I lichen you very moss

Gemma Venhuizen

In mijn studententijd belandde ik op Valentijnsdag eens bijna bij de Eerste Hulp. De dag was sowieso weinig rooskleurig begonnen – in een vlaag van verstandsverbijstering had ik een medestudent een foto van een hartvormig korstmos gestuurd, met de tekst I lichen you very moss. We hadden net een college lichenology gehad, korstmoskunde, waarbij ik achter hem zat. Ik had de haartjes in zijn nek geteld tot hij, wie weet, eens om zou kijken, terwijl de docent doorneuzelde over het verschil tussen mos en korstmos. Een plant versus een mutualistisch verbond tussen een schimmel en een alg. Een innige versmelting van uitersten, een twee-eenheid. Dat zouden wij kunnen zijn.

Maar nu, na de mail, geen blik over zijn schouder, geen teken dat hij überhaupt wist wie ik was. Weg romantische symbiose.

Die avond zat ook mijn huisgenote zonder date. We besloten ter opbeuring voor onszelf te koken. In de supermarkt haalden we iets wat oogde als een wortel met schorsachtige schil – cassave, bleek later. Vast lekker in de stamppot. Ongeschild, beetgaar, niet te lang doorkoken, het was al laat genoeg. Wijn erbij, proosten op ons non-existente liefdesleven.

Een eerste hap. Vies, bitter, maar ik wilde me niet laten kennen. Dit was ons valentijnsdiner, wij vrouwen van de wereld maakten ons eigen geluk. Niet te veel kauwen, grote happen, dan proefde je het minder. Meer wijn. We aten zwijgend, tot zij haar bord van zich afschoof: „Ik kan niet meer, wat is dit goor.” Goddank. We legden gelijktijdig ons bestek neer.

Pas toen lazen we over de bereiding van cassave. „Niet rauw eten. Schillen. Dodelijk giftig! Bevat cyanogene glycosiden.” Cyanide. Blauwzuur. „Hoofdpijn, kortademigheid, misselijkheid. Bewusteloosheid met daaropvolgend de dood.”

Deze week las ik op 14 februari in Genome Biology and Evolution over de gifbestendigheid van korstmossen uit de orde van de Teloschistales, de dooiermosachtigen. Die zijn vaak feloranje. Opmerkelijk, want zulke intense pigmenten zijn in principe schadelijk. Maar Teloschistales-korstmossen, zoals het groot dooiermos, omzeilen die toxiciteit dankzij een gen dat het pigment snel na productie de cel uitwerkt. Buitenop vormen de kleurstoffen vervolgens een soort zonnebrandcrème: een laag die genoeg licht doorlaat voor fotosynthese, maar beschermt tegen uv-straling.

Ik herinnerde me de keer dat de autocorrectie van mijn telefoon ‘blij gemaakt met een dooie mus’ veranderde in ‘blij gemaakt met een dooiermos’ – en zo dwaalden mijn gedachten af naar de korstmosjongen en de cassaveavond.

De arts die we hadden gebeld vroeg ernstig hoeveel cassave we hadden gegeten en overwoog de mogelijkheid dat onze maag moest worden leeggepompt. Na ruggespraak met een collega zei ze dat we thuis konden blijven. Als de symptomen verergerden moesten we ons alsnog melden.

Die avond in bed besloot ik dat het, als ik zou blijven leven, al met al toch een geslaagde Valentijnsdag was geweest.

Gemma Venhuizen is biologieredacteur bij NRC en schrijft elke woensdag een column op deze plek.