Wat is Benito Martínez Ocasio toch een heerlijke eigenwijs. Spreekt de hele wereld af: we brengen onze albums op vrijdag uit, kiest hij een doodstille zondag waarop niets anders uitkomt, om een heerlijk stuiterend en tegelijkertijd messcherp Bad Bunny-album uit te brengen. Een kolkende storm van beats, brass en zoemende bas, waarop hij soepel swingt tussen salsa, reggaeton, dembow, synth-pop, hiphop en house. En ondertussen heeft hij nog iets te vertellen ook.
Debí Tirar Más Fotos is een ode aan zijn Puerto Rico, een viering van de cultuur en een harde geschiedenisles; bij de nummers zitten video’s met letterlijke geschiedenislessen. Maar het is ook een waarschuwing: Amerikanen nemen het eiland steeds meer over, zonder zich om de bewoners te bekommeren. In de begeleidende, bitterzoete korte film, probeert een oude eilandbewoner (gespeeld door regisseur Jacobo Morales) in een door gringo’s overgenomen broodjeszaak iets te bestellen voor hem en paddenvriend Concho (‘El sapo concho’ is een door klimaatverandering bedreigd beestje). Ze spreken er geen Spaans meer, en verkopen tegenwoordig vegan quesito’s – zonder kaas. Het Puerto Rico dat hij kent, vervaagt waar hij bij staat.
Kijk maar naar Hawaï om te weten welke kant het opgaat, is de boodschap van ‘Lo Que le Pasó a Hawaii’: neokolonisatie door middel van Amerikanen die het eiland ‘bezetten’ dankzij belastingvoordelen. „Ik wil niet dat ze met jou doen wat ze met Hawaï hebben gedaan”, zingt Bad Bunny loom over raspende güiros en af en toe een akoestische gitaar. De wiegende bolero ‘Turista’ onderstreept zijn punt. „Je zag alleen het beste en niet hoe ik heb geleden.”
Met iLe maakte Bad Bunny eerder een protestlied tegen de corrupte gouverneur, en onlangs viel hij hard uit om de racistische grappen bij een bijeenkomst van Trump in New York. Ook op zijn vorige albums stonden tracks met activistische insteek, en bij Un Verano Sin Ti (2022) maakte hij een korte film over de stroomuitvallen. Dit nieuwe album is zijn eerste, echt politieke album, niet toevallig uitgebracht in de week waarin 157 jaar eerder Puerto Ricanen in ballingschap hun verzet tegen de Spaanse kolonisten begonnen – toch niet zomaar een zondag. Het is een plaat waarop Bad Bunny niet alleen wil genieten van Puerto Rico en die rijkdom wil delen met de rest van de wereld, maar zijn stem verheft naar de politici op en buiten het eiland, die de mensen lieten stikken na verwoestende orkanen, die nog altijd niets doen aan de stroomstoringen (zoals met Oud en Nieuw dit jaar), of aan de verstikkende gentrificatie.
En dat doet hij met muziek waar je niet naar kunt luisteren zonder je vinger op de plus-knop van je versterker of autoradio. De naar de jaren negentig wenkende perreo van ‘Eeo’, de glinsterend harde beats in ‘Voy a Llevarte Pa PR’, de onweerstaanbare salsa in ‘Baile inolvidable’, en dan een gastenlijst met jong, Puerto Ricaans talent om veel meer van te willen horen, zoals RaiNao (die vorig jaar een aantrekkelijk visitekaartje afgaf), Omar Courtz, de heerlijke band Chuwi en studenten van de Libre de Música San Juan.
De lengte van het album zegt veel. Waar zijn vorige plaat van bijna anderhalf uur aanvoelde als een lange nachtvlucht die maar niet aankwam, vliegt het ruime uur van Debí Tirar echt voorbij. En dan wil je nog eens.
Peter van der Ploeg
Lees ook
Muziekprofessor: Puerto Ricaanse leiders vonden het machomuziek, maar reggaeton breekt nu ook met gendernormen
Eerherstel voor vergeten componist Ruth Gipps
Great stuff, schreef een Britse recensent over de Eerste Symfonie van de Britse componist Ruth Gipps (1921-1999). En inderdaad: great stuff it is. Dirigent Rumon Gamba en het BBC Philharmonic Orchestra laten hun landgenoten op bevlogen wijze een vergeten componist uit de vorige eeuw herontdekken. Het derde album in de Gipps-reeks bevat drie korte sfeerstukken, een hoornconcert en haar Eerste Symfonie. Het bewijst dat de veelzijdige Gipps alles heeft om in de voetsporen te treden van haar beroemde componist-leermeester Ralph Vaughn Williams.
Het is wellicht een zijpad, maar in het mooie theatrale concert Tre Donne van Nuove Musiche (nog tot en met eind mei te zien) komt het lot aan bod van de vrouwen onder de componisten, en de reden waarom er zo weinig waren, en waarom die vaak ook nog vergeten zijn. Rode draad is een uitspraak van schrijver Virginia Woolf. Zij betoogde dat een vrouw drie zaken nodig heeft: een eigen kamer, geld om onafhankelijk te zijn en een geschiedenis. Vooral aan dat laatste schortte het in de klassieke muziek: tot diep in de twintigste eeuw was de algemene opinie dat vrouwen niet konden componeren. En dus ontbraken lichtende voorbeelden voor nieuwe generaties.
Dat ze er wel degelijk waren, bewijst de herontdekking van bijvoorbeeld Florence Price. En ook Gipps past in die renaissance. Ze bleek een pianistisch wonderkind, dat op haar zestiende mocht gaan studeren aan The Royal College of Music in Londen. Daar kreeg ze compositieles van onder anderen Ralph Vaughan Williams.
Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bood vrouwelijke musici kansen. Met de mannen in het leger, kwam er in de orkesten plots plek voor vrouwen. Gipps werd althoboïst in het City of Birmingham Orchestra.
Het lot van haar Eerste Symfonie uit 1942 is een goede illustratie van de positie van vrouwelijke componisten. Dirigent George Weldon was enthousiast en zette het op de lessenaars in Birmingham. Gipps speelde niet alleen althobo in haar eigen symfonie, maar zat ook als solist achter de vleugel in het Pianoconcert van Glazoenov.
Niettemin merkte ze bij de repetities dat één mannelijke orkestmusicus opzettelijk verkeerde maten speelde. Muziekcriticus Eric Blom schreef na de première begeesterd: „Wanneer in de muziekgeschiedenis is zo’n symfonie geschreven door een meisje van 21 jaar, of trouwens door een jongen?” Maar de BBC wees vervolgens een uitvoering af, met als argument: „Wanneer een jonge vrouw het podium opkomt, applaudisseert het publiek voor alles. U bent simpelweg geen componist.”
Het is pikant dat juist het BBC Philharmonic nu het ‘eigen’ ongelijk bewijst met kleurrijke uitvoeringen van Gipps’ werk, die de onmiskenbaar landschappelijke en filmische sfeer van de Britse muziek ademt.
Pop
Tessa Rose Jackson –
A Mirror Sometimes
Tessa Rose Jackson is onder haar moeilijk te googelen artiestennaam Someone uit gekropen, en volgt haar prachtige album Owls op met een samenwerkings-ep. Die onderstreept evengoed haar kracht: meeslepende songs met weelderige instrumentatie in kraakheldere productie. Vooral de songs met Nana Adjoa en Noon Garden zijn parels. (PvdP)
Pop
The Weather Station – Humanhood
Tamara Lindeman, het brein achter The Weather Station, houdt haar luisteraar scherp. Net als een blazer zich comfortabel in een arrangement nestelt, kan er zomaar een dwarsfluit beginnen te snerpen of een jazzdrummer zijn ritme laten struikelen. Haar zevende album gaat dan ook veel over ongemak. Maar altijd zijn er de heldere popmelodieën die alsmaar uitdijen. Alweer een prachtig album. (Ralph-Hermen Huiskamp)
Pop
Jasmine.4.T. – You Are The Morning
Het gonsde al zachtjes tijdens Eurosonic, toen de Britse Jasmine.4.t daar optrad. Niet gek, aangezien haar album door folkgrootheid Phoebe Bridgers en haar vrienden uit supergroep Boygenius geproduceerd is. Het blijkt een veelvormig debuut. Het ene moment vallen de jaren negentig rockgitaren op, een mystiek koortje, wat later gaan vogelgefluit en een mechanisch vervormde stem moeiteloos samen in een folk liedje. Wisselvallig, vaak mooi. (RhH)
Elektronisch
Ela Minus – DÍA
Het is veel, wat Ela Minus loslaat op dit album. Donkere pop die ruw verstoord wordt door experimentele elektronica, een verre echo van haar punkverleden en domweg lomp stampende dance. Zinloos om op bescheiden volume als achtergrondmuziek te luisteren dus. Op het verkeerde moment doodvermoeiend, maar op het goede opeens fantastisch. (RhH)
Klassiek
Alberto Mesirca – Guitar Music from Serbia
De Italiaanse gitarist Alberto Mesirca verdiepte zich in gitaarmuziek van een tiental Servische componisten. Tot de twintigste eeuw had de gitaar niet echt een geschiedenis in het Balkanland, daarom bleek het instrument zo geschikt om de eigen volksmelodieën te mengen met die van vele andere stijlen. Het levert een mooi en rijk klankbeeld op. (Joost Galema)