De belangrijkste datum op de internationale agenda van 2025 is 20 januari, de dag van de inauguratie van de president van de Verenigde Staten. Met de comeback van Donald Trump wordt nog meer onzekerheid en frictie toegevoegd aan een toch al chaotische wereld. Met Trump krijgen de VS een president die het niet zo nauw neemt met de democratie, die zich omringt met ambitieuze techmiljardairs en graag kijkt naar rechtspopulistische talkshows. Voeg daarbij Trumps ambitie de Amerikaanse overheid te kortwieken en de verbeten manier waarop hij tegenstanders aanpakt en je weet dat de VS een politiek tumultueuze periode tegemoetgaan.
Ook de rest van de wereld zal weten dat de VS een nieuwe leider krijgen. Bij wijze van voorproefje kondigde Trump alvast aan dat eigendom van Groenland voor de VS onontbeerlijk is, ook al is Groenland niet te koop. Ook moet de wereld weer wennen aan halve waarheden. Zo haalde Trump uit naar Chinezen die het Panamakanaal onder controle zouden hebben. Het kanaal wordt geëxploiteerd door Panama; wel worden havens in de buurt gerund door een bedrijf uit Hongkong.
De ontregelende president wordt een nieuwe en moeilijk in te schatten variabele in een wereld die al behoorlijk ontregeld is. Trump ziet de VS niet als mondiale politie-agent, maar hij kan en wil zich niet aan die wereld onttrekken.
De Israëlische premier Netanyahu trok zich afgelopen jaar niet veel aan van de vermaningen van de VS om in de jacht op Hamas burgers te ontzien. Van Trump heeft Netanyahu nog minder te duchten. De vraag wordt welke rol de VS kunnen spelen na een eventueel staakt-het-vuren. Kunnen de VS toenadering tussen Israël en Saoedi-Arabië weer vlot trekken?
Het debat over Oekraïne is met Trumps verkiezing al gewijzigd. Trump wil af van de kostbare steun voor Kyiv en koerst op onderhandelingen. Eén scenario voorziet in een staakt-het-vuren langs de huidige frontlijn. Maar de vraag is of Trump Poetin aan de onderhandelingstafel kan krijgen en of een deal überhaupt haalbaar is. Oekraïne eist vergaande veiligheidsgaranties van zijn bondgenoten, Rusland ziet niets in een zwaar bewapend Oekraïne.
In Europa is inmiddels doorgedrongen dat er veel meer gedaan moet worden aan defensie. Om Oekraïne te steunen en om de eigen verdediging op peil te brengen. Met Trump is het niet langer de vraag óf de VS lasten voor verdediging op Europa zullen afschuiven, de vraag is hoe snel dat zal gaan.
Internationale politiek is niet los te zien van de wereldeconomie. En ook in dit opzicht belooft Trump flinke schokken. Hij heeft al aangekondigd de Amerikaanse invoertarieven voor Chinese producten flink te verhogen, tot uiterlijk 50 procent. Ook bondgenoten, zoals de EU, kunnen mogelijk tarieven tot 10 procent (nu gemiddeld een procent of 4) tegemoetzien, of zelfs 20 procent.
Met name de maatregelen tegen China passen in het kennelijke Amerikaanse streven de VS minder afhankelijk te maken, door buitenlandse bedrijven te overreden hun fabrieken naar binnen de Amerikaanse grenzen te verhuizen, of eigen Amerikaanse productie een concurrentievoordeel ten opzichte van het buitenland te geven.
Dat dit in tegenspraak is met de mondiale tariefsverlagingen die juist na de Tweede Wereldoorlog onder Amerikaanse druk werden doorgevoerd, tekent de ommezwaai die in Washington wordt gemaakt. Er wordt minder belang gehecht aan een open wereldeconomie nu de VS daar zich daar niet langer de leider van voelen.
Amerika’s bondgenoten in Europa bezinnen zich al op een antwoord. Maar wat in de rest van de wereld gebeurt is misschien nog wel belangrijker. In oktober stelden de zogenoemde Brics-landen, een groeiende groep onder leiding van China, India en Rusland, zich ten doel te streven naar een multipolaire wereldeconomie en beëindiging van de dominantie van de Amerikaanse dollar. NAVO-lidstaat Turkije meldde zich bij de groep aan.
De VS zijn allang niet meer de hypermacht die de wereld naar hun hand zetten, getuige ook de onrust die op zoveel plekken tegelijk heerst. De VS zijn nog steeds een supermacht en de enige supermacht met een democratisch bestel, maar hun macht wordt betwist en voortdurend uitgedaagd. Met Trump krijgen de VS een president die in die arena als een straatvechter voor het eigen belang zal opkomen. Het ideaal van een wereld waarin staten op basis van regels met elkaar omgaan en handel vrij baan heeft, dreigt met Trump weer verder uit zicht te raken.
Wijn die „meurt als Heugaveld-tegels in een malproper bordeel”, smaakt naar „kots met kruidnagels” of de associatie oproept „met chemische zwaveldampen”.
Dankzij de Supermarktwijngids van Nicolaas Klei konden Nederlanders vanaf 2001 precies achterhalen of de fles supermarktwijn, die een buurman, werkrelatie of vriend cadeau deed, het drinken waard was. Of beter kon worden weggegeven, dan wel linea recta in de glasbak moest verdwijnen. Afgelopen zaterdag overleed de wijnschrijver onverwachts op 63-jarige leeftijd, twee dagen voor zijn verjaardag.
Het testen van de doorgaans drieduizend supermarktwijnen was hard werken. Twintig flessen in de ochtend, dan een flinke adempauze, twintig flessen in de middag en als afsluiter nog twaalf stuks in de avond. En dat drie maanden lang, van juni tot en met augustus.
„Mijn bijdrage aan de Schepping is: literpakken Liebfraumilch à 1,19 euro bij de Aldi verdoemen en de lezer bekeren tot goede wijn, die je al vanaf een euro of 5, 6 in de supermarkt kunt kopen”, legde Klei in 2010 aan NRC uit. Zo dacht zijn echtgenote aanvankelijk dat wijn „iets was wat je maag schuurt en waarvan je koppijn krijgt. Totdat ze ontdekte: hé, er is veel meer dan dat”, aldus de wijnschrijver in het AD.
Maag-darmspecialisten
Klei (1961) wordt geboren in Amsterdam als zoon van Trouw-journalist Bert Klei. De vraag van zijn moeder waarom de ene wijn van 5 gulden lekker is en de andere niet, zet de 18-jarige Klei aan het denken. De student rechtsgeschiedenis richt samen met vrienden de wijnproefclub ‘Wijn is rood en komt uit Frankrijk’ op.
Als een tijdschrift voor maag-darmspecialisten hem vraagt om een stuk over wijn te schrijven, wordt zijn hobby serieuzer. Een opdracht van een uitgever voor een wijnboekje volgt, waarna hij ook pagina’s mag vullen van het Algemeen Dagblad en Elsevier. Hij beschrijft wijn niet met chique woorden, maar kiest voor vergelijkingen en uitdrukkingen die meteen herkenning oproepen, met lichte spot.
Aanvankelijk richt Klei zich op exclusieve wijn van het type „boertje op een piepkleine domaine”, maar op aandringen van collega’s keurt hij ook het assortiment van de supermarkt. Hij constateert dat een zesde van de supermarktwijnen de moeite waard is en munt de term: ‘omfietswijnen’, een variant op de marketing van bandenboer Michelin.
‘Wél lekkere Chardonnay’
Klei werd een vaste waarde in het (inmiddels gestopte) Radio-1-programma Mangiare!, waarin hij onder meer sprak over „Chardonnay die wél lekker is, of gekoelde rode wijn”, zegt presentatrice Petra Possel, die met Klei bevriend was. „Nicolaas was een buitengewoon aimabel mens, geen haantje en niet opdringerig. Hij was op een ouderwetse manier hoffelijk, fijngevoelig en maakte mooie, gemeende complimenten.”
Ook Kleis voorkomen was opvallend, stelt Possel, door zijn Olivier B. Bommel-achtige jasjes, die hij heel secuur inkocht bij een tweedehandskledingzaak in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Verder droeg hij immer een ietwat versleten tas met zich mee op de fiets met daarin vakken voor flessen wijn. „Iemand zou bijna kunnen denken dat hij in de 19de eeuw leefde. Wie Nicolaas een keer ontmoette, vergat hem ook niet meer”, aldus Possel.
Wijnfluencers
Door de opkomst van internetrecensies en wijnfluencers had een nieuwe generatie wijndrinkers minder behoefte aan fysieke supermarktwijngidsen. Klei was niet zo van het internet, maar bleef zich wel toeleggen op het schrijven van wijnboeken. Sinds de coronatijd een puur zakelijke bezigheid, omdat hij besluit om wijn enkel nog te proeven en niet meer door te slikken. De door hem geliefde kaasplanken en charcuteriebordjes worden ingewisseld voor 20.000 stappen per dag, waardoor hij veertig kilo afvalt. Hij schrijft er het boek de Slankwandelaar over.
„Een appel, tomaat of komkommer smaakt me nu net zo lekker als voorheen de vette spijzen van de culinaire bordelen, omdat ik zie dat het effect heeft”, schrijft Klei in 2021 in het AD. „Karig eten is heerlijk als het belegd is met tevredenheid.”
<dmt-util-bar article="4878705" headline="De bedenker van de ‘Supermarktwijngids’wilde zijn lezers bekeren tot goede betaalbare wijn” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/01/07/de-bedenker-van-de-supermarktwijngids-wilde-zijn-lezers-bekeren-tot-goede-betaalbare-wijn-a4878705″>
Zat u op Tweede Kerstdag om 9 uur ’s ochtends vol verwachting klaar voor het nieuwe seizoen van Squid Game? Of was de Zuid-Koreaanse Netflix-serie uit uw gedachten verdwenen? Dat laatste is niet zo gek, want de eerste reeks verscheen ruim drie jaar geleden. Toch schoot de serie, waarin personages meedoen aan dodelijke spellen, na de kerstlancering meteen naar de eerste plek in de lijst met meest bekeken series op Netflix. Een paar dagen later stuurde de streamingdienst een persbericht waarin al over kijkrecords werd gesproken. Netflix stuurt dit soort berichten regelmatig, altijd met cijfers die niet te verifiëren zijn. Binnen een week scoorde het nieuwe seizoen volgens de dienst 62 miljoen ‘views’ en ruim 487 miljoen ‘kijkuren’. Lastig te duiden, maar dat er wereldwijd veel mensen naar Squid Game 2 kijken, staat wel vast.
Toch voelt het anders dan de vorige keer. Het eerste seizoen was een onverwachte hit die op organische wijze groter en groter werd. Deze keer voelt minder bijzonder, geen voer voor lange gesprekken bij het koffieapparaat.
Het grote gat tussen de seizoenen lijkt hier een van de factoren: veel kijkers zijn na al die tijd met andere dingen bezig. De serie werd in de Nederlandse top 10 van Netflix na een week al ingehaald door Missing You, de negende miniserie gebaseerd op een boek van thrillerauteur Harlan Coben.
De hoofdrolspelers uit ‘Stranger Things’ zijn inmiddels veel ouder dan hun personages
Squid Game is niet de enige serie die lang afwezig was; het is voor grote series, van Euphoria tot The Handmaid’s Tale, eerder regel dan uitzondering. Gelukkig verschijnt volgende week na veel vertragingen het tweede seizoen van de unieke serie Severance op Apple TV+. En ergens dit jaar verschijnt het vijfde en laatste seizoen van Stranger Things. Deze hit van Netflix draait voor een groot deel om een groepje kinderen, wat de vertragingen nog ingewikkelder maakt. De jongste hoofdrolspelers zijn inmiddels veel ouder dan de tienerpersonages die ze spelen, sommigen hebben gigantische groeispurten gemaakt. Actrice Millie Bobby Brown, in de serie een kind van veertien, is in het echte leven inmiddels een getrouwde vrouw van twintig.
Voor een deel zijn de langere wachttijden begrijpelijk. Series kregen steeds vaker de schaal van blockbusterfilms. Niet alleen duren opnames lang, er is ook veel tijd nodig voor visuele effecten. Omdat de series bij streamingdiensten verschijnen is er daarnaast minder druk om elk jaar een nieuw seizoen te lanceren. Traditionele tv-zenders in de VS hadden ieder tv-seizoen een plek gereserveerd voor dezelfde series. Er moesten nieuwe afleveringen komen, want de reclames waren al verkocht. John Wells, een producent van de iconische ziekenhuisserie ER, vertelde onlangs tegen Vulture over de snelle productietijd die daarom gebruikelijk was. Afleveringen kwamen ongeveer een maand nadat ze gefilmd waren op tv. Tegenwoordig kan het wel een jaar duren.
Toch proberen streamers ook het productietempo te verhogen, omdat ze zien dat eenvoudigere series vaak prima scoren. Dat HBO Max begint met de ziekenhuisserie The Pitt, is geen toeval. En dat John Wells een van de producenten is, ook niet. De acteurs van Stranger Things kunnen hun kindertijd ondertussen afsluiten: de opnames van het slotseizoen zijn afgerond. Hebben ze eindelijk tijd om eens een arts of agent te spelen.
Elk serieus boek bevat een verwijzing naar Alice. Dat was een van de eerste dingen die Jur tegen me zei toen we elkaar leerden kennen bij een filosofiecollege. Ik was halverwege de twintig en een verwoede lezer, maar van deze wetmatigheid was ik niet op de hoogte en ik stond er eerlijk gezegd nogal van te kijken. Elke roman die ertoe doet knipoogt, zwaait of schreeuwt in het voorbijgaan naar Alice in Wonderland, het boek van Lewis Carroll dat inmiddels zo klassiek is dat het er altijd lijkt te zijn geweest.
Dat laatste is onjuist: de Alice-boeken – het zijn er twee – bestaan pas iets meer dan anderhalve eeuw. Het eerste verscheen in 1865 en heet voluit Alice’s adventures in Wonderland, het tweede stamt uit 1871 en heet Through the looking-glass, and what Alice found there. Al in 1875 kwam er een Nederlandse vertaling, Lize’s avonturen in het Wonderland, waarvan het Lewis Carroll Genootschap een paar jaar geleden een prachtige facsimile-uitgave publiceerde. Sinds Lize zijn de boeken zo’n twintig keer vertaald, door onder anderen Hans Andreus, Nicolaas Matsier, Sophia Engelsman en, vorig jaar, Imme Dros. Robbert-Jan Henkes, bekroond vertaler van Russische kinderpoëzie en (met Erik Bindervoet) James Joyce en Bob Dylan, heeft daar nu een nieuwe versie aan toegevoegd: Alice in Wonderland & in Spiegelland, met de oorspronkelijke illustraties van John Tenniel, opnieuw ingekleurd door Floris Tilanus.
De aantrekkingskracht van Carrolls boeken berust, volgens mij, op twee pijlers: Alice, en Wonderland. De eerste is het meisje zelf: vroegwijs en naïef, een beetje bleu en braaf en toch avontuurlijk genoeg om zonder nadenken achter een passerend Wit Konijn met zakhorloge een konijnenhol in te duiken; uiterst beleefd, maar soms gelukkig ook een ietsepietsie brutaal tegenover de pedante creaturen die haar pad kruisen, zoals de eeuwig grijnzende Cheshire Cat (van wie alleen de grijns resteert), de maffe Hoedemaker en het olijke duo Tweedledum en Tweedledee.
De tweede pijler is de wereld die Alice ontdekt, op de bodem van het hol of door de spiegel van het tweede boek. Het is een droomwereld bevolkt door speelkaarten en schaakstukken, vol ongerijmdheden, metamorfoses en paradoxen, tegelijkertijd volstrekt vreemd en volstrekt vertrouwd. Een shisha-rokende rups die wijze raad geeft is apart, net als een ei dat een nonsensgedicht over de vreeswekkende Jabberwock uitlegt of een koningin die eerst vonnist en dan oordeelt.
Rode Koning
Ik begon er eens op te letten, die verwijzingen waar Jur het over had. Mijn grote literaire held van die dagen, Jorge Luis Borges, was geobsedeerd door spiegels – zou dat iets met Alice te maken hebben? Er waren expliciete aanknopingspunten: Borges nam de Cheshire Cat op in zijn Boek van de denkbeeldige wezens en hij gaf het verhaal ‘De ronde ruïnes’ een motto uit Spiegelland mee, waarin Tweedledee Alice wijsmaakt dat ze enkel een personage in de droom van de slapende Rode Koning is. Borges’ protagonist loopt aan het slot het vuur in, dat hem niet deert, waarna hij „opgelucht, vernederd, ontzet” beseft dat iemand anders hem droomt.
Elk serieus boek. Zou het echt? Beroemde voorbeelden waren er te over, van Finnegans wake van James Joyce en Wonderland van Joyce Carol Oates tot Remco Camperts woordspelige Tjeempie! of Liesje in luiletterland. Voor de zekerheid stopte ik een paar Alice-verwijzingen in mijn eigen romans, uit overtuiging en literaire noodzaak, maar ook een beetje zoals je een stuiver in de Trevifontein werpt.
Jur maakte een gezaghebbende indruk – hij verzamelde zelfs Alice-edities, samen met zijn vader. Ze hadden er zo’n zeshonderd: vroege drukken, Japanse vertalingen, verluchtigd door illustratoren als de Nederlanders Rie Cramer en Pat Andrea, van parodieën als Adolf in Blunderland (1939) tot een aboriginal-versie met een witte kangoeroe in plaats van konijn. Ik vond zeshonderd exemplaren van hetzelfde boek tamelijk veel, maar in het universum van Alice-verzamelaars, dat wereldomspannend en verrassend groot is, weet ik nu, gaat het meestal om andere aantallen.
Inmiddels is Jur al achttien jaar mijn beste vriend. Samen vertalen we poëzie, van uiteenlopende dichters als John Ashbery en Eugenio Montale, en voor het Lewis Carroll Genootschap (LCG) stelden we ooit een boekje samen met alle Nederlandse en Afrikaanse vertalingen van Carrolls nonsensgedicht ‘Jabberwocky’, inclusief een nieuwe van onszelf. Twee overwerkte winters lang vormden we bovendien de redactie van dodo/nododo, een ‘tijdschrift in de geest van Lewis Carroll’ dat werd uitgegeven door het LCG, maar de brullende absurditeit van ons magazine was zelfs dat gremium iets te buitenissig en na twee edities hielden we het voor gezien.
Met mijn eigen Alice-bibliotheekje kun je nauwelijks een kinderkoffer vullen, ik ben altijd een lezer gebleven en nooit een verzamelaar geworden. Maar ik ben wel blijven opletten. Lees ik over een spiegel of een konijnenhol, dan visualiseer ik onmiddellijk een lijntje naar Carroll; idem dito bij een schaakspel, zakhorloge, rups of vingerhoed. Spitsvondige dialoogjes over logica of namen, de vraag wie wie droomt, een grijns zonder kat: check.
Nu ik erover nadenk werkt het eigenlijk vaak andersom: als ik een boek goed vind, knipt in mijn achterhoofd een droogstoppelige meelezer zijn zaklamp aan om naar Alice-verwijzingen te speuren. Het was een grote opluchting dat er in Jennifer Egans briljante roman A visit from the goon squad een bandje voorkomt dat The Mad Hatters heet, vernoemd naar de maffe Hoedemaker. Zowel Ali als Zadie Smith blaast incidenteel een handkusje naar Carrolls tweeluik, wat ik beschouw als een bevestiging van mijn wereldbeeld.
De kunst van het vertalen
Dat kunt u makkelijk of gemakzuchtig vinden – maar ‘Ik geloof dat u mij eerst moet vertellen wie u bent’, als ik zo vrij mag zijn.
Zo luidt Alice’ vinnige repliek op vraag van de Rups wie ze is, in Henkes’ versie. Geen vertaalvondst deluxe, maar wel een lekker zinnetje. Een vertaler moet steeds een evenwicht zoeken tussen de uitdagingen van vorm en inhoud, en bij teksten vol parodieën, verwijzingen, dubbelzinnigheden en spelletjes als de Alice-boeken geldt dat in verhevigde mate. ‘Take care of the sense, and the sounds will take care of themselves,’ poneert de Hertogin ergens, alsof ze vertaaladvies geeft. Maar zo eenvoudig is het natuurlijk niet. De betekenis is misschien het halve werk.
De hertogelijke spreuk is een verbastering van het Britse gezegde ‘Take care of the pence and the pounds will take care of themselves’, een aansporing om op de kleintjes te letten. Je zou die kunnen vertalen met het klassieke Nederlandse gezegde: ‘Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen’. Met ‘Take care of the sense, and the sounds will take care of themselves’ geeft de Hertogin er een typisch carrolliaanse taalfilosofische draai aan, met een uitspraak die precies het omgekeerde doet van wat ze beweert: ze bekommert zich juist niet om de betekenis van wat ze zegt, maar meer om hoe het klinkt.
Tekenend hier: één regel stelt de vertaler al voor een bijkans onmogelijke opgave. De oplossingen lopen dan ook wild uiteen, van ‘Wie het zijne niet eert, is het grote niet weerd’ (Engelsman) tot ‘Met woorden kan men veel gaten stoppen’ (Eelke de Jong). Dat laatste is ontegenzeggelijk waar. Matsier toont hier topvorm: ‘Let op de geest en de letter let op zichzelf.’ Henkes maakt ervan: ‘Het is niet al fout wat er klinkt.’ Zijn vertaling is een klankgestuurde parodie op het spreekwoord ‘Het is niet al goud wat er blinkt.’ Maar het is niks méér dan dat spel met de klank, want de strekking van het spreekwoord heeft niets met Carrolls origineel te maken. De sound heeft de sense overstemd.
Er blinkt nochtans veel in Henkes’ nieuwe, doordachte en muzikale vertaling. De uitwisseling met ‘Homptie Domptie’ over woorden en betekenissen is geestig en toonvast (‘werkwoorden: die hebben echt een willetje’). Bij het nonsensgedicht ‘Jabberwocky’ gaat hij heerlijk henkesiaans vol op het orgel en ook zijn andere gedichten rijmen en rinkelen virtuoos en dansant. Op andere momenten lijken de vondsten onnodig gezocht, zoals ‘Een tsjoeke-tsjoeke theekransje’ voor ‘A mad tea party’; het laconieke bon mot ‘we’re all mad down here’ hoor je de buurman zo mompelen, wat niet gezegd kan worden van het ietwat hysterische ‘we zijn hier allemaal tsjoeke-tsjoeke’.
In zijn nawoord stelt Henkes dat geen enkele Nederlandse vertaling de wonderlijke toon van Carrolls boeken nog heeft weten te vatten, en de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat daarin onder de streep geen verandering is gekomen. Maar wat zou het? Waar de arme Engelsen het moeten doen met één enkele Alice, hebben wij er wel twintig, elk met hun eigen geur en humeur, hun plussen en kinnesinne.
Witte walvis
Kom, we slaan nog een paar serieuze boeken open. Er gaat niets boven anekdotisch bewijs. Het universum van Haruki Murakami, auteur van Hard-boiled wonderland en het einde van de wereld: ondenkbaar zonder Alice. Hetzelfde geldt voor de wereld van Vladimir Nabokov, die Carrolls tweeluik in het Russisch vertaalde en in zowat al zijn romans (Lolita uitgezonderd, volgens hemzelf) naar Alice verwijst. Een van onze beste schrijvers, Rob van Essen (die Winter in Amerika een motto uit Through the looking-glass meegaf) is aan Alice schatplichtig. Maria Kager speelt volop met Alice-verwijzingen in haar verrukkelijke, onlangs met de Bronzen Uil bekroonde debuut De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf.
Een schrijver creëert zijn eigen voorlopers, zei Borges. Dankzij de Alice-boeken bestaat er een verband tussen de romans van Kager, Van Essen, Nabokov en Murakumi. Maar het gaat verder: zo’n verband is er dankzij Alice óók tussen allerlei verhalen die lang voor haar geboorte bedacht werden, zoals Odysseus’ ontmoeting met de cycloop (die hij op beslist carrolliaanse wijze fopt door zich voor te stellen als ‘Niemand’), Dantes afdaling in de hel (precies een konijnenhol), de eigenaardige reizen van Gulliver, Melvilles jacht op de ongrijpbare witte walvis (net een konijn, maar zonder zakhorloge), de streken van Reinaert de vos en Alice’ verre voorouder Sneeuwwitje.
Alice is een onvergankelijk personage met talloze nazaten in de literatuur, maar ik denk dat de voornaamste erfenis van haar beide boeken de blik is waarmee ze de wereld bezien. Het realisme, dat meest fantastische van alle literaire constructen, handelt in drogbeelden, zoals bekend, en Lewis Carroll herinnert ons op een speelse manier aan de waarachtigheid van de droom en de fabel. Ik bedoel, de wereld verdwijnt niet wanneer je je ogen sluit; hij wordt alleen maar groter.
Alice in Wonderland & in Spiegelland van Lewis Carroll. Vert. door Robbert-Jan Henkes. Uitgeverij Van Oorschot. 264 blz. 29,99 euro