India moet qua AI in het leger nog een inhaalslag maken

Azië Het Indiase leger heeft ten opzichte van rivaal China een grote achterstand op het gebied van kunstmatige intelligentie. Terwijl juist dat volgens critici „de volgende oorlog” kan bepalen.

De tweejaarlijkse vliegshow Aero India moest duidelijk maken hoe hard India werkt aan zijn militaire capaciteiten.
De tweejaarlijkse vliegshow Aero India moest duidelijk maken hoe hard India werkt aan zijn militaire capaciteiten.

Foto Samuel Rajkumar/Reuters

De straalvliegtuigen trokken een wirwar van strepen tegen de strakblauwe lucht, terwijl daaronder de Indiase premier Narendra Modi toehoorders toesprak: India’s zelfredzaamheid is in zicht. De tweejaarlijkse vliegshow Aero India in de zuidelijke stad Bangaluru (voorheen Bangalore) moet duidelijk maken hoe hard het land werkt aan zijn militaire capaciteiten en defensie-industrie.

Indiase analisten zijn niet helemaal overtuigd. Ondanks beleid waarmee onder Modi veel geld is vrijgekomen voor de eigen ontwikkeling en verkoop van materieel hebben de programma’s Make in India en vervolgens Self-Reliant India niet geleid tot een gemoderniseerde krijgsmacht. Het Indiase leger geldt als een van ’s werelds grootste, gemeten in manschappen. Die bulk aan personeel is in de laatste decennia echter steeds meer een blok aan het been, want training, salarissen en zelfs pensioenen slokten een groot deel van het budget op. Tegelijkertijd bleef de technologische ontwikkeling van het leger achter. Zo opereren de krijgsmachtonderdelen nog steeds grotendeels los van elkaar, en gaat de communicatie tussen die bevelstructuren stroef.

Juist nieuwe methoden zouden dat kunnen verbeteren. Met de toepassing van data, algoritmes en kunstmatige intelligentie (AI) zouden de handelingssnelheid en tactische vaardigheid van het leger toenemen.

Voor een natie die zich steeds meer als wereldmacht wil profileren, zijn „die hervormingen en modernisering binnen de Indiase strijdkrachten helaas al sinds midden jaren nul gestagneerd”, concludeerde de oud-generaal H. S. Panag vorig jaar in een opiniestuk voor de website The Print. Hierin beklaagde hij zich over de gebrekkige implementatie van moderne technologie in het Indiase leger, waarvoor volgens hem ook in de planning maar weinig belangstelling was: „We hebben geen formele strategische evaluatie uitgevoerd, noch hebben we een officiële nationale veiligheidsstrategie waaruit zou moeten voortkomen hoe we ons in technisch opzicht voorbereiden op de hightech-oorlogen van de 21ste eeuw.”


Lees ook In de Himalaya bevechten twee kernmachten elkaar met stokken

Een heel legertje oud-generaals schrijft, in boeken of al dan niet anonieme columns, over de stand van het Indiase leger. Die critici weten precies op wie India achterloopt: op China, dat steeds meer een hoofdrol speelt in het Indiase vijanddenken.

Zo voorspelt auteur Pravin Sawhney in zijn boek The Last War: How AI Will Shape India’s Final Showdown With China precies hoe de eerstvolgende oorlog tussen de twee landen zal verlopen. De AI-systemen van de vijand zullen de doorslag geven. Het Chinese Volksleger kan razendsnel de bufferzone tussen de twee landen in de Himalaya binnenvallen. China heeft aan die betwiste grens een geavanceerd surveillance- en datavergaarsysteem opgebouwd: al voordat de oorlog is begonnen, heeft het daarmee belangrijke gegevens over het functioneren van Indiase instanties geanalyseerd.

De Chinezen zullen India steeds te slim af zijn, vrezen Indiase experts

Die informatie kan China gebruiken om zowel de militaire als de civiele communicatie plat te leggen. Tegelijkertijd voeren autonome wapensystemen en drones precieze aanvallen uit, in een constante barrage, daarbij eveneens gevoed door eerder ingewonnen data. De Indiase luchtmacht en de grondtroepen zouden door hun arsenaal heen raken in een poging de vijand af te weren.

De Chinezen zullen het Indiase leger telkens te snel en te slim af zijn. „Dat kan volgend jaar gebeuren. China wil tonen dat het zo’n overmacht heeft, tegen een rivaal waarvan bekend is dat hij de volgende stappen in de oorlogsvoering nog niet serieus genoeg heeft genomen”, zegt Sawhney aan de telefoon. Zijn collega’s vinden die tijdslijn wel heel kort, maar delen zijn onvrede over India’s militaire ontwikkeling.

Start-ups

Waar schort het aan in de hervormingsplannen van de overheid? Die lijken toch flink op stoom te komen: afgelopen jaar werden nog 75 nieuwe projecten voor AI-toepassingen aangekondigd. „Dat is allemaal heel basaal”, reageert Sawhney. De aangeprezen projecten gingen over drones, systemen voor de analyse van satellietbeelden en gezichtsherkenning – allemaal methoden die allang in China gebruikt worden. Volgens hem wordt er te weinig nagedacht over de daadwerkelijke oorlogvoering, en hoe die zou veranderen door inzet van AI.

Dat blijkt al uit de besteding van het budget dat beschikbaar werd gesteld voor Zelfredzaam India, het investeringsprogramma voor projecten die het land op economisch, technologisch en militair gebied laat ontwikkelen. „Dat geld is naar start-ups gegaan, maar voor militaire toepassingen hoort de verantwoordelijkheid bij de overheid te liggen. Voor de daadwerkelijke inzet moeten ook binnen het leger mensen getraind worden in het schrijven en gebruiken van geavanceerde technologie. Die stap wordt overgeslagen.”


Lees meer over de defensietop in februari: De tijd dat onbemande wapens de vijand te lijf gaan is niet ver weg

Zo lijkt er een gat te zijn tussen de wensen van de regering en de vaardigheid van de bevelhebbers binnen de Indiase strijdkrachten. Die discrepantie is moeilijker te overbruggen, maar mogelijk komt er hulp van buitenaf. Begin deze maand lanceerden de nationale veiligheidsadviseurs van India en de Verenigde Staten nieuwe samenwerkingen voor „opkomende technologieën”. Het bilaterale verbond moet de weerstand tegen China versterken en bevat een breed scala aan plannen, van gezamenlijke productie van materieel tot bijsturing van de verdere opbouw van India’s conventionele wapenarsenaal.

Maar er is ook aandacht voor de theoretische kant van de nieuwe technologieën als AI. Sawhney ziet in de bilaterale plannen een poging tot „afstemming” van Indiase capaciteiten met die van VS: „Als achterligger zal India op z’n minst zijn bondgenoten moeten gaan bijbenen, om nog iets voor te stellen in zo’n samenwerking.”

Dat zou kunnen dienen als opstapje naar meer strategische knowhow in de Indiase gelederen. Washington noemt in de verklaring expliciet de noodzaak dat de twee landen gemeenschappelijke normen ontwikkelen voor „betrouwbare kunstmatige intelligentie, waarvan de toepassingen zijn afgestemd op democratische waarden”.

Ethische overwegingen staan ook op de agenda voor een AI-conferentie in Den Haag waarvoor India is uitgenodigd. De Indiase deelname werd in lokale media uitgemeten als bevestiging van India’s toenemende groeiende militaire capaciteiten. Criticaster Sawhney vraagt zich echter af „hoeveel bekend is” bij de delegatie die naar Den Haag reist. „AI is nu in het Indiase denken iets wat nog in ontwikkeling is. De ethische vragen die komen kijken bij de daadwerkelijke inzet daarvan, daar is het debat in India nog niet.”