Bomen en baard staan symbool voor zijn leven. Groeien en laten groeien. Snoeien en bijknippen – akkoord. Maar omhakken, of afscheren – dat nooit. Gerrit Jan de Bruyn leefde in en met de natuur. Aan duizenden schoolkinderen bracht hij zijn liefde hiervoor over.
De kiem werd gelegd in de meidagen van 1940, hij was zeven jaar. Hij vond de eerste oorlogsdagen wel spannend, een wedstrijd van ‘wij tegen zij’. Totdat hij, op 14 mei, vanuit de Haagse duinen met eigen ogen zag hoe de lucht boven het gebombardeerde Rotterdam zwart walmde en donkerrood kleurde.
„De oorlog heeft mijn vader tot pacifist gemaakt”, vertelt zijn dochter Deirdre (61). „Dit heeft hem dicht bij de natuur gebracht. Het geweld was voor een kind te groot om te bevatten. Hij zocht zijn toevlucht in Haagse duinvalleien in de buurt. Hij heeft er geleerd eindeloos te observeren.”
Aan zijn mensbeeld, in die jaren ontstaan, is hij een leven lang trouw gebleven. Hij was ervan overtuigd dat mensen als individu allemaal van goede wil zijn, maar dat zij zich in massa’s konden verliezen in verwoestend kuddegedrag.
Zijn verklaring: de mens is vervreemd geraakt van zijn natuurlijke omgeving. In 2011 vroeg een verslaggever van het Leidsch Dagblad aan hem waarvan hij meer hield, dieren of mensen? Hij antwoordde: „Ik maak geen onderscheid. Mensen zijn gewoon dieren. Ik zeg ook niet dat we afstammen van de apen. We zíjn apen. De mens is de enige aap die zich kan verbeelden dat hij geen aap is.”
Blootsvoets
Zelf klom De Bruyn tot op hoge leeftijd in bomen. Hij gaf er les in, aan schoolkinderen en volwassenen. Urenlang kon hij stilzitten op een tak, om alles wat ruist en ritselt in zich op te nemen. Af en toe sliep hij in een hangmat, op grote hoogte tussen takken geknoopt. Blootsvoets liep hij door bos en duin.
Om een misverstand te voorkomen: een kluizenaar was hij allesbehalve. Zijn studietijd en hele werkzame bestaan is hij verbonden geweest aan de Universiteit Leiden. Afgestudeerd in de ecologie, vervolgens docent in ditzelfde vakgebied. Alleen, hij meed een zittend bestaan, om met zijn studenten erop uit te trekken naar bos, duin en strand.
Populair onder professoren maakte hij zich hiermee niet, in een tijd waarin publicatiedruk toenam, wat ook academische ecologen vaker citaten deed tellen dan vlinders. De Bruyn voelde er niets voor promotie-onderzoek te doen. Hij wilde een veldbioloog zijn, géén studeerkamerbioloog. „Dan moet ik zeggen: de natuur is prachtig mooi, ik heb het zelf gelezen”, werd De Bruyn geciteerd in een in memoriam bij lokale omroep Sleutelstad.
Activist
Een wereld in vrede, in harmonie met de natuur – daarvoor wilde hij zich inzetten. Korte tijd verkende hij de politieke weg, als lid van de Leidse gemeenteraad, begin jaren zestig, voor de links-pacifistische PSP. Hij maakte indruk met zijn kennis en ideeën, maar het zinde hem niet dat dit amper tot resultaat leidde.
Hij was een man van actie, een activist. Meer dan eenmaal heeft hij het kappen van bomen verhinderd door zichzelf in de strijd te werpen. Zittend op een tak ging hij dan in gesprek met groenbeheerders en bestuurders van gemeente of provincie, wat kettingzagen deed zwijgen. Hij merkte dat hij op deze manier meer bereikte dan als politicus.
Natuureducatie werd zijn passie, hij wilde de natuurbeschermers van de toekomst opleiden. Wie zich hiervoor inzette, kon op zijn steun en medewerking rekenen, als natuurgids en ook bestuurlijk. Hij was een van de oprichters, omstreeks 1960, van het landelijke IVN (Instituut voor Natuurbeschermingseducatie), dat onverminderd actief is met het opleiden van gidsen en organiseren van excursies.
In gesprek met bestuurders, zittend op een tak, bereikte hij meer dan als politicus
Tot zijn levenswerk behoort het Bewaarde Land, een stichting en vooral methode die tienduizenden schoolkinderen dichter bij de natuur heeft gebracht, en nog steeds brengt. Het is te danken aan een oud-student, die De Bruyn in contact bracht met ondernemer en filantroop Fred Matser, begin jaren negentig. Zij bespraken het taaie probleem van zowel te weinig tijd als te weinig geld in het onderwijs voor lessen in ‘kennis der natuur’ (de oude benaming).
De geldschieter wilde weten hoe dit te verbeteren viel. Die vraag was aan De Bruyn zeer besteed. Zijn antwoord luidde: maak er een avontuur van. Ga niet zomaar met een hele schoolklas een middagje in een bos wandelen. Nee, doe dat driemaal een hele schooldag, in kleine groepjes, als een speurtocht. Laat kinderen een andere naam voor zichzelf kiezen, van een dier, zodat ze zich kunnen inbeelden hoe het voelt om in de natuur te leven – en vele andere educatieve spelelementen.
Prachtig plan, vond de weldoener, die een miljoen gulden stortte in de kas van een door De Bruyn opgerichte stichting. Dat was het begin van het Bewaarde Land-programma, in natuurgebied Meijendel bij Den Haag, dat op zes plekken elders in Nederland navolging kreeg.
Buizerd
Voor zichzelf had De Bruyn ook een naam gekozen: Buizerd. Hugo Bakker (67) was dertig jaar lang in dienst van de stichting, als rechterhand van De Bruyn. „Gerrit Jan dreef op de thermiek, hoog boven de bomen, zijn vleugels wijd gespreid. Zo hield hij overzicht. Vroeg je zijn advies of hulp, dan stond hij voor je klaar. Verder gaf hij alle ruimte aan mensen met wie hij werkte.”
De Bruyn was „een geboren leermeester”, zegt Bakker: „Keek je in een heldere nacht met hem naar de sterrenhemel, dan wist hij van alles te vertellen over het universum. Stelde je een levensvraag, dan raakte je in gesprek over levenslessen van Jezus, Boeddha en Mohammed.”
Margje Vlasveld (66) leerde De Bruyn omstreeks 2005 kennen, toen zij in Leiden een stichting voor duurzame ontwikkeling oprichtte. „Hij was heel precies, doelgericht”, vertelt ze, „en tegelijk was hij bescheiden in zijn omgang met mensen. Hij steunde alle actieplannen, zonder grote woorden: ‘O, dat kun je best doen, hoor, zolang je niemand kwaad doet’. Zo sprak hij.”
Zijn laatste levensjaren kenden fysieke en mentale beperkingen. Zijn dochter Deirdre keerde voor zorgtaken terug in haar ouderlijk huis. Vlasveld bezocht hem daar met enige regelmaat. Een spelletje mens-erger-je-niet behoorde tot zijn vaste genoegens. „Hij speelde het zoals hij was: hij weigerde je van het bord te slaan. ‘Je kunt me slaan!’, riep ik dan. Dan antwoordde hij: ‘Ach nee, dat vind ik niet zo nodig.’”