Verslag doen van drugskartels in Mexico: ‘We hebben geen idee wat op sommige plekken gebeurt’

Als zwijgende toeschouwers kijken ze neer op de verlaten straten van de Mexicaanse stad Culiacán. Op de ene muur, met zijn karakteristieke hoed en rechthoekige bril, is het gezicht van Javier Valdez, oprichter van het weekblad Ríodoce, geschilderd. Hij werd in 2017 op klaarlichte dag doodgeschoten, kort nadat hij de redactie van zijn krant had verlaten. Een paar straten verderop, op de gevel van de krant Diario Adicusción, prijkt het strenge gezicht van Humberto Millán Salazar. Hij werd op een ochtend in 2011 meegenomen door gewapende mannen en een dag later dood aangetroffen in een veld even buiten Culiacán.

De twee journalisten zijn vermoord omdat ze het aandurfden verslag te doen van de georganiseerde misdaad, die hier oppermachtig is. In deze stad in het westen van Mexico richtten Joaquín ‘El Chapo’ Guzmán, Héctor ‘El Güero’ Palma en Ismael ‘El Mayo’ Zambada in de jaren tachtig het Sinaloakartel op, een kartel dat sindsdien is uitgegroeid tot een wereldwijde organisatie met een miljardenomzet. Het kartel beheerst het dagelijks leven en mijdt tegelijkertijd de schijnwerpers. Aandacht in de pers is niet welkom, journalisten die zich er toch aan wagen, zijn hun leven niet zeker.

Mexico is een van de gevaarlijkste landen ter wereld voor journalisten. Sinds 2000 werden in het land ruim 160 verslaggevers vermoord. Nog eens tientallen journalisten zijn er de afgelopen decennia ontvoerd en worden nog altijd vermist. Weinig landen – buiten oorlogsgebieden als Syrië, Gaza of Oekraïne – zijn zó dodelijk voor de pers. Vorig jaar werden alleen in Bangladesh en de Palestijnse gebieden meer journalisten omgebracht. Afgelopen oktober was het nog raak: binnen 24 uur werden twee journalisten doodgeschoten, een in de door geweld geplaagde staat Michoacán, een ander in de stad Colima.

Journalisten, vrienden en familieleden eisen een jaar na de moord op Javier Valdez, mede-oprichter van de krant Riodoce, gerechtigheid.
Foto Rashide Frias/AFP

Misdaad of corruptie

Bij vrijwel alle aanslagen op journalisten is er een gemene deler: het zijn verslaggevers die zich bezighouden met misdaad of corruptie. In Culiacán is sinds september vorig jaar sprake van een enorme geweldsuitbarsting, nadat oprichter ‘El Mayo’ Zambada werd opgepakt. Volgens zijn advocaten werd hij erin geluisd door een van de zonen van ‘El Chapo’ Guzmán, die een levenslange gevangenisstraf uitzit in de Verenigde Staten. Na de arrestatie is tussen de zoon van Zambada enerzijds en twee zonen van Guzmán anderzijds een strijd uitgebroken om de macht over het Sinaloakartel.

De impact op Culiacán is enorm. In drie maanden tijd zijn er bijna zeshonderd doden gevallen. Zeker zevenhonderd mensen zijn slachtoffer geworden van ontvoering – voor losgeld, om gedwongen voor een kartel te vechten, of omdat ze voor bendelid worden aangezien. Overdag lopen mensen gehaast met hun hoofd naar beneden over straat, als ze al buiten komen. Winkels en restaurants gaan tegen het einde van de middag dicht of openen helemaal niet. Het openbaar vervoer stopt zodra de nacht valt. De enige voertuigen die dan nog rondrijden zijn patrouilles met zwaarbewapende militairen en geblindeerde SUV’s, waarschijnlijk van kartelleden.

Een man loopt langs een muur bij de kathedraal van Culiacán waarop alle vermiste inwoners uit de stad zijn afgebeeld.
Foto Luis Antonio Rojas/The Washington Post

Voor journalisten zorgt de karteloorlog in Culiacán voor nieuwe uitdagingen. Hoewel het Sinaloakartel de stad altijd heeft beheerst, was het zeker in het centrum lange tijd relatief rustig. De vrouwen, kinderen en familieleden van de kartelleden woonden hier, winkelden hier, gingen hier naar school. Maar sinds ‘El Mayo’ Zambada als laatste oprichter van het kartel achter tralies is verdwenen, vechten de jongere generaties een machtsstrijd uit waarin de voorheen ongeschreven wetten niet meer lijken te bestaan. En waarin de lokale pers opnieuw doelwit is van de georganiseerde misdaad, die ook een informatieoorlog lijkt uit te vechten.

hoofdredacteur en mede-oprichter RíodoceIsmael Bojórquez

Ismael Bojórquez, hoofdredacteur en mede-oprichter van Ríodoce
Privéfoto

„Ik werk al 35 jaar als journalist in Culiacán. Ríodoce heb ik 21 jaar geleden opgericht, onder meer met Javier Valdez. Wij houden ons bezig met onderzoeksjournalistiek, met een focus op de georganiseerde misdaad. Hier, in de staat Sinaloa, bevinden we ons in de wieg van de wereldwijde drugshandel, dus het is belangrijk om daar ook over te schrijven.

„Schrijven over de georganiseerde misdaad is altijd een risico. Niet alleen in deze staat, maar in vrijwel alle staten in Mexico worden journalisten vermoord. Maar welke keus hebben we? Moeten we stoppen met schrijven over misdaad omdat we worden bedreigd? Of moeten we de bedreigingen zien als een teken dat onze journalistiek kracht heeft?

„Je kunt niet over alles schrijven. De familie van narco’s is een rode lijn. Je kunt bijvoorbeeld niet de kinderen van machtige narco’s onderzoeken en over hen schrijven als ze niet eerder in de publiciteit zijn gekomen. Doe je dat wel, dan loop je gevaar.

„Ik herinner me de moord op Javier nog goed. Ik sprak met hem op de redactie, hij liep naar zijn auto, en twee straten verderop werd hij klemgereden, gedwongen uit te stappen en met twaalf kogels doorzeefd. Daarna hebben we besloten dat alleen nog ervaren verslaggevers de straat op mogen om onderzoek te doen. Jongere journalisten moeten eerst ervaring opdoen vanaf hun bureau.

„In de huidige karteloorlog zijn we heel voorzichtig met welke informatie we brengen. De twee groeperingen gebruiken actief sociale media om verhalen over aanslagen, schietpartijen en ontwikkelingen te delen. Als je daarin meegaat, help je ze met hun propaganda. En in bepaalde wijken van de stad komen we niet meer.”

eindredacteur El DebateGustavo Lizárraga Reyes

Gustavo Lizárraga Reyes, eindredacteur van El Debate.
Privéfoto

„Ik werk al 26 jaar bij El Debate. Een groot deel daarvan heb ik me beziggehouden met misdaadverslaggeving. Ik vind het fascinerend en afschrikwekkend tegelijk om te zien hoe machtig de misdaad hier is, en hoe groot de rol van politie en autoriteiten daarin is. Ondanks mijn ervaring zijn er dingen waar ik niet aan kan wennen. De dreigementen zijn het ergst. Er is geen opleiding ter wereld die je daarop kan voorbereiden.

„Zeker als je je op straat bevindt, het echte verslaggeven, moet je je aan de regels van de straat aanpassen. Je kunt worden doodgeschoten. Je kunt verdwijnen. Mijn regel is altijd: je eigen leven gaat voor. Als iets niet publiceren betekent dat je daarmee je leven redt, dan moet je dat doen. Niets in de journalistiek is het waard om voor te sterven.

„In oktober werd onze redactie op klaarlichte dag beschoten. Twee volle magazijnen van een AK-47 werden geleegd op de personeelsingang, de kogelgaten zitten er nog. Twee jonge verslaggevers werden in november korte tijd ontvoerd nadat ze verslag hadden gedaan van een schietpartij. En dan is er nog Sergio, een van onze krantenbezorgers en vader van twee kinderen. Hij is op een dag verdwenen en we hebben hem niet meer gezien.

„Als er nu ergens schietpartijen zijn, wachten we tot de politie de boel heeft afgezet. Daarna vertrekken we in een colonne met alle voertuigen van alle kranten, radiostations en televisiezenders in Culiacán tegelijk naar die plek. Er is meer saamhorigheid, we zien elkaar niet meer als competitie. Iemand er zomaar op uitsturen om verslag te doen, is er niet meer bij.”

verslaggever Revista EspejoMarco Vizcarra

Marco Vizcarra, verslaggever van Revista Espejo.
Privéfoto

„Ik ben geboren en getogen in Culiacán en werk hier nu dertien jaar als journalist. De situatie momenteel is uniek, met name vanwege de hoeveelheid mensen die de afgelopen maanden zijn verdwenen en vermoord. Het is schrikbarend hoe ontvoering momenteel wordt gebruikt als wapen.

„Ik heb voorzorgsmaatregelen genomen om mijn werk te kunnen blijven doen. Ik zet mijn naam niet meer onder artikelen en schrijf niet meer over narco’s, alleen nog over hun slachtoffers. En er zijn een hoop plekken, met name buiten Culiacán, waar mijn collega’s en ik niet langer heengaan.

„Die blinde vlekken, die we zonas silenciadas (het zwijgen opgelegde zones) noemen, zijn het moeilijkst. Toen de oorlog net losbarstte, probeerden we naar een dorp op een half uur rijden van Culiacán te rijden, met een karavaan persvoertuigen. Onderweg stuitten we op een wegblokkade. We moesten onze telefoons inleveren en omdraaien. We mochten er niet langs.

„Zo zijn veel dorpen soms al maanden afgesloten van de buitenwereld. Er zijn geen autoriteiten of journalisten. Als burgers zelf beelden delen op sociale media, kunnen ze worden vermoord. We hebben geen idee wat daar speelt, behalve dat het er zeer gewelddadig is.

„De strijdende partijen gebruiken die blinde vlekken door via sociale media en WhatsApp-groepen hun eigen verhaal te creëren. Met video’s, propaganda en eenzijdig materiaal doen ze voorkomen dat ze de strijd winnen. Daarom zijn we nu vooral bezig met analyses en het aanleggen van een database, om het grotere plaatje te laten zien en weg te blijven van informatie die moeilijk te verifiëren is.”