Het is treurig te moeten vaststellen dat de conclusie van de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme geen verrassing is. „Discriminerend overheidshandelen is een schrijnend probleem”, schrijft zij aan kabinet en Kamer. Artikel 1 van de Grondwet, het gelijkheidsprincipe, wordt door de overheid zelf met voeten getreden.
De staatscommissie roept in een tussentijds advies op tot „een proactieve en structurele aanpak” van discriminatie bij publieke dienstverlening. Bij het regelmatige contact dus tussen burger en overheid, aan de gemeentelijke balie, met de politie, de douane, de verstrekkers van toeslagen.
Voor veel Nederlanders moet dit een déjà vu zijn. Dit is niet het eerste onderzoek met een soortgelijke conclusie – ook niet van deze staatscommissie, die in 2022 op verzoek van de Tweede Kamer werd ingesteld om de aard, omvang en oorzaken van discriminatie „inzichtelijk en tastbaar” te maken.
Zelf concludeerde de Kamer elf maanden geleden, naar aanleiding van de Toeslagenaffaire en na de parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening, dat de overheid juridisch aanspreekbaar zou moeten zijn op discriminatie. Dat de kabinetsreactie op die parlementaire enquête zo futloos was, en elke urgentie in het Kamerdebat erover vorige week leek te ontbreken, maakt moedeloos. Zeker omdat een vorig kabinet over de Toeslagenaffaire viel, en een van de vier coalitiepartijen groot werd met de belofte iets te doen aan de burger die in de knel raakt door overheidshandelen. Het momentum van Toeslagenaffaire (2021) en Black Lives Matter (2020) lijkt bovendien ten onrechte te zijn verdwenen.
Want 11 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder voelde zich in 2023 gediscrimineerd. Dat zijn 1,6 miljoen inwoners van dit land. Afkomst, huidskleur, geslacht, seksuele oriëntatie, handicap of religie – of welke grond dan ook – blijken in tegenstelling tot Artikel 1 juist níét een reden voor gelijke behandeling.
Dat is al ernstig. De staatscommissie concludeert bovendien dat ongelijke behandeling tot persoonlijke schade leidt, als ook tot maatschappelijke schade. Financieel: de hersteloperatie van de Toeslagenaffaire kostte inmiddels negen miljard euro, de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) compenseerde gediscrimineerde studenten al voor 61 miljoen euro. Belangrijker: wie voortdurend wordt achtergesteld en vervolgens wordt bevestigd in het feit dat de overheid er niet voor iedereen is, kan zich afkeren van die overheid, van de samenleving.
De staatscommissie concludeert verder dat beleidsverandering alleen niet voldoende is. In weerwil van sommige coalitiepartijen die lijken te suggereren dat het gaat om beleid en rechtsstaatverklaringen en basislijnen. Woorden van politici doen ertoe.
Ja, in het regeerprogramma staat dat discriminatie hard wordt aangepakt. Maar, zo zegt commissievoorzitter Joyce Sylvester tegen NRC, een kabinet waarvan leden discriminerende uitspraken doen en dat dat vervolgens ontkent, „laat zien dat het heel gewoon is zulke dingen te zeggen”. Waardoor ambtenaren kunnen denken dat discriminatie niet zo erg is, wat weer kan doorsijpelen in beleid. Wat weer ertoe kan leiden dat mensen ongelijk behandeld worden. Wat weer…
Het is te hopen dat kabinet en Kamer de instelling van deze staatscommissie niet zien als een aflaat. Te vaak belandden de terechte adviezen van staatscommissies in lades. Maar Artikel 1 van de Grondwet is niet voor niet het eerste artikel.
Lees ook
Staatscommissie noemt discriminatie door overheid ‘structureel’ en hekelt uitspraken kabinet
Het is treurig te moeten vaststellen dat de conclusie van de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme geen verrassing is. „Discriminerend overheidshandelen is een schrijnend probleem”, schrijft zij aan kabinet en Kamer. Artikel 1 van de Grondwet, het gelijkheidsprincipe, wordt door de overheid zelf met voeten getreden.
De staatscommissie roept in een tussentijds advies op tot „een proactieve en structurele aanpak” van discriminatie bij publieke dienstverlening. Bij het regelmatige contact dus tussen burger en overheid, aan de gemeentelijke balie, met de politie, de douane, de verstrekkers van toeslagen.
Voor veel Nederlanders moet dit een déjà vu zijn. Dit is niet het eerste onderzoek met een soortgelijke conclusie – ook niet van deze staatscommissie, die in 2022 op verzoek van de Tweede Kamer werd ingesteld om de aard, omvang en oorzaken van discriminatie „inzichtelijk en tastbaar” te maken.
Zelf concludeerde de Kamer elf maanden geleden, naar aanleiding van de Toeslagenaffaire en na de parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening, dat de overheid juridisch aanspreekbaar zou moeten zijn op discriminatie. Dat de kabinetsreactie op die parlementaire enquête zo futloos was, en elke urgentie in het Kamerdebat erover vorige week leek te ontbreken, maakt moedeloos. Zeker omdat een vorig kabinet over de Toeslagenaffaire viel, en een van de vier coalitiepartijen groot werd met de belofte iets te doen aan de burger die in de knel raakt door overheidshandelen. Het momentum van Toeslagenaffaire (2021) en Black Lives Matter (2020) lijkt bovendien ten onrechte te zijn verdwenen.
Want 11 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder voelde zich in 2023 gediscrimineerd. Dat zijn 1,6 miljoen inwoners van dit land. Afkomst, huidskleur, geslacht, seksuele oriëntatie, handicap of religie – of welke grond dan ook – blijken in tegenstelling tot Artikel 1 juist níét een reden voor gelijke behandeling.
Dat is al ernstig. De staatscommissie concludeert bovendien dat ongelijke behandeling tot persoonlijke schade leidt, als ook tot maatschappelijke schade. Financieel: de hersteloperatie van de Toeslagenaffaire kostte inmiddels negen miljard euro, de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) compenseerde gediscrimineerde studenten al voor 61 miljoen euro. Belangrijker: wie voortdurend wordt achtergesteld en vervolgens wordt bevestigd in het feit dat de overheid er niet voor iedereen is, kan zich afkeren van die overheid, van de samenleving.
De staatscommissie concludeert verder dat beleidsverandering alleen niet voldoende is. In weerwil van sommige coalitiepartijen die lijken te suggereren dat het gaat om beleid en rechtsstaatverklaringen en basislijnen. Woorden van politici doen ertoe.
Ja, in het regeerprogramma staat dat discriminatie hard wordt aangepakt. Maar, zo zegt commissievoorzitter Joyce Sylvester tegen NRC, een kabinet waarvan leden discriminerende uitspraken doen en dat dat vervolgens ontkent, „laat zien dat het heel gewoon is zulke dingen te zeggen”. Waardoor ambtenaren kunnen denken dat discriminatie niet zo erg is, wat weer kan doorsijpelen in beleid. Wat weer ertoe kan leiden dat mensen ongelijk behandeld worden. Wat weer…
Het is te hopen dat kabinet en Kamer de instelling van deze staatscommissie niet zien als een aflaat. Te vaak belandden de terechte adviezen van staatscommissies in lades. Maar Artikel 1 van de Grondwet is niet voor niet het eerste artikel.
Lees ook
Staatscommissie noemt discriminatie door overheid ‘structureel’ en hekelt uitspraken kabinet
Een kluit van tien jonge mannen met hoodies wijkt op het podium van de Oosterpoort in Groningen uiteen. En daar kruipt de Amsterdamse popsensatie Roxy Dekker tevoorschijn, de eerste regels zingend van haar hit ‘Gaan We Weg’ met rapper Ronnie Flex, die naast haar danst: „Wat doen we hier? Hoe zijn we hier beland? Kwart over vier en ik ben uit balans…” Kort gonst de aarzeling door de volgepakte grote zaal: huh, is zíj de winnaar? Maar de confetti knalt en algauw gaan de handen in de lucht voor het tintelfrisse refreintje van de grote zomerhit. „Gaan we weg? Ik hou niet eens van house. Ik dans alleen door jou. Als je down bent, ben ik down, down, down.”
Zangeres Roxy Dekker won afgelopen weekend de Popprijs op festival Noorderslag in de Groningse Oosterpoort, van oudsher de ‘nieuwjaarsreceptie’ voor de muziekindustrie. En ze had ’m daarvoor best geknepen, gewaarschuwd als ze was voor traditionele morele verontwaardiging over ‘Popprijs-kapers’. Geen muziekprijs maakt zoveel los. Het is een typische splijtzwam van artistieke inhoud versus culturele impact.
Feit is dat Dekker haar stempel op popjaar 2024 drukte met vier nummer 1-hits. En op Spotify was haar liedje ‘Sugardaddy’ het meest beluisterd met ruim 66 miljoen streams. Ze is een fenomeen aldus het rapport van de jury, die bestond uit diverse muziekkenners – van radio-deejays tot programmeurs. Het klonk haast als een verontschuldiging hoe de jury stelde simpelweg niet om het ongekende succes van de twintigjarige Amsterdamse zangeres en TikTokker heen te kunnen. „Als geen ander wist zij de tijdgeest te vangen in scherpe, humoristische teksten vol zelfspot over haar eigen generatie.”
Te vroeg?
Maar zie de meningen nu eens over elkaar buitelen: deze belangrijke prijs voor de artistiek über-prille Roxy Dekker zou te vroeg komen. Ze maakte immers pas acht liedjes en moet haar eerste club-optreden op eigen naam nog geven (in april staat ze in Paradiso en de Melkweg in Amsterdam). Of kijk Noorderslag toch eens mainstream worden. „De vervlakking en verschraling van de muziek gaat maar door, mede door de TikTok aanhangers die een zouteloze smaak hebben!”, meent iemand bij de poll die het Dagblad van het Noorden heeft opgesteld met de vraag of Dekker de Popprijs verdient. 62 procent zag liever een andere winnaar.
De zangeres zelf was zaterdagavond uit Amsterdam naar Groningen komen racen. Ze had opgetreden in de Ziggo Dome met de populaire jongensgroep Bankzitters. Tegen het publiek: „Ik ben blij dat er toch mensen enthousiast zijn. Ik was er een beetje bang voor.” Vechtend tegen haar tranen: „O, ik wil nu niet janken hoor. Maar dit is zo bijzonder, een jaar geleden stond ik hier op het allerkleinste podium.” Dan zingt ze, in tegenstelling tot de langere shows van eerdere winnaars, met haar deejay nog slechts twee liedjes.
Lees ook
Roxy Dekker is dé nederpop-sensatie van dit moment: ‘Niet weer een gouden plaat. Ik kon het gewoon even niet meer aan’
Controversieel
De discussie rondom de Popprijs-winnaar staat in een lange traditie. Bands worden omarmd, streamsucces gewantrouwd. De winst van zangeres Dekker brengt ook de gedenkwaardige, controversiële Popprijs-winnaar van 2017 in herinnering: hiphopcollectief New Wave met fakkeldragers Ronnie Flex en Lil’ Kleine. Ze wonnen toen om hun verbijsterende hoeveelheid streams. Maar ze riepen ook een golf van weerzin op tijdens de prijsuitreiking: was de jury gek geworden te kiezen voor stuiterende, puberaal grofspuiende rappers? Bij hun jolige optreden liep de zaal in De Oosterpoort leeg.
Ook het succes van Dekker leunt sterk op sociale media en knappe virale marketing. Jongeren lopen met haar weg, de oudere muziekliefhebber ziet liever erkenning voor artiesten met een bredere impact. Maar ook de winnaar van vorig jaar, Joost Klein kreeg kritiek, ook al ving ook hij „de tijdgeest”, aldus de jury. En zo verging het ook Goldband, het jaar ervoor al werd hun muziek beschouwd als ‘soundtrack van de postcoronatijd’.
Dit jaar werden de zangeressen Froukje (sterk popjaar met veel highlights van grote shows en een sterk album) en Eefje de Visser (sterk album en opvallende concerten, liep de prijs volgens kenners in 2021 al mis doordat de prijs door corona niet werd uitgereikt) het hoogst ingeschat.
Speculeren
Zeker, de prijs is vaak uitgedeeld aan bands met veel dienstjaren zoals De Dijk, Racoon, The Nits. Maar het is een van de grootste misverstanden over de Popprijs dat het een oeuvreprijs zou zijn. Anders dan veel andere muziekprijzen kun je er in je carrière nooit op rekenen. Dat weet ook Golden Earring, dat in 2021 na vijftig jaar zonder deze prijs stopte. En ook Doe Maar, Boudewijn de Groot, rockband De Staat en de poëtische rapper Typhoon kregen de popprijs nooit. Andere misvatting: dat internationale erkenning telt. Natuurlijk won deejay Martin Garrix eens met zijn imposante wereldcijfers, maar ook muziek als exportproduct is geen doorslaggevend gegeven.
De Popprijs gaat traditioneel naar de artiest die ‘de belangrijkste bijdrage heeft geleverd aan de Nederlandse popmuziek’. En dat kan op talloze manieren: door vernieuwing, artistieke prestaties, eigentijdsheid of door knappe schaalvergrotingen naar groot publiek. Maar wat altijd hetzelfde blijft, is de discussie erover.
Voor het eerst sinds ruim vijftien maanden zwijgen in Gaza de wapens en vallen er geen bommen. Verreweg de langste en bloedigste oorlog die Israël ooit heeft gevoerd, is opgeschort. In Gaza bracht de aankondiging van een bestand onbeschrijfelijke opluchting. Sommigen verwarden het zelfs heel even met vrede. Maar de wapenstilstand is extreem broos. Bijna alles in deze deal is onzeker. Gevaarlijk onzeker.
Zowel Hamas’ leider Mohammed Sinwar (broer en opvolger van de vermoorde Yahya Sinwar) als Israëls premier Benjamin Netanyahu zijn akkoord gegaan met een regeling die ze beiden tot voor kort consequent verwierpen. Deze doorbraak is volgens velen, Donald Trump voorop, te danken aan Donald Trump. Het akkoord van nu is bijna een kopie van het plan van Joe Biden van acht maanden geleden. Hamas ging er destijds mee akkoord, Netanyahu niet. Hij trok zich niets aan van Bidens deadlines en dreigementen, en deze durfde niet met zijn vuist op tafel te slaan. Voor de rechts-extremisten in Israël ging die halfhartigheid echter al veel te ver. Ze zien Biden als een vijand van Israël – dezelfde Biden die met zijn voortdurende wapenleveranties de Israëlische barbarij in Gaza mogelijk heeft gemaakt.
Politieke noodzaak
Netanyahu heeft de bestandsbesprekingen stelselmatig gesaboteerd en daardoor duizenden mensen de dood ingejaagd. Iedereen, Biden inbegrepen, weet waarom: voortzetting van de oorlog is voor de Israëlische leider een politieke noodzaak.
Zolang er oorlog is, kan hij immers aan de macht blijven, zijn corruptieprocessen rekken, de campagne voor de onderwerping van de rechterlijke macht voortzetten en een onderzoek naar zijn verantwoordelijkheid voor ‘7 oktober’ blokkeren. De levens van Gazanen, Israëlische gijzelaars en Israëlische soldaten zijn voor hem volmaakt ondergeschikt aan zijn persoonlijke belangen.
Maar dat was niet de enige reden. Netanyahu wilde bovendien niet dat Biden met de eer van een wapenstilstand zou gaan strijken en daaruit electoraal voordeel zou slaan. Biden liep aan Netanyahu’s leiband, zijn opvolger allesbehalve. Zeker, Trump is een Israël-fan. Hij heeft zich omringd met mensen die, oorlog of geen oorlog, een rechtse regering van Israël altijd zullen steunen.
Na de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2020 was Netanyahu een van de laatste buitenlandse leiders om Biden te feliciteren met zijn overwinning. Trump heeft hem dit ‘verraad’ nog heel lang hoogst kwalijk genomen. Maar voor zijn comeback als president had Trump Netanyahu nodig voor een spectaculaire openingsstunt: een wapenstilstand in Gaza. Hij riep dat de hel zou losbreken als op de dag van zijn beëdiging de wapens niet waren neergelegd.
Trumps speciale gezant voor het Midden-Oosten Steve Witkoff is een diplomatieke bulldozer. Hij dwong Netanyahu, haast met het pistool op de borst, een wapenstilstandsplan te ondertekenen. Netanyahu kon de aantredende president niets weigeren, want hij kan hem nog hard nodig hebben voor de verwezenlijking van zijn plannen: annexatie van de Westelijke Jordaanoever, een vernietigende aanval op Iran, normalisering van de relaties met Saoedi-Arabië. Met de wapenstilstand als inauguratiecadeautje hoopt hij de nieuwe Amerikaanse president aan zich te verplichten. En daarmee is Trumps stunt geslaagd.
De meeste Israëliërs willen een einde aan de oorlog. Die heeft immers niet geleid tot de beloofde bevrijding van de gijzelaars, maar wel tot de dood van een onverwacht hoog aantal Israëlische soldaten (meer dan achthonderd sinds 7 oktober). De mensen zijn oorlogsmoe, ze lijden onder de maatschappelijke ontwrichting en vinden het zinloos om door te vechten als er geen plan is over wat er na de oorlog met Gaza moet gebeuren. Het lijden van de Gazanen telt niet of nauwelijks als argument om de tactiek van de verschroeide aarde te staken.
Netanyahu heeft duizenden mensen de dood ingejaagd
Netanyahu heeft de gijzelaarsdeal getekend, maar is nog lang niet oorlogsmoe. Hij maakt er geen geheim van dat de vernietiging van Hamas nog altijd een van de hoofddoelen van de oorlog is. Uitdrukkelijk spreekt hij van een ‘tijdelijke wapenstilstand’. En hij heeft laten weten dat als Hamas zich verzet tegen Israëls oorlogsdoelen, het Israëlische leger de strijd zal hervatten, en dat dat zal gebeuren met instemming van Trump. Van Hamas wordt dus nog altijd verwacht dat het akkoord gaat met haar eigen liquidatie, terwijl Hamas blijft bij haar voorwaarde dat het Israëlische leger Gaza ontruimt. Terug naar af?
Lees ook
Moeizaam akkoord tussen Israël en Hamas over bestand en gevangenenruil gaat zondag in
In de laatste dagen voor het ingaan van de wapenstilstand was chaotische onzekerheid troef. Dat is tekenend voor de hele deal, waarin de heikele onderwerpen zijn doorgeschoven naar overleg in de vage tweede en nog vagere derde fase van het akkoord, terwijl over de meest heikele kwestie, het bestuur van het naoorlogse Gaza, niet eens wordt gerept. Maar het gevaar is groot dat fase twee, die zes weken na het begin van de wapenstilstand moet beginnen, niet eens wordt gehaald. Dat wil zeggen dat er dan, na de gedoseerde vrijlating van in totaal 33 gijzelaars, nog altijd 65 Israëlische gijzelaars levend of dood worden vastgehouden. En dat er dan een hervatting dreigt van de oorlog.
Oorlogspauze
De politici die daar het meest op aandringen zijn de rechts-extremisten Itamar Ben-Gvir en Bezalel Smotrich. Deze fanatici blijven de ‘totale overwinning’ op Hamas eisen. De deal noemen ze een ‘catastrofe’, die alle oorlogsinspanningen tevergeefs maakt en hun plannen dwarsboomt om Gaza onder Israëlisch militair bestuur te plaatsen en te bevolken met Joodse kolonisten. De vrijlating in de eerste fase van 1.904 gevangen Palestijnen, volgens hen allemaal terroristen, vinden ze onduldbaar.
Uit protest is Ben-Gvir met zijn partij uit de regering gestapt. Maar hij heeft wel beloofd terug te komen als het weer oorlog wordt. Als ook Smotrich zou vertrekken, zou de regering haar meerderheid verliezen. Daarom heeft Netanyahu lang op Smotrich ingepraat om hem te verzekeren dat de oorlog zal doorgaan. Smotrich besloot ten slotte in de regering te blijven, maar eruit te stappen als de oorlog na fase een niet wordt hervat.
Zal de wapenstilstand niet meer dan een korte oorlogspauze blijken? Hoe en door wie gaan de meest vitale noden van de overlevende Gazanen worden gelenigd? De grootste en meest deskundige hulporganisatie is de UNRWA, maar die VN-instantie, waarvoor dertienduizend mensen werken, is door Israël verboden omdat ze een mantelorganisatie van Hamas zou zijn. Wie zal het verwoeste Gaza herbouwen, en wie zal dat betalen? En wie zal Gaza met welk mandaat gaan besturen? Allemaal vragen zonder antwoorden. En er is al helemaal geen oplossing in zicht voor de kern van alle problemen: de afwezigheid van een Palestijnse staat.
Lees ook
De oorlog in Gaza heeft de wereld op zijn lelijkst laten zien