig met gewelven, kolommen en architecturale taal. Tegelijk kijkt Escher sterk vanuit zijn perspectief als graficus. Onze installaties zoeken altijd de grens tussen architectuur en beeldende kunst.”
Er is nog een overeenkomst tussen jullie en Escher: ook hij is ooit begonnen aan een architectuuropleiding.
„En snel gevlucht voor de praktische techniek die daarbij hoort. Wij zijn binnen de lijntjes van de opleiding gebleven en gevlucht in de creatieve vrijheid van het ontwerpen. Wij zijn bezig met architectuur zonder architectuur te maken. Escher deed dat eigenlijk ook.”
Kunnen jullie nog een paar voorbeelden van zaalthema’s geven?
„De zaal ‘Spiegelingen’ gaat over hoe Escher water en spiegels in zijn werk gebruikt. Hij laat een blad of landschap weerspiegelen in een wateroppervlak of in een druppel, die ook direct een vervorming oplevert. We hebben voor de tentoonstelling een spiegelinstallatie gemaakt die misschien wel de meest directe manier is om een escheriaanse ruimte te scheppen.
„In de zaal daarachter is ‘Endless line’. Daar worden zijn prenten getoond die gaan over eindeloosheid en oneindigheid. Zoals de Möbiusfiguren en de herhalingen van vormen die steeds kleiner of groter worden. Hij heeft ook een aantal mooie portretten gemaakt met een eindeloos Möbiuslint, zoals van hem en zijn vrouw.
„Onze installatie daar is een complexere versie van een werk dat we in 2019 hebben gemaakt in de Sint-Odolphuskerk in Borgloon. Daar hebben we een simpele ring opgehangen die de architectuur doorsnijdt en zo van de versnipperde ruimte een geheel maakt. Hier laten we een eindeloze goudkleurige buis in dialoog gaan met de ruimte. Die buis zoekt in de zaal de randen op, ook boven en onder. De gouden kleur geeft hem iets mysterieus en edels, als een ring of kandelaar.
„Deze sculptuur kun je alleen maar van binnen bekijken en als je er binnen staat – soms moet je bukken of er overheen stappen – zie je altijd vanuit bepaalde perspectieven Eschers prenten aan de muur hangen.”
Wat gebeurt er in de zaal met de geperforeerde blauwe wanden?
„Daar is het thema ‘Vlakvulling’, iets waar Escher veel mee bezig was. Het grondplan van de zaal is een patroon van zeshoeken. Die onderliggende structuur zit ook in veel van zijn vlakvulling-prenten zoals Metamorphose. Sommige bezoekers gaan die zeshoeken ontdekken, andere zullen er volledig aan voorbijgaan.
„De blauwe wanden zijn van geperforeerd metaal, waardoor ze transparant zijn. Op een aantal wanden hangen prenten en die gaan dus dat spel meespelen. Sommige zie je direct, andere door twee wanden heen. Het is sculptuur én zaal-inrichting tegelijk in een verhouding waar we van zaal tot zaal mee schuiven.”
Jullie hebben ook een zaal met trappen gemaakt.
„Ja, ‘Onmogelijke architectuur’. De trappen gebruiken we om een gedraaide beweging voelbaar te maken, niet voor de bezoekers om op te klimmen. We moesten bij het bedenken van de ruimtelijke installaties steeds ook pragmatisch zijn. Escher hoefde de onmogelijkheden alleen maar te tekenen, wij moesten ze echt fysiek bouwen. Er waren ook praktische eisen: deuren moest open kunnen, een rolstoel moest passen, er moest een wandeling ontstaan. Zulke dingen moet je afvinken. Net zoals de stabiliteit en het licht. Het was een uitdaging, maar ook een plezier om in zo’n museale context werk te kunnen maken. We hopen dat de verrassing en de speelse kant overkomen op de toeschouwer.”
Wat exposeren jullie in de zeven zwarte kabinetten?
„Die kabinetten zijn een gang met zeven halfopen nissen die hoger zijn dan de gang. Het thema ‘Dag en nacht’ was voor ons een manier om die moeilijke ruimte te omarmen: in het duister verdwijnt de architectuur. Na de ‘Onmogelijke architectuur’ in de laatste grote zaal komt de bezoeker door een poortje in donkere ruimtes waar achter elke wand een nieuw werk van ons en één of meer prenten van Escher te ontdekken zijn.”
Het is dus eigenlijk ook jullie oeuvre-tentoonstelling geworden?
„Escher was een soort van lens om naar ons eigen archief van ideeën te kijken. Het is een dubbelexpo geworden: in elke zaal is werk van ons en werk van Escher.”