Er zijn van die dagen dat – nu ja – de dingen anders gaan dan gedacht. Zo spreek ik met Faria van Creij-Callender (1998), de kersverse winnaar van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst, af om langs plaatsen te lopen die voor haar belangrijk zijn. Het Amsterdamse Oosterpark, zegt ze meteen. Want daar vlakbij is ze geboren. Daar huppelde ze bijna dagelijks doorheen op weg naar haar basisschool Aldoende. Ook belangrijk: het Slavernij Monument in datzelfde park, omdat haar vader altijd zei: „Hop, we gaan er even langs. Al is het maar een paar minuten.”
Van Creij-Callender voelt die plekken in haar hart, haar voeten, haar hoofd. „Ik ben een melancholiek, nostalgisch persoon”, zegt ze, „Ik ga graag terug naar de voetstappen uit mijn jeugd, om te kijken hoe ik de wereld en mezelf toen bekeek.” Dat zegt ze niet omdat ze zwelgt in het verleden, maar om te analyseren hoe haar blik veranderde sinds ze is opgegroeid.
De dag dat ik haar spreek, hangen sluiers van regen tussen de platanen in het Oosterpark, haasten hondenbezitters zich zo snel mogelijk over het grote veld en is de oever van de eendenvijver veranderd in een modderige drab. Het gedeelte van het park waar het Slavernij Monument staat, is afgesloten wegens onderhoud. Onze schoenen raken doorweekt, we hebben maar één kleine paraplu en voor Van Creij-Callender wacht nog een afspraak voor de radio in Hilversum, waar ze straks netjes voor de dag wil komen.
In het café op de hoek van het park schuilen we voor de regen en praten we over haar schilderijen, die figuratief zijn maar altijd een vervreemdend element hebben.
Opmerkelijk stil
Van Creij-Callenders werk is opmerkelijk stil. Twee paarden bijvoorbeeld zweven in de zomerlucht boven een lekker rul geschilderde blauwe zee, terwijl een jonge vrouw op het strand een broodje eet (Broodje pindakaas aan zee, 2021). De afgebeelde vrouw lijkt op een verfrommelde versie van de kunstenaar. Lachend: „Mensen zeggen weleens: ‘Gut Faria, in het echt ben je veel knapper. Waarom schilder je jezelf zo?’ Heel eenvoudig: omdat ik niet bezig ben met het schilderen van een schoonheidswedstrijd. Ik ben niet bezig met de vraag of iets perfect klopt of natuurgetrouw is. Ik vervoeg de werkelijkheid.”
Er zitten ook mooie, andere details in haar werk. De wisseling van figuratieve naar abstracte elementen bijvoorbeeld. Het secure gebruik van een puntige penseel naast het grof kwasten. Ook het kunstig toepassen van spiegels en lichtreflecties maken dat haar schilderijen haast nooit slechts één voorstelling bevatten. Een zelfportret, weerkaatst in een spiegel, lijkt op de kunstenaar, maar is tegelijkertijd ook iemand anders. En een traditioneel portret van een jonge vrouw die onder een omhoog geschoven grachtenraam naar buiten leunt, laat nog twee andere werkelijkheden zien: een wereld weerspiegeld in het raamglas en een binnenwereld achter de vrouw.
„De reflecties in mijn schilderijen zijn een manier om mezelf van een andere kant te kunnen zien. Veel van wat ik schilder gaat over wat ik noem: ‘ertussenin staan’. Ik heb een Surinaamse vader, een moeder die uit Brabant komt, maar ik heb ook Creools en Hindostaans bloed door mijn aderen stromen. Ik ben al die kleuren samen, en de balans verandert elke dag. Elke dag vraag ik me af: naar welke kleur neig ik vandaag?”
Foto’s: Andreas Terlaak
Rode auto
Terugkerende motieven in haar werk zijn het paard, de motor, de rode auto, de boot. „Die motieven zijn voor mij symbolen van verplaatsing en transformatie. Ze brengen me figuurlijk naar een andere plek. De rode auto hadden mijn ouders in mijn jeugd. De motor is van mijn vriendin. Ik schilder ze als meditatieve oefeningen.”
Een ander vaak voorkomend element is de kunstenaar zelf. „Ik heb mezelf nooit kunnen terugzien in de kunst. In het Rijksmuseum zag ik veel mensen op prachtige schilderijen, maar ik zag mezelf niet gerepresenteerd. Mijn werk gaat over herkenning. Ik wil mensen van kleur een podium geven en jonge mensen van kleur laten zien: kunst is een plek waar ook wij ruimte kunnen innemen.”
In het Rijksmuseum zag ik veel mensen op prachtige schilderijen, maar ik zag mezelf niet gerepresenteerd
Van Creij-Callender heeft een vliegende start gemaakt sinds ze in 2023 afstudeerde aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Ze kreeg meteen een solotentoonstelling aangeboden door Hama Gallery in Amsterdam. Onlangs won ze de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst, ze werd genomineerd voor de Buning Brongers Prijs, stelde haar werk tentoon op Lowlands, en had tot voor kort opnieuw een solo bij haar galerie, waar veel werk is verkocht.
Honderd-procent-passie
Toch is de keuze om kunstenaar te worden niet vanzelfsprekend geweest, al ging ze van kinds af aan naar het Rijksmuseum om beelden en schilderijen na te tekenen en omdat de donkere achtergronden van Rembrandt haar fascineerden. Na haar vwo besloot ze Future Planet Studies te doen, maar stopte na een half jaar. De studie Liberal Arts and Sciences in Utrecht bekoorde haar een jaar. „Ik hou van onderzoek doen”, zegt ze. „Maar ik was niet zo gepassioneerd als mijn medestudenten. Ik wist zeker dat die honderd-procent-passie ook in mij zat. Maar ik wist nog niet hoe ik daar uitdrukking aan moest geven.”
Uiteindelijk koos ze voor de KABK. Bij haar eerste toelating werd ze afgewezen en ging ze een tussenjaar Illustratie doen op de Willem de Kooning-Academie in Rotterdam. Haar tweede toelating in Den Haag lukte. Op de KABK leerde ze niet echt schilderen. Dat leerde ze uit boeken over Rubens en Caravaggio, maar ook uit laat-middeleeuwse getijdenboeken. Belangrijke tips over het schilderen van een zwarte of gekleurde huid, kreeg ze van docent-kunstenaar Esiri Erheriene-Essi. En verder? „Ik leerde op de academie vooral op mezelf vertrouwen. Je krijgt op de academie heel veel meningen over je uitgestrooid. Sommige positief, maar ook veel negatieve. Ik heb geleerd om over de mening van docenten heen te stappen en naar mezelf te luisteren.”
Sinds Van Creij-Callender de Koninklijke Prijs heeft gewonnen, verkoopt ze goed. „Het is heel verleidelijk te denken: oh, dat vinden mensen mooi, daar verdien ik geld mee, dat ga ik nog eens schilderen. Maar ik probeer daarvan weg te blijven. Voor het komend jaar wil ik een werkperiode inlassen. Ik heb nog één tentoonstelling, maar daarnaast ga ik vooral schilderen. De ideeën borrelen in me op. Als ik een week niet kan schilderen, word ik ongedurig. En na een maand niet schilderen? Tja, dan word ik echt ongenietbaar.”
NRC presenteertDe rijzende sterren van 2025