Opinie | Seculiere liberalen leven net zo goed in een luchtkasteel

Het verschil tussen een religieus persoon en een seculiere liberaal? De eerste weet dat hij gelooft, en de tweede gelooft dat hij weet. Een beetje gekscherend misschien, en zeker bestaat er een grote variëteit in met name de eerste categorie, maar zo krijgen we wel goed zicht op een fundamenteel misverstand dat een vruchtbaar gesprek tussen deze twee kampen welhaast onmogelijk maakt.

Het misverstand is dat mensen prima kunnen leven zonder iets te geloven. Alsof je ook gewoon je ogen open kunt doen om de werkelijkheid te zien voor wat die is. In die zienswijze verschijnt elk religieus geloof als een secundaire en in principe overbodige laag die sommige mensen daar per se overheen willen plakken. Waarom zou je dat willen doen, vraagt de seculiere mens zich af. Dat moet wel voortkomen uit een primitieve angst, een kinderlijke afhankelijkheid, een achterlijke cultuur. Dat is het dedain tegenover gelovigen dat altijd uit het seculiere kamp sijpelt, het kamp van de koene helden die de werkelijkheid onverschrokken onder ogen zien en met louter rationeel verstand te lijf gaan. Waarbij de liberale seculieren nog wel zo aardig zijn om de religieuze medeburger zijn plekje te gunnen, mits hij dat geloof maar binnenshuis houdt.

Deze kijk op religie trad duidelijk aan de dag in de veelbesproken lezing, eind vorig jaar, van VVD-leider Dilan Yesilgöz, waarin zij met haast religieus elan pleitte voor een strikte scheiding tussen kerk en staat. Het spreekt ook uit het voornemen van de VVD-minister van Justitie en Veiligheid, David van Weel, om op landelijk niveau af te dwingen dat boa’s tijdens hun werk geen zichtbare religieuze uitingen mogen dragen, zoals een hoofddoek, een keppeltje of een kruisje.

Wat hieruit spreekt is een verabsolutering van de nationale staat en maatschappelijke orde: alsof die de realiteit vormen waarmee iedereen allereerst te maken heeft en waaraan wij allemaal onze diepste trouw en gehoorzaamheid zijn verschuldigd. Volgens dit politieke geloof zijn wij eerst en vooral nationaal onderdaan en burger van de maatschappij. Dat wordt ons ook dwingend opgelegd: het is formeel verboden en ook praktisch onmogelijk om je aan deze inkapseling te onttrekken. Zonder identiteitsbewijs en burgerservicenummer ben je niets en kom je nergens.

Het getal, de driehoek, het atoom: producten van de fantasie die we nooit in de wereld zullen aantreffen

Maar de realiteit van ons bestaan is veel te groot en te complex en te raadselachtig om rechtstreeks onder ogen te zien. Die moeten we wel versluieren en filteren door cultureel verankerde beelden en verhalen. Volgens de Israëlische historicus Yuval Harari is het pas dankzij dergelijke collectief aangehangen mythes dat mensen in staat zijn om te handelen en zich te beleven als een collectiviteit.

Een voorbeeld daarvan is de politieke verbeelding van nationale staten. Die transformeert het aardoppervlak in ons hoofd tot een lappendeken van afzonderlijke landen die je vanuit de ruimte nooit zult zien. De wereld van nationale staten is een sprookjesachtig verhaal dat wij over de werkelijkheid heen spannen, om er iets betekenisvols van te maken en ons eigen leven van zin en waarde te voorzien. En dat ons daarnaast ook zeer veel praktische voordelen oplevert, zoals veiligheid en comfort. Maar wie meent dat de staat inderdaad bestaat, als een echt ding in de wereld, die is net zo gelovig als iemand die gelooft dat God bestaat. Geen van beiden kun je aantonen!

Menselijke creatie

Natuurlijk kun je betwisten of het geloof in de staat en het geloof in God van dezelfde orde zijn: we snappen toch wel dat de staat een menselijke creatie is en uiteindelijk slechts berust op afspraken tussen mensen? Daar zullen sommige mensen inderdaad soms bij stil staan, maar zo wordt het in de praktijk van alledag niet beleefd. Neem bijvoorbeeld het gemak waarmee men de beeldspraak hanteert van ‘meedoen met de maatschappij’ (of neem het verwijt dat sommige mensen, vooral die met een migrantenachtergrond, dat te weinig doen). In feite hoef je maar over de stoep te wandelen en bij een snackbar een broodje te bestellen om ‘mee te doen’; het is een frase waarin een soort metafysische voorstelling wordt gehanteerd van ‘de maatschappij’ of ‘de samenleving’ als een soort gemeenschapsruimte waar je als door een poortje naar binnen en naar buiten kunt gaan.

Nogmaals: toon die ruimte maar eens aan! Niettemin worden kinderen op school expliciet voorbereid op hun ‘toekomstig leven in de maatschappij’, en klagen werklozen dat ze ‘niet kunnen meedoen in de maatschappij’, en worden langdurig zieken begeleid bij hun ‘terugkeer in de maatschappij’.

Juist de onnadenkendheid waarmee men zulke uitspraken doet verraadt hoezeer deze politieke ruimte wordt beleefd als de concrete werkelijkheid. Dit is de wereld waarin mensen leven, en waar mensen vanzelfsprekend rekening mee houden – en precies dat is volgens de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset (1883-1955) het kenmerk van echt, levend geloof. „Ideeën hebben wij en houden wij staande, maar overtuigingen hebben ons en houden ons staande”, formuleert hij scherp in zijn toepasselijk genaamd essay, Geloven en denken. Daarom komt het niet in ons op om overtuigingen ter discussie te stellen, of zelfs maar te benoemen: zij zijn voor ons de realiteit zelve, waar wij simpelweg vanuit gaan.

13.09, 15 maart 2023, Col du Marchairuz, Switzerland.
Foto Marwan Bassiouni



Lees ook

De seculiere ruimte is van iedereen – óók van gelovigen

‘Jezus redt’ op het dak van de woonboerderij van Joop van Ooijen, evangelist uit het Zuid-Hollandse Giessenburg.

Net zo gaat de seculiere liberaal simpelweg uit van het bestaan van de nationale staat waarin iedereen zijn rol moet kennen en vervullen. Terwijl een religieus persoon rekening wil houden met iets dat oneindig veel groter en ouder en belangrijker is – met een ontzagwekkend mysterie waaruit de hele wereld is voortgekomen, en wat het bestaan van onder andere mensen en hun staten en maatschappijen pas mogelijk maakt. Seculiere liberalen als Yesilgöz en Van Weel zien dat als een soort optionele privéfantasie, die mensen er prima op na mogen houden als het hun troost en houvast biedt, maar die geen rol mag spelen in het publieke domein.

Natuurlijk bestaan er religieuze extremisten zoals de Taliban in Afghanistan, die vrouwen zo goed als uit het publieke domein hebben verbannen, of fundamentalistische christenen in de Verenigde Staten die van alles (willen) verbieden, van abortus tot Darwin tot homohuwelijken. Religies kunnen dus ook een gevaar vormen voor de vrijheid van anderen, waartegen de liberale staat ons gelukkig beschermt. Maar dergelijk extremisme getuigt van weinig respect voor het mysterie, en aan de hand van Ortega’s onderscheid kunnen we ons afvragen of het dan wel echt gaat om religieus geloof, of veeleer om radicale politieke ideeën.

Brok puin

Het neemt hoe dan ook niet weg dat seculiere liberalen net zo goed leven in een soort luchtkasteel – dat bovendien wordt gestut door een tweede vorm van geloof, namelijk dat de aarde gewoon een brok puin is die doelloos rondjes in de ruimte draait. Een puur stoffelijk ding, waarop zomaar het leven is ontstaan dat zich zomaar heeft ontwikkeld tot de overweldigende diversiteit van levende wezens vandaag. Wat we dus als een soort toevalstreffer kunnen afdoen, en waar we ons verder niet toe hoeven te verhouden. Zo heeft de wetenschappelijke onttovering van de wereld een lege ruimte gecreëerd waarin de politieke verbeelding van ons bestaan zich dwingend kan opdringen als de primaire realiteit om rekening mee te houden.

In het eerder genoemde essay is Ortega y Gasset er vooral op uit om aan te tonen hoe, ondanks alle nauwkeurigheid en zogenaamd empirisme, wetenschappelijke kennis in wezen een denkbeeldige laag is die pas sinds enkele honderden jaren over de werkelijkheid wordt gespannen. Het getal, de driehoek, het atoom: net als Hamlet zijn het producten van de fantasie die we nooit als zodanig in de wereld zullen aantreffen. Ortega vergelijkt het wetenschappelijke wereldbeeld met een topografische kaart, die ons heel veel greep en oriëntatie verschaft – maar wie de kaart aanziet voor het landschap zelf verwart de binnen- met de buitenwereld, „en dat is wat op iets grotere schaal de krankzinnige pleegt te doen.”

Mensen met een religieuze sensibiliteit kunnen ons eraan herinneren dat zowel de politieke staat als de wetenschap menselijke constructies zijn. Weliswaar om goede redenen gecreëerd, die we daarom ook zeker moeten zien te onderhouden – maar het drama van ons leven op aarde is oneindig veel groter en wonderbaarlijker. Religies prikken de politieke bubbel door. Zij doorbreken de hegemonie van de staat, waardoor onze vrijheid juist wordt gewaarborgd. Alleen is dat niet de politieke vrijheid die ons grootmoedig door de liberale staat wordt gegund, maar een existentiële vrijheid die veel ruimer en dieper en ook kostbaarder is. Daarom zouden we religies moeten koesteren, in plaats van ze weg te zetten als dom en ouderwets.


Lees ook

God mag weer meedoen in de cultuurstrijd – de atheïsten ook

Glas en lood raam uit 1854, Tsjechië.