Zijn onvoorwaardelijke trouw aan koning Filips II van Spanje was funest voor zijn latere reputatie. Wie, immers, kent nog Antoine Perrenot de Granvelle (1517-1586), kardinaal en grand seigneur in het 16de-eeuwse Europa, met schitterende paleizen in Brussel, Mechelen en Besançon? Na het begin van de opstand in de Nederlanden tegen het Spaanse gezag was Granvelle zijn leven daar niet meer zeker, en opereerde hij voornamelijk vanuit Rome, Napels en Madrid. Toch is hij, ook in Noord-Europa, blijven voortleven als verfijnd kunstverzamelaar. De tentoonstelling in zijn voormalige residentie in Mechelen, het stadspaleis Hof van Busleyden, getuigt daarvan met zo’n 85 fraaie kunstwerken en luxe voorwerpen uit collecties in onder meer België, Frankrijk en Oostenrijk.
Antoine Perrenot de Granvelle was een zoon van de invloedrijke staatsman Nicolas Perrenot de Granvelle en volgde in diens voetsporen als secretaris en diplomaat in dienst van de Habsburgse vorsten Karel V en Filips II. Naast zijn politieke activiteiten volgde Granvelle een kerkelijke carrière die hem al op 21-jarige leeftijd bisschop maakte en later ook kardinaal. Hij ontpopte zich als een echte renaissancegeleerde en liefhebber van kunst en oudheden.
Glimmend zwart kostuum
De grote, internationale staat die hij voerde, weerspiegelt zich in twee werken door toonaangevende Europese portrettisten waarmee de expositie opent. Het ene is gemaakt in 1549 door Anthonis Mor, en toont Granvelle in glimmend zwart kostuum als ambitieuze 32-jarige. Het andere werd geschilderd door Scipione Pulzone zo’n dertig jaar later in Rome: Granvelle is hier een gearriveerd prelaat, met een inmiddels lange grijze baard en gekleed in een purperen kardinaalsgewaad.
Objecten zoals boeken en prenten, penningen en gesneden stenen, en een zeldzame nautilusschelp die met verguld zilveren onderdelen is getransformeerd tot een drinkschaal in de vorm van een kip, illustreren Granvelle’s wetenschappelijke en artistieke belangstelling. Maar hoe fraai ze vaak ook zijn, niet steeds is daarbij even duidelijk of de voorwerpen ook daadwerkelijk stammen uit zijn eigen collectie. Het zou ook ondoenlijk zijn geweest zijn om in één enkele tentoonstellingszaal (al is het een grote) recht te doen aan de aard en omvang van de collectie van de man die misschien wel de actiefste particuliere verzamelaar van zijn tijd was.
In de expositie is dan ook de gelukkige keuze gemaakt om de nadruk te leggen op een bepaald aspect van Granvelle’s interesse, of eigenlijk twee: zijn belangstelling voor wandtapijten en daarmee samenhangend, die voor tuinen.
Tapisserieën
Van de verschillende monumentale tapisserieën die hij bezat, bevindt zich er een in de eigen collectie van Hof van Busleyden: een indrukwekkend gezicht in vogelvlucht op de oorlogshandelingen tijdens de verovering van Tunis onder Karel V. Het enorme weefwerk (365 x 575 cm) heeft nu bij uitzondering gezelschap gekregen van vier bijna even grote en kostbare tapijten die tegenwoordig worden bewaard in het Kunsthistorisches Museum in Wenen. Gewoven met wol en zijde in het Brusselse atelier van Willem de Pannemaker (1564) zijn ze voorzien van een decoratieve rand met bovenaan Granvelle’s kardinaalswapen.
Hoogstwaarschijnlijk zijn ze speciaal voor de galerij van diens representatieve stadspaleis in Brussel gemaakt. De in omvang en detaillering spectaculaire tapijten tonen steeds een fantasievolle, opengewerkte zuilenarchitectuur in sterk perspectief; ze zijn geplaatst in aangeharkte tuinen, met nauwkeurig weergegeven bloemen en vruchten, vogels en andere, soms exotische, dieren. De voorstellingen sluiten daarmee bijna naadloos aan bij de echte binnentuin van het paleis waarop de ramen van de galerij waar ze hingen, uitzicht gaven.
Gespecialiseerde traktaten en tuinbeelden, zoals een levensecht in hout uitgevoerd liggend hert met op de schedel een echt gewei, getuigen van Granvelle’s interesse in allerlei aspecten van de tuinkunst. Zelf heeft hij nooit van het uitgekiende schouwspel in zijn Brusselse paleis kunnen genieten. Nog voor voltooiing van zijn tapijten was hij de Nederlanden definitief ontvlucht.
Zijn onvoorwaardelijke trouw aan koning Filips II van Spanje was funest voor zijn latere reputatie. Wie, immers, kent nog Antoine Perrenot de Granvelle (1517-1586), kardinaal en grand seigneur in het 16de-eeuwse Europa, met schitterende paleizen in Brussel, Mechelen en Besançon? Na het begin van de opstand in de Nederlanden tegen het Spaanse gezag was Granvelle zijn leven daar niet meer zeker, en opereerde hij voornamelijk vanuit Rome, Napels en Madrid. Toch is hij, ook in Noord-Europa, blijven voortleven als verfijnd kunstverzamelaar. De tentoonstelling in zijn voormalige residentie in Mechelen, het stadspaleis Hof van Busleyden, getuigt daarvan met zo’n 85 fraaie kunstwerken en luxe voorwerpen uit collecties in onder meer België, Frankrijk en Oostenrijk.
Antoine Perrenot de Granvelle was een zoon van de invloedrijke staatsman Nicolas Perrenot de Granvelle en volgde in diens voetsporen als secretaris en diplomaat in dienst van de Habsburgse vorsten Karel V en Filips II. Naast zijn politieke activiteiten volgde Granvelle een kerkelijke carrière die hem al op 21-jarige leeftijd bisschop maakte en later ook kardinaal. Hij ontpopte zich als een echte renaissancegeleerde en liefhebber van kunst en oudheden.
Glimmend zwart kostuum
De grote, internationale staat die hij voerde, weerspiegelt zich in twee werken door toonaangevende Europese portrettisten waarmee de expositie opent. Het ene is gemaakt in 1549 door Anthonis Mor, en toont Granvelle in glimmend zwart kostuum als ambitieuze 32-jarige. Het andere werd geschilderd door Scipione Pulzone zo’n dertig jaar later in Rome: Granvelle is hier een gearriveerd prelaat, met een inmiddels lange grijze baard en gekleed in een purperen kardinaalsgewaad.
Objecten zoals boeken en prenten, penningen en gesneden stenen, en een zeldzame nautilusschelp die met verguld zilveren onderdelen is getransformeerd tot een drinkschaal in de vorm van een kip, illustreren Granvelle’s wetenschappelijke en artistieke belangstelling. Maar hoe fraai ze vaak ook zijn, niet steeds is daarbij even duidelijk of de voorwerpen ook daadwerkelijk stammen uit zijn eigen collectie. Het zou ook ondoenlijk zijn geweest zijn om in één enkele tentoonstellingszaal (al is het een grote) recht te doen aan de aard en omvang van de collectie van de man die misschien wel de actiefste particuliere verzamelaar van zijn tijd was.
In de expositie is dan ook de gelukkige keuze gemaakt om de nadruk te leggen op een bepaald aspect van Granvelle’s interesse, of eigenlijk twee: zijn belangstelling voor wandtapijten en daarmee samenhangend, die voor tuinen.
Tapisserieën
Van de verschillende monumentale tapisserieën die hij bezat, bevindt zich er een in de eigen collectie van Hof van Busleyden: een indrukwekkend gezicht in vogelvlucht op de oorlogshandelingen tijdens de verovering van Tunis onder Karel V. Het enorme weefwerk (365 x 575 cm) heeft nu bij uitzondering gezelschap gekregen van vier bijna even grote en kostbare tapijten die tegenwoordig worden bewaard in het Kunsthistorisches Museum in Wenen. Gewoven met wol en zijde in het Brusselse atelier van Willem de Pannemaker (1564) zijn ze voorzien van een decoratieve rand met bovenaan Granvelle’s kardinaalswapen.
Hoogstwaarschijnlijk zijn ze speciaal voor de galerij van diens representatieve stadspaleis in Brussel gemaakt. De in omvang en detaillering spectaculaire tapijten tonen steeds een fantasievolle, opengewerkte zuilenarchitectuur in sterk perspectief; ze zijn geplaatst in aangeharkte tuinen, met nauwkeurig weergegeven bloemen en vruchten, vogels en andere, soms exotische, dieren. De voorstellingen sluiten daarmee bijna naadloos aan bij de echte binnentuin van het paleis waarop de ramen van de galerij waar ze hingen, uitzicht gaven.
Gespecialiseerde traktaten en tuinbeelden, zoals een levensecht in hout uitgevoerd liggend hert met op de schedel een echt gewei, getuigen van Granvelle’s interesse in allerlei aspecten van de tuinkunst. Zelf heeft hij nooit van het uitgekiende schouwspel in zijn Brusselse paleis kunnen genieten. Nog voor voltooiing van zijn tapijten was hij de Nederlanden definitief ontvlucht.
Actrice Romy Vreden (30) klinkt wat gejaagd, aan de telefoon. „Ja sorry hoor, ik sta in de tuin, één of andere pijp open te maken.” In het huis waar ze verblijft, is een stamleiding verstopt geraakt, vertelt ze, waardoor er vanmorgen opeens een sloot rioolwater via het doucheputje haar badkamer in was gestroomd. Om negen uur ’s ochtends had ze op haar blote voeten in de ontlasting van haar bovenburen gestaan, en nu staat ze dus in de tuin bij die pijp. Alles stinkt. Ze heeft geen schone handdoeken meer over. En ze is al laat voor de repetitie. „Dit is niet de allerfijnste manier om de dag te beginnen.”
Een dag later spreken we af in het Amsterdamse Theater Frascati. Daar repeteert Vreden, samen met regisseur Erasmus Mackenna en haar acht medespelers, voor de voorstelling Anatomy of a Suicide, de eerste Nederlandse opvoering van Alice Birch’ veelgeprezen toneeltekst uit 2017. De eerste drie woorden van het stuk worden uitgesproken door Vreden: „Het spijt me.” Vreden staat met haar voeten in een tapijt van toneelrook op de speelvloer, koudblauw belicht. Een onbestemde glimlach. Tegenover haar acteur Bauke van Boheemen, die haar man speelt. Uit het gesprek dat volgt, blijkt dat Vredens personage net een mislukte zelfmoordpoging achter de rug heeft. Vreden speelt het schrijnend onbewogen. Later in het stuk zal er een geslaagde poging volgen.
„Ja, het is zeker een zwaar stuk.” Terwijl Mackenna de lichten stelt, is Vreden op de tribune aangeschoven. „Je volgt drie generaties vrouwen”, vertelt ze, „die alle drie in meer of mindere mate psychisch lijden.” Zelf speelt ze Carol, de eerste generatie, een jonge vrouw in de jaren zeventig. De andere twee verhaallijnen gaan over Carols dochter en kleindochter, en spelen zich af in respectievelijk de jaren negentig en nu. Birch snijdt de drie verhaallijnen in haar stuk door elkaar heen, als in een muziekpartituur, waardoor er een bijzondere resonantie tot stand komt tussen de moeders en hun dochters. „Het thema is intergenerationeel trauma”, zegt Vreden. „Birch laat heel mooi zien hoe psychische kwetsbaarheid van generatie op generatie kan worden doorgegeven.”
Bureau Jeugdzorg
Mentale gezondheid, het is een thema dat Vreden aan het hart gaat. Voordat ze naar de Amsterdamse Theaterschool ging, volgde ze een opleiding tot pedagogisch medewerker Jeugdzorg. „Dat is het werk dat mijn moeder deed, en nog altijd doet. Eerst werkte ze in een weeshuis, later voor Bureau Jeugdzorg. Toen ik klein was, nam ze me mee op huisbezoeken bij de families die ze begeleidde. Ik ging dan met de kinderen spelen, buiten skeeleren en zo, terwijl mijn moeder met hun ouders of verzorgers sprak.” Vredens ogen schitteren als ze vertelt over haar moeders klik met jongeren. „Ze neemt ze serieus, dat is het belangrijkste denk ik. Je voelt je door haar gezien. Ze probeert altijd te begrijpen wat er in een ander omgaat, ook bij moeilijk gedrag. Er is altijd een reden, zegt ze. Ze is voor mij het levende bewijs dat je dat werk kunt blijven doen zonder afgestompt te raken.”
Dat het zorgen voor anderen Vreden met de paplepel is ingegoten, is zichtbaar. Tussen de scènes door, als Mackenna zich over de techniek buigt en de acteurs moeten wachten, schuifelt Vreden naar haar medespelers, vraagt hoe het gaat, zingt een stukje van een liedje, maakt een grap. „Dat doe ik bij deze productie misschien meer dan anders”, zegt ze. „Checken of iedereen zich nog oké voelt. Omdat het onderwerp zo zwaar is. In het repetitielokaal gingen we tussen scènes door vaak even dansen, om de boel los te schudden.”
Hoewel we Vreden in Nederland pas net een beetje hebben leren kennen, is ze in Duitsland een gevestigde naam. Toen ze in 2019 afstudeerde aan de Amsterdamse Theaterschool liep ze stage bij het Duitse Schauspielhaus Bochum, onder leiding van Johan Simons. De samenwerking beviel beiden zo goed, dat ze na haar afstuderen afreisde naar de stad in het Ruhrgebied om zich te verbinden aan Simons’ ensemble. Ze leerde in korte tijd accentloos Duits spreken en kreeg, naast mooie rollen bij het ensemble, een vaste rol in een Duitse tv-serie.
Ondanks haar liefde voor Bochum besloot Vreden vorig jaar haar contract bij het Schauspielhaus op te zeggen. „Ik wilde mijn horizon verbreden”, zegt ze. „Andere theaterstijlen leren kennen, andere mensen.” Ze nam daarmee een risico, maar haar agenda vult zich onverwachts snel sinds ze freelancer is. In 2023 maakte ze als ‘Nieuwkomer’ bij Orkater, samen met Simme Wouters en Sabine van Kuipers, de doorgecomponeerde muziektheatervoorstelling Ruimteplaat, een hedendaagse update van de plaat die in 1977 de ruimte in gezonden werd om buitenaardse wezens te informeren over het leven op aarde. „De B-kant van die plaat, zeg maar.” Afgelopen seizoen imponeerde Vreden onder andere met haar rol als Alyssia in het unaniem lovend besproken Stepping Stones, ook van Orkater, over de derde generatie Nederlanders met Surinaamse wortels.
Lees ook
de recensie van ‘Stepping Stones’: Hoe eerdere generaties de weg plaveiden voor twintigers met wortels in Suriname
En nu repeteert ze dus voor Anatomy of a Suicide. Toen ze, vanwege die rol, met een goede vriendin sprak over haar eigen verhouding tot suïcidaliteit, verraste ze zichzelf met wat ze zei: „Ik ben niet suïcidaal, maar als ik nu dood zou gaan, zou ik dat eigenlijk niet erg vinden.” Het inzicht lijkt haar ook nu weer ietwat te ontregelen. „Ik heb een lieve familie, ik heb mijn droombaan, ik heb ontzettend lieve vrienden. Dat geluk voel ik nu al. En ik ben pas dertig.” Ze lacht, en stopt weer met lachen. „Soms vraag ik me af: is er dan eigenlijk nog wel iets over om naartoe te leven?”
Kinderwagen
„Nog één keer scène 1”, klinkt Mackenna door de luidsprekers. De eerder nog bewust leeggehouden speelvloer staat inmiddels helemaal vol met rekwisieten. Een kinderwagen, appels, een ouderwetse telefoon, stoelen, kledingrekken, een platenspeler. Temidden van al die spullen staat Vreden, als Carol, onbewogen glimlachend. „Het spijt me”, zegt ze weer. Het beeld ademt triestheid. Een ander personage noemt Carol een paar scènes later „een zwart gat van een mens”. Toch ziet Vreden Birch’ toneeltekst als hoopvol. „Het is anders dan het werk van bijvoorbeeld Sarah Kane. Die had een heel pessimistisch wereldbeeld. Birch schrijft barmhartiger. Het verhaal is verdrietig, maar het is geschreven vanuit een verlangen naar verbinding. Het voelt belangrijk mijn personage met heel veel liefde te spelen.”
Alsjeblieft, laten we een beetje op elkaar letten
Op de vraag of Vreden nog iets kwijt zou willen aan de lezer, blijft het even stil. Ze twijfelt. „Ja, ik ga het gewoon zeggen.” Een brede lach. „We hebben elkaar nodig. Nee, maar serieus. Voor alles. Dat zit in heel kleine én heel grote dingen. Je moet soms voor je laten zorgen. En je moet je er bewust van zijn dat anderen jou soms nodig hebben.”
Toen ze de dag ervoor, nadat ze die pijp in de tuin open had staan maken, in verstrooide toestand bij de repetitie aankwam, had Sabine, een van haar medespelers, in het zaakje om de hoek een macchia latte voor haar gehaald. „Ik moest daar bijna van huilen. Ik had me zo rot gevoeld, zo vies. Dan maakt zo’n gebaar in één klap alles goed. Misschien is dat uiteindelijk waar Anatomy of a Suicide over gaat. We kunnen dit niet alleen, het leven. Iedereen heeft het weleens moeilijk. Dan hebben we de ander nodig. Dus alsjeblieft, laten we een beetje op elkaar letten.”
Een van de leukste dingen aan werken in Hollywood is dat geen enkel idee als gek wordt bestempeld, vertelt regisseur en concept artist Didier Konings (33). „Als je tijdens een vergadering zegt dat je aliens in je film wilt, wordt dat bloedserieus genomen.” Een droomomgeving voor de Rotterdammer die van jongs af aan genrefilms wil maken. Hij debuteerde afgelopen jaar als regisseur van televisiefilm Witte Wieven, horror gebaseerd op middeleeuwse Drentse spookverhalen, volledig in het Oud-Nederlands gesproken. Iets waarover vooraf in het „nuchtere Nederland” de wenkbrauwen werden gefronst. Konings: „Je maakt het jezelf erg moeilijk én neemt een risico; als het niet goed wordt gedaan, is het snel lachwekkend.” Maar hij was vastbesloten iets „unieks” neer te zetten.
Konings was afgelopen maand tijdelijk in Nederland. Daarna keerde hij terug naar de VS, waar hij al meer dan een decennium werkt als ‘concept artist’. Hij maakt, vaak foto-realistische, tekeningen die een idee geven van hoe een film er zou kunnen uitzien voordat er iets gefilmd is of acteurs zijn gecast. „Concept art zorgt ervoor dat de regie en het team weten wat de sfeer en stijl is waarop wordt gemikt; het verhaal dat je met het beeld wilt vertellen.”
Konings belandde in dit vakgebied na een stage in Hollywood tijdens zijn studie Visual Effects & Immersive Media aan de Nederlandse filmacademie. Hij werkte onder meer aan de concept art van Hollywoodproducties als Kingdom of the Planet of the Apes (2024) en Wonder Woman (2017). Sinds 2019 werkt hij zelfstandig in Hollywood en focust ook op regiewerk; dat was altijd het doel van zijn verhuizing naar Hollywood.
„Ik groeide op in Hoogvliet, in de buurt van een groot bos en vanaf dat ik een jaar of zes was maakte ik daar filmpjes met vrienden. Vaak met een camera van mijn ouders.” Naarmate Konings ouder werd, kwamen er steeds meer ‘visual effects’ kijken bij zijn projecten. „Achter de computer van mijn ouders zat ik met vrienden de hele tijd te experimenteren met 3D-software. Omdat we daarmee onze fantasieën tot leven konden laten komen; opnames in Nederland er bijvoorbeeld uit te laten zien alsof we in het buitenland hadden gefilmd of onze buurt wordt aangevallen door aliens. Je had toen nog geen ‘tutorials’ op YouTube waar dingen werden uitgelegd, dus als iets lukte, was dat echt een overwinning, wat het verslavend maakte.”
Konings’ passie werd steeds professioneler en „echter”; zo werkte hij op zijn zestiende met klasgenoten drie jaar aan een oorlogsfilm. „Die film slaat nergens op, maar het was de ultieme filmschool. We deden alles zelf, van de storyboards tot de montage én natuurlijk de regie.” Via de vele ‘making-off-video’s’ die hij toen bekeek, leerde hij regisseurs kennen die zijn gestart binnen de visual effects en later doorgroeiden – „mensen als Gareth Edwards [regisseur van Rogue One: A Star Wars Story, 2016] en Wes Ball [van de Maze Runner-trilogie]”. Het inspireerde Konings tot zijn specialisatie aan de filmacademie.
Omdat hij overtuigd was dat hij buiten zijn „comfort zone” moest stappen als hij zijn droom waar wilde maken, solliciteerde hij tijdens zijn studie voor stages in Los Angeles. Én hij ging ook net dat stapje verder toen hij enkele jaren later, in 2022, op de radar belandde van regisseur en genrefilmliefhebber Martin Koolhoven. Die vroeg hem een idee te pitchen voor een talentontwikkelingstraject van de VPRO dat aan zes beginnende regisseurs de kans gaf om een televisiefilm te maken.
Scenarist Marc Nollkaemper, met wie Konings eerder samenwerkte voor zijn afstudeerfilm, stelde voor om een film in te sturen rond de Witte Wieven, vrouwelijke spookverschijningen waarover sagen bestaan in de buurt van Drenthe. Iets wat bij Konings een snaar raakte: „Ik had vroeger een leuke tante die altijd zei dat ze een heks was en een bezem naast de deur had staan. Ze nam me later mee naar middeleeuwse activiteiten als museumpark Archeon en fantasyfestival Castlefest, wat ik geweldig vond. Sindsdien ben ik gefascineerd geraakt door witchcraft en de middeleeuwen.” Bovendien was het marketingtechnisch een slim onderwerp, wist Konings. „Veel mensen kennen de Witte Wieven.”
https://www.youtube.com/watch?v=4N2JrbBopXU
Maar waar Nollkaemper een modern spookverhaal voor zich zag, wilde Konings liever een verhaal maken dat zich echt in de middeleeuwen zou afspelen, waar de Witte Wieven-sagen hun oorsprong hebben. Alleen was een historische film maken met het beperkte beschikbare budget volgens velen onbegonnen werk. „We zijn toen tijdens de pitchfase al openluchtmusea gaan zoeken met middeleeuwse dorpjes die in aanmerking zouden komen als set. En ik kende visual effectstechnieken die het er meer zouden kunnen laten uitzien als een schilderij.” Dat hielp mensen te overtuigen.
Veel van de special effects in de uiteindelijke film zijn praktisch, zo is een behekst lichaam dat je tussen de bomen ziet hangen een pop die met de hand werd bewogen. Maar Konings kon ook dankzij zijn visual effects-achtergrond digitaal „wat extra mist toevoegen, of huisjes bij wide shots”.
Het viel me op hoe veel hedendaagse problemen, zoals onderdrukking door georganiseerde religie of mensen die hun potentie niet kunnen waarmaken, in de Middeleeuwen al speelden. Hoe weinig er op sommige vlakken is veranderd
Konings wilde graag een historische film maken omdat je „tijdens het kijken dan echt wordt meegenomen naar een andere wereld”. Een prettige bijkomstigheid is dat je het – net als bij sciencefiction of horror – over actuele zaken kunt hebben op indirecte wijze. „Ik houd niet van boodschappen die te veel in your face zijn.” Zo draait Witte Wieven rond een jonge vrouw, Frieda, in een arme, streng-religieuze gemeenschap die wordt uitgespuwd door haar partner en dorpsgenoten omdat ze geen kinderen kan krijgen. Dat zorgt ervoor dat ze het bos binnengaat waar Witte Wieven leven.
Voor zijn film deden Konings en zijn team research naar middeleeuwse gebruiken en hoe men in die periode naar de wereld keek. „Het viel me op hoe veel hedendaagse problemen, zoals onderdrukking door georganiseerde religie of mensen die hun potentie niet kunnen waarmaken, toen al speelden. Hoe weinig er op sommige vlakken is veranderd.” Het verhaal voelt voor Konings ook persoonlijk, omdat Frieda de ‘veilige omgeving’ van het dorp verlaat en een sprong in het diepe waagt, net zoals hij ooit deed door naar LA te vertrekken. „En door haar safe space te verlaten, verbaast ze zichzelf en groeit ze ook.”
Momenteel is Konings zowel in de VS als in Nederland filmprojecten aan het opzetten. In de VS gaat hij de komende tijd een „cosmic-horrorscript” uitwerken – „denk aan horror vermengd met sciencefiction”, maar hij mag binnenkort ook langs bij studio’s om een franchise te pitchen gebaseerd op een korte film die hij maakte in 2021, Uncario. Ondertussen werkt hij ook aan een Nederlandse folkhorror-bioscoopfilm.
Hij hoopt zowel in Hollywood door te breken als regisseur, als te blijven filmen in Europa. Door het maken van Witte Wieven leerde hij vaak wat kleinere, Europese filmprojecten enorm waarderen. „Je hebt veel meer een familiegevoel met de cast en crew. En daagt elkaar ook uit.” Ook de ruimte om „out of the box” te denken, is iets wat hij zou missen in de VS. „De vakbonden zijn in Hollywood enorm belangrijk in de filmwereld en vanaf dat je een productie hebt met een iets groter budget zijn er allerlei wetten en afspraken waar je niet van mag afwijken.”
Zo merkten ze tijdens het filmen van Witte Wieven dat ze te weinig ‘middeleeuwse schoentjes’ hadden voor alle figuranten. „We hadden onvoldoende budget om voor iedereen de historisch correcte, leren schoenen van 70 euro te kopen. Ik herinnerde me toen dat we bij de opnames van mijn vroege projecten aan figuranten soms vroegen bruine sokken gedoopt in modder over hun schoenen te trekken.” Konings wist dat in Witte Wieven de schoenen nooit in close-up in beeld zouden komen, dus die oplossing zou ook hier perfect werken. „Maar zoiets zou in het gestroomlijnde Hollywoodsysteem nooit goedgekeurd worden. Terwijl dat samen zoeken naar oplossingen ook bijdroeg aan de sfeer op set.”