Bevrijd worden van de male gaze, daar was het regisseur Halina Reijn met de film Babygirl deels om te doen, legde ze in meerdere interviews uit. Vanaf augustus werd de campagnetrein ingezet om haar derde film – over de succesvolle zakenvrouw Romy Mathis (Nicole Kidman) die alles onder controle heeft en heerst over een robot-automatiseringsbedrijf, maar in haar seksleven juist gedomineerd wil worden – richting een Oscarnominatie te krijgen. Er is redelijk veel om te doen: vrouwen die een orgasme faken, daddyporn kijken, knielen voor een stagiair en melk drinken vanaf een schoteltje omdat een man dat zegt: dat roept zowel enthousiasme als teleurstelling op. En vooral de vraag: is de film nu feministisch of juist niet?
Het is ongetwijfeld een teken des tijds dat er in vrij korte tijd drie opvallende films uitkwamen die iets zeggen over vrouwelijke seksualiteit. Naast Babygirl was dat bijvoorbeeld The Substance, waarin een vrouw na een ongeluk een nieuw product uitprobeert om een betere versie van zichzelf te worden. In Poor Things geniet een vrouw volkomen onbekommerd van seks; wat opvalt aan haar is dat ze het lichaam van een volwassene heeft, waarin het brein van een kleuter is getransplanteerd. En bij alle drie de films werd de vraag gesteld: is dit nu feministisch of juist niet?
The Substance was volgens sommigen antifeministisch omdat hier de horror van ouder worden werd getoond, maar anderzijds kon je hem ook zien als kritiek op botox. Bij Poor Things – van deze drie de enige film die door een man werd geregisseerd – werd de mogelijkheid geopperd of een jonge vrouw die seks als een spelletje bedrijft, niet eerder een mannelijke fantasie is in plaats van een verbeelding van de bevrijding van vrouwelijke seksualiteit.
Is de vraag of deze films nu wel of niet feministisch zijn wel het interessantste wat er over te zeggen valt? Wat namelijk ook opvalt is dat alle drie de films in meer of mindere mate het pad van realisme verlaten. Een futuristisch goedje in The Substance, een operatief aangebracht kinderbrein in Poor Things, of het optreden van de hond in Babygirl: de male gaze wordt onschadelijk gemaakt met een verbeelding die aan het fantastische grenst. Is het vrouwelijke perspectief zo afwijkend dat het een absurdistische laag nodig heeft?
Dat Babygirl een maatschappelijke discussie losmaakt, is natuurlijk goed nieuws en een van de bestaansredenen voor kunst. De film van Halina Reijn heeft tot gevolg dat er nagedacht en geschreven wordt over de positie van de vrouw, zowel in professionele, maatschappelijke als seksuele relaties. Daarbij zegt de aard van die discussies ook iets over de maatschappij. In Amerika wordt het bevrijdende karakter vaak benadrukt, als een film die de orgasmekloof onder de aandacht brengt. In de Nederlandse discussie staat de vraag centraal: waar staat de film als je hem legt langs de feministische meetlat?
Wat Reijn in interviews ook benadrukt, is dat ze „voorbij de schaamte wil gaan, zonder te shamen”. Of dat nou feministisch is of niet, daar gaat het dus niet om, het gaat erom dat je je niet hoeft te schamen voor dingen die je zelf misschien schaamtevol zou vinden. Daarmee lijkt ze zich aan te sluiten bij Gisèle Pelicot, de vrouw die door haar man en zijn vrienden in bewusteloze toestand werd verkracht. Die verklaarde voor de rechtbank dat de schaamte over haar misbruik niet bij de vrouw hoort. Hoewel Reijns hoofdpersoon absoluut geen slachtoffer is in de zin van Pelicot, hebben ze een ding gemeen: ze hebben geen behoefte aan een man om te bepalen hoe de rol van de vrouw zou moeten zijn.