Rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema gaf onlangs in deze krant (4/1) een bekende waarschuwing: het opkomende populisme bedreigt de democratische rechtsstaat. Weerbaarheid en onderhoud van dit systeem zijn dus nodig, waarvoor hij twee voorstellen doet.
Eén: we hebben méér politiek nodig, met middenpartijen die sterker van elkaar verschillen zodat er voor de kiezer echt wat te kiezen valt. Twee: de democratische rechtsstaat moet tegen het populisme worden beschermd door een uitbreiding van ‘juridische vangrails’.
Voorstel één verdient bijval, maar over voorstel twee moeten we ons toch zorgen maken. Afgelopen decennia hebben we al een verregaande uitbouw van juridische waarborgen op politiek beleid meegemaakt en het populisme is er niet kleiner van geworden. Sterker nog, de toenemende juridisering van politiek beleid jaagt populisme aan en bedreigt zélf de democratie.
Allereerst, wat is de ‘democratische rechtsstaat’ eigenlijk? Kernpunt van ‘democratie’ is dat de bevolking op gezette tijden via de stembus nieuwe politici en nieuw beleid kan afdwingen. Het concept ‘rechtsstaat’ verwijst bovenal naar gegarandeerde rechten voor burgers, zoals een eerlijke rechtsgang bij juridische conflicten, vrijheid van meningsuiting, vereniging of godsdienst.
Beide elementen overlappen en versterken elkaar, maar kunnen ook conflicteren. Kiezers kunnen beslissen om cruciale rechten te beëindigen – de democratie bedreigt dan de rechtsstaat. Maar juridische rechten kunnen ook zozeer worden opgerekt en vastgelegd dat de ruimte voor kiezers om politieke wensen door te drukken bekneld raakt – de rechtsstaat bedreigt dan de democratie.
Rijpkema heeft gelijk dat we ons over het huidige populisme geen illusies moeten maken. Trumps weigering zijn verloren verkiezing van 2020 te aanvaarden, of PVV-voorstellen om korans en moskeeën te verbieden, staan haaks op wat we onder een democratische rechtsstaat kunnen verstaan. De democratie bedreigt hier de rechtsstaat, en waarborgen zijn gewenst. Maar hoe zit het met die omgekeerde dreiging?
Toenemende juridische controle
Vaak wordt een simpele tegenstelling opgeroepen. Enerzijds is er de naoorlogse democratische orde, met grondrechten die in instituties als de VN, de EU en mensenrechtenverdragen zijn gewaarborgd. Anderzijds is er populistische aanval op die orde, waartegen de democratische rechtsstaat zich nu moet verweren. Rijpkema is niet de enige die over het Weimar van 1933 begint.
Volgens de Duitse politicoloog Philip Manow ontneemt deze tegenstelling echter het zicht op nieuwere en complexere ontwikkelingen. In ons politieke systeem en politieke denken werd tot enkele decennia geleden de democratische dimensie benadrukt, maar recent heeft een verschuiving plaatsgevonden naar het juridisch garanderen van rechten. Deze uitbreiding van rechtelijke macht heeft politiek beleid toenemend juridisch vastgemetseld, ten koste van democratische controle. Unter Beobachtung heet Manows recente boek hierover; de democratie is juridisch ‘onder toezicht’ geplaatst.
Manow stelt dat het populisme deels te begrijpen valt als het oudere model van democratie dat zich verweert tegen die groeiende juridische insnoering. Via populistische partijen proberen stemmers democratische ruimte te heroveren op de juridisch versteende politiek. Manow diagnosticeert een onzalige escalatiedynamiek, waarbij de juridisering populistische tegenreacties oproept, en omgekeerd.
In zijn boek Reset laat de Belgische socioloog Mark Elchardus zien dat rechters begrippen uit internationale verdragen ook steeds ruimer opvatten om steeds politiekere uitspraken te doen. Hij spreekt van de ‘kolonisering van de samenleving door het recht’ en het verval van de democratie ten gunste van een ‘juristocratie’ Het duidelijkst zien we dit rond migratie. Al lang willen grote meerderheden meer grip op immigratie. Dit lukt alleen niet goed, mede omdat pogingen daartoe voortdurend stranden op in internationale verdragen vastgelegde regels. Om bij Rijpkema’s beeldspraak te blijven: er zijn in migratiebeleid zulke nauwe juridische vangrails aangelegd dat de democratische auto nauwelijks meer kan rijden.
Dodelijk verdienmodel
Dit model van internationaal-juridisch gereguleerde immigratie is bovendien op een catastrofe uitgelopen. Rond Europa is een systeem van mensensmokkel ontstaan met grote nadelen: tienduizenden verdronken migranten, illegale immigratie, meereizende terroristen, peperdure asielprocedures et cetera. De juristocratie werkt dit in de hand. Door allerhande migrantenrechten is het nauwelijks meer mogelijk om immigratie die via mensensmokkel plaatsvindt te weren. Zo wordt dit dodelijke verdienmodel gevoed.
Volgens voorstanders van het juridische model is de oplossing eenvoudig: asielzoekers en andere migranten moeten gewoon met veilige vervoermiddelen hierheen kunnen komen om asiel aan te vragen of te werken. Maar de wens van politici om de instroom te beperken is begrijpelijk: als iedereen op aarde onbeperkt het vliegtuig of de boot kan pakken worden de aantallen ongetwijfeld onbeheersbaar. De huidige juristocratie biedt geen ruimte voor nette migratiebeperking, naar bijvoorbeeld het model van Australië en Canada: weren van ongevraagde asielmigratie in het land zelf en in plaats daarvan werken met gelimiteerde aantallen vluchtelingen op uitnodiging.
De Duitse CDU-politicus Jens Spahn verwoordde de urgentie van dit thema onlangs haarscherp: „het politieke midden beëindigt irreguliere immigratie, of irreguliere immigratie beëindigt het politieke midden”. Om dat laatste te voorkomen hebben we niet méér juridische vangrails nodig, maar mínder.
De verhouding tussen democratie en rechtsstaat is precair en nu uit balans. Een uitweg uit de huidige impasse vergt dus een rechtsstaat die minder verstikt en een democratie die weer meer mag bloeien.
Lees ook
Idealen en innovaties die de rechtsstaat in 2025 versterken