Mediadirecteur Willemijn Francissen vertrekt per 1 februari bij de omroep NTR, een half jaar eerder dan verwacht. Dat meldt de NTR donderdag in een interne e-mail aan alle medewerkers. Francissen wordt door een deel van de NTR-medewerkers gezien als een belangrijke aanstichter van de onveilige werkcultuur bij de omroep. Ze lag intern onder vuur sinds de publicatie van het kritische rapport van de commissie-Van Rijn vorig jaar over grensoverschrijdend gedrag bij de publieke omroep.
Francissen was in juli vorig jaar tijdelijk teruggetreden om ruimte te maken voor een onafhankelijk onderzoek naar de werkcultuur bij de NTR. De raad van toezicht stelde dat onderzoek in omdat het Van Rijn-rapport intern tot veel onrust had geleid onder medewerkers. Maar de meningen binnen de omroep waren verdeeld. Francissen had ook medestanders, met name onder de hoofdredacteuren, die juist moeite hadden met het onderzoek. Ze vonden dat Francissen het slachtoffer was van een ‘heksenjacht’ van enkele rancuneuze oud-medewerkers en drongen aan op haar terugkeer.
‘Meldingen van serieuze aard’
Deze interne lobby was succesvol. Enkele maanden later meldde de raad van toezicht van de NTR dat Francissen per 1 december tijdelijk zou terugkeren, voordat ze per 1 september 2025 definitief zou vertrekken bij de omroep. Maar vlak voor haar terugkeer op 1 december stapte de voltallige raad van toezicht ineens op nadat het externe onderzoeksbureau in een tussentijdse rapportage melding had gemaakt van „een aanzienlijk aantal meldingen van serieuze aard” over Francissen. De raad trok de conclusie dat ze „onvoldoende in beeld had wat er binnen de NTR speelde en nog speelt”.
De tegenstanders van Francissen vierden dit onverwachte besluit als een zege. Omdat een tijdelijke terugkeer tot de zomer hiermee uitgesloten was, zijn de omroep en Francissen gaan onderhandelen over een vaststellingsovereenkomst om het contract van de mediadirecteur voortijdig te beëindigen, zeggen bronnen binnen de omroep. Hoeveel geld ze heeft meegekregen is niet duidelijk.
Alle lerarenopleidingen zouden aan het einde van de opleiding landelijke examens moeten afnemen om te beoordelen of hun studenten voldoende hebben geleerd om voor de klas te mogen staan. Dat schrijft de Onderwijsraad vrijdag in een advies aan het kabinet en de Tweede Kamer.
Er is nu „onvoldoende zekerheid” of alle lerarenopleidingen opleiden tot vakbekwame leraren, staat in het rapport. „De signalen die we hebben, zijn dat er grote verschillen zitten tussen de gediplomeerden van de verschillende lerarenopleidingen”, zegt Louise Elffers, voorzitter van de Onderwijsraad.
Lerarenopleidingen toetsen de bekwaamheid van hun studenten wel, maar dat doen ze allemaal op hun eigen manier en op hun eigen moment. De Onderwijsraad vindt dat er niet alleen landelijke eindtoetsen moeten worden ontwikkeld die het theoriedeel van de opleiding controleren maar ook richtlijnen voor de beoordeling van het praktijkdeel van de opleiding, zoals stages.
„Wij denken dat het goed mogelijk is om de kern van het leraarschap te beschrijven,” zegt Elffers, „want wat een goede leraar moet kennen en kunnen is in de kern uniform.” Het gaat bijvoorbeeld om vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische kennis die kan worden getoetst met centrale examens. Er zijn natuurlijk verschillen tussen vakken. Elffers: „Voor de lerarenopleiding Nederlands zien de toetsen er anders uit dan voor de pabo of de lerarenopleiding wiskunde. Maar landelijk zouden bijvoorbeeld alle tweedegraads lerarenopleidingen Nederlands wel dezelfde eindtoets moeten afnemen.”
Toelatingsexamen
De Onderwijsraad vindt dat in de wet duidelijker moet worden omschreven welke kennis en vaardigheden aanstaande leraren zouden moeten hebben. „Er bestaan al wel wettelijke bekwaamheidseisen, maar die zijn te globaal omschreven”, zegt Elffers. „In de wet staat bijvoorbeeld wel dat een leraar kennis moet hebben van bepaalde didactische theorieën, maar niet welke dat precies moeten zijn.” Als voor de opleidingen duidelijker wordt wat hun studenten moeten leren, zullen ze hun lesstof daar vanzelf op aanpassen, verwacht de Onderwijsraad. „De overheid hoeft zich daar dan niet mee te bemoeien.”
Wij denken dat de poorten van lerarenopleidingen wijder open kunnen
De Onderwijsraad is niet bang dat door het instellen van landelijke lerarenexamens minder studenten op de lerarenopleidingen zullen afkomen. Als dat zou gebeuren, zou het lerarentekort nog verder stijgen. „Wij denken dat de poorten van lerarenopleidingen wijder open kunnen”, zegt Elffers. „Als er een toets komt aan het einde van de opleiding die de bekwaamheid van aanstaande leraren waarborgt, zijn er geen toetsen meer nodig voorafgaand aan de opleiding.”
Voor de pabo werden tien jaar geleden toelatingsexamens ingesteld voor studenten die zich na het mbo of de havo aanmelden. Daarbij wordt hun kennis getoetst van de zaakvakken, zoals aardrijkskunde en geschiedenis. Elffers: „Uit onderzoek blijkt dat de instroom aanzienlijk is verminderd sinds die toetsen werden ingesteld.”
386 routes
Jaarlijks volgen zo’n 60.000 mensen in Nederland een opleiding om leraar te worden. Er zijn zo’n 386 routes naar dat beroep. Naast opleidingen tot leraar in het basisonderwijs, waarvan de pabo de bekendste is, zijn er opleidingen om leraar in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs te worden.
Die opleidingen kun je volgen op een hogeschool of universiteit, op bachelor- of masterniveau, in voltijd en in deeltijd, en er zijn ook versnelde trajecten en zij-instroomroutes. Bovendien zijn er lerarenopleidingen die opleiden voor het geven van onderwijs op religieuze scholen en voor scholen met een specifieke pedagogische signatuur, zoals Dalton, Jenaplan, Vrije School en Montessori.
Het advies van de Onderwijsraad gaat niet over de vraag of het wenselijk is of er zoveel verschillende routes zijn naar het leraarschap. „Dat was niet de vraag die de minister aan ons heeft gesteld”, zegt Elffers, „maar wij denken dat het, met het grote tekort aan leraren, heel goed is dat er veel verschillende trajecten naar het leraarschap zijn. Zodat iedereen die interesse en potentie heeft om leraar te worden een opleiding kan vinden die dat mogelijk maakt. Wat dan wel belangrijk is, is dat je kunt garanderen dat iemand aan het einde van de opleiding voldoende kernkwaliteiten heeft ontwikkeld om voor de klas te staan, welke route diegene ook heeft gevolgd.”
Barbara Kathmann (Groenlinks-PvdA) had amper haar eerste zin uitgesproken of ze werd al geïnterrumpeerd door Marco Deen van de PVV. „We worden er allemaal bijgenaaid”, had Kathmann gezegd.
Wat bedoelde ze daarmee, wilde Deen weten.
Daar had Kathmann een antwoord op: techmiljardairs als Elon Musk en Mark Zuckerberg verdienen miljarden door politieke invloed te kopen via platforms als X, Facebook en Instagram. Maar daar nam Marco Deen geen genoegen mee: zou Kathmann het dan niet óók moeten hebben over de campagnes van de (progressieve) miljardair George Soros?
Wie enige maanden geleden had beweerd dat een commissiedebat over ‘Desinformatie en digitale inmenging’ politiek vuurwerk zou opleveren, zou wat meewarig zijn aangekeken. Maar de herverkiezing van Trump en de openlijke politieke inmenging van zijn beschermeling Elon Musk in Europa zetten ook het debat van de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken op scherp.
Afwachtende houding
Jan Paternotte (D66) noemde het „laf” dat het kabinet – in tegenstelling tot verschillende Europese regeringsleiders – de interventies van Musk op X nog niet heeft veroordeeld.
Barbara Kathmanns mond „viel open” door de afwachtende houding van VVD-woordvoerder Martijn Buijsse, die bleef benadrukken dat Musk nog geen overheidsfunctionaris is, maar zijn tirades op X had gedaan als „privépersoon.”
Buijsse raakte op zijn beurt „geagiteerd” over het verwijt dat hij „op zijn rug” zou liggen voor big tech: „U moet wel luisteren naar wat ik zeg.”
In de afgelopen jaren heeft het kabinet veel inkt besteed aan een zogeheten ‘Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie’, maar zijn er weinig concrete maatregelen genomen om de steeds verder toenemende stroom desinformatie op sociale media in te dammen. Achtereenvolgende kabinetten kwamen vaak niet verder dan bezwerende woorden over ‘het vergroten van de weerbaarheid van burgers’ of het belang van een ‘pluriform medialandschap’. Het was de Europese Unie die met de Digital Services Act (DSA) in 2022 concrete normen oplegde aan sociale media voor illegale en onjuiste content, moderatie, en transparantie over gebruikte algoritmes.
Trumps nieuwe rechterhand Elon Musk – die een kantoor krijgt ín het Witte Huis – schoffeerde de Britse premier Keir Starmer, noemde de Duitse radicaal-rechtse partij AfD in een opiniestuk „het laatste sprankje hoop voor Duitsland” en nam op zijn platform X een interview af met AfD-lijsttrekker Alice Weidel – waarmee hij zich rechtstreeks mengde in de aanstaande Duitse verkiezingen.
Amerikaanse techmiljardairs, zo zei Kathmann, hebben „schijt aan Europa”. De woordvoerder van Groenlinks-PvdA riep haar collega’s op om één front te vormen om de veiligheid en democratie te beschermen – als het moet door het verbieden van sociale media. Maar dat bleek meteen al ijdele hoop. Woordvoerder Marco Deen liet weten dat er „slingers waren opgehangen” in de fractiekamer van de PVV toen Zuckerberg bekend maakte dat het modereren op Facebook zou worden gestopt. De „links-liberale” factcheckers hadden de afgelopen jaren te veel politieke sturing gegeven aan het debat, vond Deen. Geen wonder dat de linkse oppositie zo gealarmeerd was, zei de PVV’er: „Ze zijn bang dat ze macht moeten inleveren.”
Er zit hier niemand te tukken, mevrouw Kathmann
De afkeer van de PVV voor regulering van sociale media leek mee te spelen in de reactie van het kabinet. Minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC) wilde niet verder gaan dan het uitspreken van haar „zorg” en weigerde de uitspraken van „privépersoon” Musk openlijk te veroordelen – tot verbijstering van de oppositie. Staatssecretaris Zsolt Szabó (PVV) weidde lang uit over zijn digitale agenda, maar verwees als het gaat om reguleren en ingrijpen naar Europese regelgeving. Tot frustratie van Barbara Kathmann: „Ik ben toch echt bang dat het kabinet ligt te tukken en dat de minister op verantwoordelijkheidsvakantie is.”
Uitermark was not amused: „Er zit hier niemand te tukken, mevrouw Kathmann.”
Lees ook
‘Big Tech heeft de democratische staat op feodale wijze aan zich onderworpen’
De Amerikaanse filmmaker David Lynch is overleden op 78-jarige leeftijd. Dat heeft zijn familie donderdag bekendgemaakt in een Facebookbericht. De filmmaker werd vooral bekend met de jaren negentig-televisieserie Twin Peaks, en zijn unieke illustere filmstijl zoals in Blue Velvet.
Lynch (1946) brak in de jaren zeventig door met de surrealistische horrorfilm Eraserhead. De film, waarin een man zich verbeeldt dat hij een kind verwekt, gaf Lynch als regisseur direct een cultstatus. Zijn films vermengden elementen van horror, film noir en surrealisme, en hadden unieke niet-te-volgen logica. Hij liet het liefst ruimte over voor interpretatie, om vervolgens in interviews geen toelichting te geven over zijn interpretatie.
In 1999 werd zijn film The Straight Story, die afgelopen jaar opnieuw werd getoond in de Nederlandse bioscopen, warm onthaald op het filmfestival van Cannes. Die film was heel anders dan zijn eerdere films als Elephant Man (1984) of Blue Velvet (1986). Laatstgenoemde deed destijds veel stof opwaaien in de VS vanwege beelden van masochisme, verkrachting en seksuele vernedering.
Gezondheidsproblemen
Het grootste succes had Lynch met de stijlvolle crime- en dramaserie Twin Peaks. De eerste twee seizoenen uit begin jaren negentig waren gigantisch succesvol, het derde seizoen, ook door Lynch geregisseerd, kwam meer dan twee decennia later uit, in 2017. Zijn film Mullholland Drive (2001) was eigenlijk bedoeld als pilotaflevering van een nieuwe serie na Twin Peaks, maar werd toen toch als film uitgebracht.
Lynch had al langer gezondheidsproblemen. Vorig jaar maakte hij bekend dat hij vanwege het roken een longemfyseem had. Kort daarna zei hij in een bericht op X dat hij, ondanks dat hij vooral thuis zat, niet gestopt was met regisseren. „Ik ben vervuld van geluk en ik zal nooit met pensioen gaan. Ik wil dat jullie allemaal weten dat ik jullie bezorgdheid echt waardeer.” Lynch zou aankomende maandag 79 zijn geworden.
Lees ook
David Lynch: ‘Wat ik wil schilderen is verrotting’