Saoedi-Arabië heeft ‘systematisch obstructionisme’ tot een kunst verheven. Weinig landen weten op zo’n creatieve manier klimaatonderhandelingen te ontregelen – ook afgelopen jaar weer, bij de top in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe. Daar weigerden de Saoediërs volgens insiders iedere discussie over het geleidelijk ‘wegbewegen’ van fossiele brandstoffen. Daarover waren juist een jaar eerder, op de klimaattop in Dubai, afspraken gemaakt. Ook over de rol van vrouwen in het klimaatbeleid wilde de Saoedische delegatie niet praten.
De term systematisch obstructionisme werd in 2008 gemunt door Joanna Depledge, onderzoeker aan de universiteit van Cambridge. In een artikel in het wetenschappelijk tijdschrift Global Environmental Politics, getiteld „Striving for No” (‘streven naar nee’), schrijft ze dat „onderhandelaars bij mondiale conferenties [doorgaans] actief op zoek zijn naar collectieve overeenstemming over het probleem dat op tafel ligt”. Zo niet Saoedi-Arabië. Landen houden weliswaar het eigenbelang in het achterhoofd, maar proberen toch een voor hen gunstige deal te sluiten. Het beleid van het oliekoninkrijk is er volgens Depledge alleen op gericht een deal te voorkomen.
Dat begon al bij de Earth Summit van 1992 in Rio de Janeiro. Op advies van de Amerikaanse olielobbyist Don Pearlman, in het Duitse opinieweekblad Der Spiegel ooit gekroond tot „hogepriester van de koolstofclub”, wist Saoedi-Arabië de wereld ervan te overtuigen dat consensus het doel moest zijn bij onderhandelingen over een complex onderwerp als klimaatverandering. Een besluit heeft meer kracht als het in grote eensgezindheid door de wereldgemeenschap is genomen, in plaats van alleen te steunen op een gewone meerderheid. Voor de enorme veranderingen die de klimaatcrisis van landen vraagt, van álle landen, lijkt consensus een goed idee.
Lees ook
Eerst heel lang traag, dan ineens supersnel: zo werkt het vaak met kantelpunten. Kan dat ook met de klimaattransitie?
Vetodreiging
Maar de keerzijde van consensus is dat scherpe kantjes gemakkelijk uit akkoorden verdwijnen om alle partijen binnenboord te houden – precies zoals Pearlman hoopte. En omdat ieder land kan dreigen met een veto, is consensus een recept voor tijdrekken; niet voor niets eindigen klimaatconferenties al jaren met grote vertragingen. Saoedische delegaties zijn groot, goed voorbereid en zeer kundig, volgens Decades of Systematic Obstructionism, een onderzoek van het Climate Social Science Network. Als bij andere partijen de vermoeidheid toeslaat, hebben de Saoediërs altijd wel een paar frisse ‘reservespelers’ klaarstaan.
De Noorse onderzoeker Morten Flisnes geeft in zijn proefschrift Where You Stand Depends on What You Sell (2019) legio voorbeelden van Saoedische obstructie bij klimaatonderhandelingen: lange speeches houden terwijl de tijd dringt en daarna klagen dat onderhandelingen uitlopen; blokkades opwerpen over onbeduidende kwesties die afleiden van waar het echt om gaat; hameren op procedures (over toegezegde vertalingen, afwijkingen van de agenda, enzovoort); bagatelliseren van de klimaatwetenschap (de Saoediërs willen in slotverklaringen van een klimaattop hooguit „kennis nemen van” belangrijke klimaatrapporten, en ze nooit „verwelkomen”).
Yvo de Boer, voormalig hoofd van het klimaatbureau van de Verenigde Naties en tientallen jaren namens Nederland en de Europese Unie betrokken bij de onderhandelingen, is sinds anderhalf jaar een van de adviseurs voor duurzaamheid van het Saoedische staatsoliebedrijf Aramco, het grootste olie- en gasconcern ter wereld. Ook hij vindt het jammer dat de strategie van de Saoediërs „primair defensief” is, zegt hij in een telefoongesprek.
Volgens De Boer zijn de Saoediërs vooral bezorgd „dat er in het onderhandelingsproces dingen gebeuren die hun huidige businessmodel schaden”. Hun centrale strategie is erop gericht om te voorkomen dat er vooruitgang wordt geboekt die in hun nadeel uitpakt. „Het probleem is natuurlijk dat bijna alles ten nadele van hen is.”
Overigens heeft Saoedi-Arabië volgens De Boer daarbij wel degelijk een legitiem belang. Hij wijst op artikel 4 van het klimaatverdrag uit 1992. Daarin staat expliciet dat bij de vormgeving van het mondiale klimaatbeleid rekening moet worden gehouden met „landen waarvan de economie sterk afhankelijk is van inkomsten uit de productie, verwerking en export, en/of van de consumptie van fossiele brandstoffen en daaraan gerelateerde energie-intensieve producten”.
De Boer ziet het als zijn belangrijkste taak om de Saoediërs erop te wijzen dat ze hun economie moeten diversifiëren. „Gebruik de welvaart van vandaag om je businessmodel aan te passen aan een wereld die geen klimaatverandering wil. Ontwikkel andere manieren om je product te benutten, dan door het te verbranden voor energie-opwekking. Gebruik het geld dat je verdient voor zonne-energie, om waterstof te maken en die te exporteren.”
Lees ook
De bodem van de diepzee is ook militair terrein
Wereldwijde energiemix
In 2020 waren de Saoediërs nog niet zover. Hun Oil Sustainability Program (OSP) heeft volgens de bijbehorende website de ambitie „om wereldwijd kansen en toepassingen te creëren voor koolwaterstoffen [lees: olie en gas] als een concurrerende energiebron, zowel vanuit economisch als vanuit milieuoogpunt, terwijl koolwaterstoffen op de meest efficiënte en duurzame manier deel blijven uitmaken van de wereldwijde energiemix.”
Ayman Shasly, een van de hoofonderhandelaars van Saoedi-Arabië, hamerde in 2018 in een interview met de klimaatwebsite CarbonBrief op het economische belang van fossiele brandstoffen. „We willen er echt zeker van zijn dat alles wat we doen, wat met energie te maken heeft, geen impact heeft op de wereldwijde economische groei, op de strijd tegen armoede… We hebben tijd nodig. Dat kan binnen vijftien, twintig of dertig jaar zijn. Het is gewoon een kwestie van vraag en aanbod.”
Saoedi-Arabië ziet zichzelf volgens Shasly als dubbel slachtoffer van klimaatverandering. „We worden getroffen door klimaatverandering, misschien wel meer dan wie dan ook”, zei hij tegen CarbonBrief. „We zijn een woestijnland dat zwaar afhankelijk is van deze ene bron van inkomsten. We hebben zo’n kwetsbare, fragiele economie. Dankzij de olie eten we, voeden we, reizen we, onderwijzen we onze mensen, hebben we medische zorg.”
Het doet De Boer denken aan de ‘dutch disease’ – de Hollandse ziekte, een term uit de economische wetenschap die teruggaat naar de jaren zestig toen de Nederlandse economie eenzijdig afhankelijk was van export van de net ontdekte gasvoorraad. Nederland heeft zijn gasinkomsten volgens De Boer mede gebruikt om de economie op een andere leest te schoeien. „Saoedi-Arabië staat voor dezelfde uitdaging als Nederland destijds.”