Het jaar liep af, wat ik vierde in de bioscoop, met Babygirl. Nicole Kidman speelt onverschrokken een topvrouw die haar seksuele frustratie uitleeft door zich te identificeren met een dolle hond die nodig streng getemd moet worden. Zonder Kidman had Halina Reijn een andere film gemaakt, maar let ook op Antonio Banderas als de echtgenoot en geniet van hem. Hij vervult een bijrol, maar Halina Reijn manoeuvreert haar regie zo dat ze Banderas’ talent volledig uitvlooit voor een interessante, mooie, geslaagde man – alleen, van temmen weet hij niet.
Kerst bracht ik door in de Haarlemse schouwburg met Postillon d’amour, de operette-extravaganza van Steef de Jong. Die is bezeten van operette en bordkarton, met uitzinnig resultaat. Van opera valt solitair te genieten, van operette niet. Dat weet Steef de Jong en hij streeft unverfroren naar met zijn allen. Zijn voorstelling drijft op de volle zaal. Op zo’n holle dag tussen Kerst en oudjaar ging ik naar Antwerpen, voor Cindy Sherman. Uit haar oeuvre destilleerde het FotoMuseum haar liaison dangereuse met de modewereld, die Sherman altijd weer aanhaalt, hoe wreed ze ook tekeergaat. Een hoogtepunt is haar cover voor het modemagazine Cosmopolitan, met Shermans zelfportret als een hoogzwangere vrouw in razernij. Cosmo wees de foto af, maar hij bestaat mooi wel. Dankzij hen.
Poedelprijs
Kunstenaars zijn niet gek. Die voeden zich met wie of wat hun maar voor de voeten komt. En dan maken ze iets waar niemand anders toe in staat is.
De poedelprijs voor ondoordachte uitspraken is dan ook voor Charles Esche, directeur-af van het Van Abbemuseum. In gesprek met NRC beweert hij onverdroten: „Zonder Braque, de vrouwen en de [Afrikaanse] beelden was Picasso niks”. Niks? Wellicht was Picasso zonder Braque, vrouwen en beelden een andere kunstenaar geweest. Maar ‘niks’, omdat Esche wil afrekenen met ‘de mythe van het universele genie’?
Ik raad Esche aan de Britse speelfilm Yesterday te bekijken. In die film worden door een kosmisch incident The Beatles en hun muziek weggewist uit de wereld, op het geheugen van één jonge straatmuzikant na. Charmante onzin, tot deze muzikant de bejaarde, want in de alternatieve realiteit niet vermoorde, John Lennon ontmoet. Die werd geen Beatle en geen popster. Hij is wel zichzelf en die zelf is een kunstenaar. Een ándere kunstenaar, product van andere invloeden. En wie zal zeggen of deze Lennon minder te betekenen heeft dan de, hier dus niet-ontkiemde, songschrijver van Strawberry Fields Forever?
Talent is een gegeven, dat leert Yesterday. Dat is plausibeler dan de veronderstelling: zonder George, Paul en Ringo was John Lennon niks. Dat is niet waar, daarvoor leverde Lennon zelf het bewijs, in de huidige wereld. Ga maar na. Hij ontmoette Yoko Ono, warmde zich aan haar originaliteit. Hij liet The Beatles achter zich, nam zijn talent mee en werd door haar een andere, alweer nogal geniale, kunstenaar.
S10 – Stien den Hollander, 24 – is nog maar net klaar met haar theatertour Groeipijn, en bereidt zich nu voor op de release van haar nieuwe album, Mijn Haren Ruiken Naar Vuur, dat in maart uitkomt en wordt geproduceerd door een van haar jeugdhelden: Jordan Fish, voormalig bandlid van metalcoreband Bring Me The Horizon, Stiens favoriete band.
Maar nu eerst try-outs, kleding passen, gitaar leren spelen en de huiskamer omgooien. In voicememo’s houdt ze haar dagboek bij.
Dinsdag 31Huis opnieuw inrichten
„Ik ben erg moe. Ik heb de hele maand mijn theatervoorstelling Groeipijn gespeeld en dan ook nog Kerst. Dus ik ben een beetje overprikkeld. Oud en Nieuw komt mij eigenlijk niet zo heel goed uit.
Wat ik graag doe als ik moe ben, het echt een beetje overloopt en ik even zin heb in een verzetje, is mijn huis opnieuw inrichten. Dus ik heb mijn bed verschoven naar de andere kant van de kamer, alles even gezelliger neergezet, boekjes opgestapeld, leuke dingetjes neergezet in de buurt van mijn bed, de woonkamer opgeruimd en de bank op een nieuwe plek neergezet. Nou, dan voelt alles weer even nieuw aan, en kan ik weer rustig wennen aan dat er iets nieuws speelt.
Want ondertussen bereid ik me voor op de nieuwe show. Ik speel op 11 januari twee try-outs in de Melkweg en daarna op Noorderslag, met mijn nieuwe album Mijn Haren Ruiken Naar Vuur. Dus… ik ben de hele tijd de set aan het luisteren die we hebben gerepeteerd, en op 5 januari gaan we verder repeteren. Tegelijkertijd ben ik allemaal foto’s aan het maken van de kleren die ik aan het verzamelen ben voor de nieuwe outfits en styling. Ik wacht nog op een paar pakketjes, en dan kan ik alles gaan passen en foto’s maken, dat vind ik echt leuk.
Straks moeten Frok – dat is zangeres Froukje Veenstra – en ik draaien in een club, de Barracuda Bar, om precies twaalf uur.
Foto’s Andreas Terlaak
Woensdag 1 januariWhite Lotus
Dat draaien om twaalf uur was echt raar, want iedereen ging naar buiten dus er was echt niemand. Oud en Nieuw is daarom een beetje voorbij gevlogen, alsof er niks aan de hand was. Toch heb ik het lekker laat gemaakt, en vandaag was ik daardoor helemaal niks waard. Ik heb alleen maar op de bank gezeten, White Lotus gekeken. Dat was mijn 1 januari.
Donderdag 2 januariGitaar studeren
Vandaag ben ik best wel laat wakker geworden, om elf uur. Ik ben nog steeds moe, maar ik heb een kopje koffie gehaald in de Jordaan en omdat ik niet zo goed wist wat ik met mezelf aan moest, heb ik de hele middag thuis maar gewoon een beetje gerommeld. Ik heb wel nog een beetje gitaar gestudeerd, want ik ga gitaar spelen in de nieuwe show en daar ben ik niet zo goed in. Maar ik vind het eigenlijk wel erg leuk.
Daarna ben ik gaan eten met Milolaathetlukken (een rapper) en zijn vriendin, samen met mijn manager Froukje Bouma. Daarna zijn we ook nog even naar de kroeg gegaan en zo was ik alsnog om half twee thuis. Eigenlijk een prima dag om een soort verlengde van de kater van Oud en Nieuw te hebben.
Lees ook
Froukje en S10: ‘Het regende pieken dit jaar. Een beetje te veel, eigenlijk’
Vrijdag 3 januariBeetje stofzuigen
Weer laat wakker geworden. Ben nu even aan het wandelen met koffie en de zon schijnt, net regende het nog. Ondertussen luister ik nog eens naar de set zoals we die op Noorderslag gaan spelen, en ik ga zo gitaar oefenen. Eerst een beetje stofzuigen en dweilen, of ik ga eindelijk alle kleding doorpassen die ik tot nu toe heb verzameld, want ik heb nu alles binnen… Maar misschien doe ik dat morgen wel. Ik heb verder toch geen plannen.
Foto’s Andreas Terlaak
Zaterdagochtend 4 januariOutfits fotograferen
Ik heb vandaag eerst alle kleren die ik de afgelopen maanden heb verzameld voor de nieuwe show op een stapel gelegd. Het kostte een paar uur om alles uit te zoeken en overal foto’s van te maken. Ik heb heel veel verschillende outfits gemaakt door veel dingen te combineren. Nu heb ik een beetje een idee en als ik ga optreden hoef ik alleen maar even door mijn fotogalerij te kijken, en kan ik iets uitkiezen. Dat geeft mij rust.
Morgen de laatste repetities voor de try-outs.
Zondagochtend 5 januariEng en spannend
Ik heb zin om te gaan repeteren vandaag, want alles moet nog wel even gaan samenvallen. We willen wel dat het echt overkomt zoals we het bedacht hebben, en dat is best een puzzel. Dat moet vandaag gebeuren, en dat vind ik superleuk.
Ik vind het ook best wel eng en spannend, omdat ik het nieuwe album heb gemaakt met mijn lievelingsproducer in de hele wereld, Jordan Fish. Dat is een Engelsman die elf jaar lang in metalband Bring Me The Horizon heeft gespeeld en geproduceerd. Met hem samenwerken is een heel leuke, nieuwe stap voor mij. De band en ik vinden het leuk om die muziek te spelen, want we voelen dat er iets in zit wat we zelf nog niet helemaal kunnen invullen hoe dat gaat worden, live, maar wel dat we extra ons best moeten doen om het goed over te laten komen. Dit album is anders dan mijn muziek tot nu toe was, en we willen natuurlijk wel dat de mensen dat straks helemaal geweldig gaan vinden.
Zondagmiddag 5 januariVijf keer de hele show
Het repeteren is goed gegaan. We hebben vijf keer de hele show doorgespeeld, en volgens mij is het echt aan het komen waar we willen. Iedereen is erg trots en we hebben veel zin om de nieuwe plaat live te gaan spelen. Ik ben echt hartstikke blij.
Het is wel laat geworden, morgen moet ik weer om kwart over acht in de Watergraafsmeer zijn voor een clip-opname.
Maandagochtend 6 januariBig hair blowout
Lekker vroeg op, half zeven. Ik moest om kwart over 8 in de studio zijn voor de clipshoot van mijn nieuwe single ‘Have Fun’. En nu zit ik in de haarstoel, want ik krijg een, hoe zou je dit noemen? Een soort big hair – ohja een blowout. Dat heb ik nog nooit gehad, dus dat vind ik erg leuk. Ik ben benieuwd hoe het eruitziet. De scènes zijn heel weird, maar het wordt denk ik echt vet.”
Gaat kunst in 2025 de wereld echt veranderen? Op dit moment is er in Frankfurt, heel actueel, een groot overzicht te zien van Hans Haacke, een van de allereerste engagement-kunstenaars. Maar na zeker anderhalf uur over die tentoonstelling te hebben gelopen, dacht ik alsmaar aan koningin Máxima. Of beter, aan een foto, genomen tijdens de uitreiking van de Prix de Rome 2023, waarop onze koningin Jonas Staal met zijn overwinning feliciteert.
Die ontmoeting had me geraakt door de curieuze botsing van krachten: Máxima, het perfecte symbool van macht en establishment in Nederland, hand in hand met Staal, de kunstenaar die zichzelf structureel positioneert als systeemcriticus annex machtsdenker annex luis in de pels. Een handdruk tussen die twee had iets van een ideologisch-chemische ontploffing met onbekende uitkomst, zwavel en azijnzuur, olie en water, royalty en proletariaat. Tegelijk was kritiek erop bijna té simpel: Staal snapte ook wel dat zo’n foto hem zou corrumperen, alsof hij, ondanks al z’n machtskritiek, voor een lousy prijs best bereid was even tegen het establishment aan te schurken.
Ook Hans Haacke, zo zag je in Frankfurt, had met dat dilemma geworsteld. Haacke werd begin jaren zeventig bekend als een van de eerste kunstenaars die de macht uitdaagde. Zijn doorbraak kwam in 1971 met Shapolsky et al., een grote installatie waarvoor hij de onroerend goed-portefeuille van de dubieuze New Yorkse vastgoedhandelaar Harry Shapolsky uitploos én Shapolsky’s banden met mensen uit de kunstwereld toonde. Toen Haacke dit werk op een overzicht in het Guggenheim Museum wilde exposeren, laste de directie terstond de tentoonstelling af.
Maar Haacke ging door, en maakte onder andere werken over de dubieuze verkoopgeschiedenis van een Manet-schilderij, en de manier waarop de Duitse chocolademagnaat Peter Ludwig de markt voor Pop Art had gemanipuleerd. Haacke bekritiseerde alles en iedereen die naar macht rook, inclusief de kunstwereld, maar bleef ondertussen óók deel van die wereld uitmaken – tentoonstellingen, galeries, en af en toe een prijs, zoals in 1993 de Gouden Leeuw op de Biënnale van Venetië.
Systeemdenker
Kan een kunstenaar het systeem bekritiseren waarvan hij of zij deel uitmaakt? Profiteert?
Daar kwam Staal weer in beeld. Het had me al verbaasd dat hij aan de Prix de Rome meedeed (hiërarchie, geldprijzen, oude macht!), maar misschien nog wel meer dat hij won: schrijf je in deze tijd van emancipatie een kunstprijs uit, geef je ‘m aan een bijna-middelbare witte man die nog maar eens uitlegt hoe de wereld in elkaar zit.
Staals oeuvre draait naar eigen zeggen weliswaar altijd om het onderwerp ‘propaganda’, in de praktijk is hij vooral een systeemdenker, die louter kunst maakt over Grote Maatschappelijke Onderwerpen. Zijn Exo-Ecologies (2023) gaat bijvoorbeeld over de mogelijkheid dat de mens kolonies buiten de aarde gaat stichten en Court for Intergenerational Climate Crimes (2022) is een door Staal en Radha D’Souza opgericht tribunaal(!) waarop bedrijven als ING, Airbus en de Nederlandse Staat worden aangeklaagd voor hun klimaatmisdaden.
Staal omkleedt zijn werk altijd met grote woorden en grote theorieën, vaak ontleend aan denkers als Marx. Mede daarom ben ik, in alle eerlijkheid, ook een beetje bang voor hem. Staal hoort namelijk óók tot de categorie van onverzoenbaren: mensen die, net als Donald Trump, Willem Engel of Geert Wilders, hun morele, politieke, sociale gelijk dragen als een ondoordringbaar masker.
Als je iets tegen ze inbrengt, negeren ze je, of overschreeuwen je, of maken je belachelijk – hun koers is heilig, afwijken is geen optie, en lijk je maar even anders te denken dan zij, dan wordt je hele bestaan uit hun universum verbannen. Staal lijkt in dat opzicht veel meer op een politicus of een activist dan op een kunstenaar – maar juist die onverzoenlijkheid, het idee dat er een waarheid achter zijn denken schuilt, maakt zijn werk voor sommige mensen overduidelijk heel aantrekkelijk.
Daarom was ik benieuwd naar de Máxima-foto. Als ie bestond, was ie het bewijs van Jonas Staals menselijkheid.
Terug uit Frankfurt vroeg ik NRC-fotoredacteur Arjan de Jongh om de foto op te zoeken. Arjan kon ‘m niet vinden. Ik drong aan, Arjan zocht verder en kwam toen, tamelijk pijnlijk, tot de conclusie dat ik twee beelden door elkaar had gehaald. Er bestaat wél een foto waarop Staal in het Stedelijk door de toenmalige staatssecretaris voor Cultuur Gunay Uslu wordt gefeliciteerd met zijn Prix-overwinning. Ook is er (jawel) een filmpje waarop Staal Máxima ontvangt bij zijn werk in de tentoonstelling – en ze elkaar daarbij, inderdaad, de hand schudden.
Maar het bleef knagen. Was een koninklijke handdruk in een expositie zo anders dan een hand op een podium? Vertegenwoordigde Uslu geen macht? Moest een maatschappijkritische kunstenaar als Staal zich sowieso niet verre van staatsprijzen hou… Pling! Arjan weer: we hadden mail, van Staal. Hij had van het Mondriaanfonds vernomen dat we een stuk over de Máxima-foto overwogen en verschafte met plezier uitsluitsel. „Die foto bestaat niet”, schrijft Staal, „maar dat is ook niet toevallig: toen mij bekend werd gemaakt door het Mondriaan Fonds dat Zorreguieta aanwezig zou zijn bij de prijsuitreiking heb ik duidelijk gemaakt dat ik dit politiek onwenselijk acht, en dat ik niet deel zou nemen aan een geplande foto waarop alle genomineerde kunstenaars met de koningin poseren.” Hij vervolgt: „Het podium van de uitreiking heb ik eind oktober 2023 primair gebruikt in solidariteit met de zelfbeschikking en cultuur van het Palestijnse volk waartegen sinds 8 oktober dat jaar genocide wordt gepleegd.” En even verder: „Ik reageer wat uitgebreid, omdat ik mij kan voorstellen dat het stuk in kwestie de tegenstellingen in politieke praktijken van kunstenaars als mijzelf inzichtelijk wil maken. Indien dit het geval is, is dat volstrekt legitiem, want die tegenstellingen zijn er wanneer kunstenaars die geloven in de emancipatorische rol van kunst, opereren in een kapitalistisch en steeds verregaander neo-fascistische regime.”
Zo kende ik Staal weer: solidariteit, neo-fascistische regimes, en en passant de goedkeuring uitsprekend over een stuk dat nog geschreven moest worden. Maar we waren het óók eens, want: hoe zit het eigenlijk met de relatie tussen maatschappijkritische kunst en ‘kapitalistisch en steeds verregaander neo-fascistische regimes’ die, bijvoorbeeld, prijzen geven aan kritische kunstenaars?
Het antwoord daarop lijkt simpel: het is lastig. Wat kunstenaars ook proberen, hoe kritisch ze ook zijn, ze slagen er zelden in zich volledig van het systeem los te maken – en degene die dat wel lukt, zijn vooral heel onzichtbaar. Kunst maken buiten het kunstsysteem is heden ten dage bijna een perfecte paradox waar niemand een goede oplossing voor weet – alles is verweven. Dat zie je aan Staal: zijn werken worden vrijwel altijd medegefinancierd door het, volledig door de overheid betaalde, Mondriaan Fonds – waarmee Staals praktijk dus indirect in stand wordt gehouden door, laten we zeggen, Mona Keijzer en Dion Graus. Daar komt regelmatig geld van de Europese Unie bij en ook werkt Staal vaak samen met instellingen die zich niet bepaald aan het kapitalisme onttrekken: het Stedelijk bijvoorbeeld, wordt gesponsord door ABN AMRO, en de Shanghai Biennale, waar Staal zijn Exo-Ecologies liet zien, werd onder andere betaald door Google en Turkish Airlines – Staal draait dus vrolijk mee in de kapitalistische propaganda-carrousel die hij in zijn werk bekritiseert. Dat zulke relaties een mijnenveld zijn, bleek toen Outset, een stichting die in 2021-‘22 een project van Staal en D’Souza mede financierde, dit jaar zwaar onder vuur kwam te liggen vanwege banden met de Israëlische wapenindustrie. Staal gooide er nog wel een Instagrampost uit, waarin hij eiste dat Outset zijn project van hun website haalde, wat een beetje een holle geste was, gezien het feit dat het project was afgerond, het geld binnen, en Staal het project wel gewoon op zijn eigen website laat staan, inclusief Outset-financiering (wat qua transparantie overigens zeer te prijzen is). Die halve Máxima-hand is dus typisch Staal: keihard in zijn theorieën, laverend in de praktijk.
Halfslachtigheid
Alleen: is dat erg? Is halfslachtigheid misschien wel het maximale dat je kunt bereiken, en zijn kunstenaars als Staal, die geld onttrekken aan het systeem om daar kritische kunst mee te maken, niet eerder een Paard van Troje?
Ik dacht aan Hans Haacke, en aan andere kritische kunstenaars als Andrea Fraser of Renzo Martens. Kritiek-inhoudelijk gaat hun werk alle kanten op, van vastgoed en Unilever tot emancipatie in musea, maar een belangrijke constante is bij hen dat ze hun maatschappijkritiek altijd verweven met een kritische houding ten opzichte van de kunstwereld – omdat ze heel goed weten dat de kunstwereld volkomen verweven is met het kapitalisme. Tegelijk maakt zulke zelfkritiek de impact van het werk vrijwel altijd groter – en trouwens: als we met z’n allen accepteren dat maximale vrijheid een kernwaarde is van hedendaagse kunst, dan moet een kunstenaar ook het eigen systeem kunnen bekritiseren. Kan dat niet, dan zeg je eigenlijk dat het domein van de inconsequentie niet tot de kunst hoort – terwijl kunstenaars als Haacke, Fraser en Martens ook hebben laten zien dat (deels) inconsequent zijn, indringende kunst kan opleveren.
Alleen: daar komt bij Staal die onverzoenbaarheid bij. Staal neemt in zijn werk voortdurend andere mensen en systemen de maat, maar laat daarbij het systeem waarin hij zelf werkt grotendeels buiten schot – en zichzelf al helemaal. Daar komt bij dat zijn dogmatiek hard botst met de openheid die voor kunst zo cruciaal is. Kunst is bij uitstek dé plaats voor twijfel, voor discussie, voor een open wereldbeeld – in die wereld is zelfs plaats voor de autoritaire ideeën van Staal, zolang hij andere mensen maar wel de ruimte geeft om inhoudelijk te reageren, zonder ze in post-marxistische retoriek te verzuipen. Staals probleem is niet dat hij inconsequent is, maar dat zijn werkwijze de wortels aantast van het kunstsy-steem waarvan hij zelf deel uitmaakt – Jonas Staals werkwijze in de kunst lijkt, kortom, verdacht veel op die van Geert Wilders in de politiek.
Juist gezien die structurele zwakte is het zo wonderlijk dat Staal voor zijn installatie over het eiland Ascension de Prix de Rome kreeg. Niet alleen omdat dit werk een nogal veilige ver-van-mijn-bedshow was, maar vooral omdat een van de andere Prix-deelnemers, Ghita Skali, wél deed wat Staal naliet. Skali’s inzending, een kopie van de deur waarachter Prix de Rome-nominees tot het midden van de twintigste eeuw werden opgesloten (!) om nieuw werk voor de prijs te maken, was kaal, weerbarstig en confronterend inconsequent, maar zo stelde ze wel de geschiedenis van de Prix aan de kaak én de verhouding van de prijs tot de macht. Het geven van zulke kritiek is misschien niet automatisch de reden om de prijs te krijgen, maar Skali had moeten winnen, simpelweg omdat haar werk het meest actuele en onrustbarende in de tentoonstelling was – én een perfect Paard van Troje. Niet Staal.
Van hem kunnen we alleen maar hopen dat hij eindelijk zijn eigen twijfels en inconsequenties eens gaat omarmen – meningendictators hebben we al wel even genoeg in de wereld.
Dit dagboek is van Ash, zo begint het verhaal. Ash vertelt dat er veel is veranderd sinds de laatste keer dat ze in haar dagboek schreef. Ze heeft een nieuwe naam: eentje die meer bij haar past.
Zo laat de Amerikaanse stripmaker Jen Wang, auteur van de prachtige young adult graphic novel De Prins en de naaister uit 2021, in eerste instantie meer onbesproken in Ash’s Cabin. Niet omdat het niet wezenlijk zou zijn, maar omdat ze in het verhaal nergens veel nadruk op legt. De oorspronkelijke naam van Ash, als die valt, wordt eenvoudig voorzien van een zwart balkje.
Ash is een rustig type, weliswaar met bevlogen puberale trekjes als het gaat om het klimaat bijvoorbeeld, maar haar stem klinkt bedaard. Haar oogopslag is zacht en onderzoekend. Ze is een binnenvetter die zich meer op haar gemak voelt bij haar hond Chase dan tussen haar apathische leeftijdsgenoten, die met andere zaken bezig zijn. In haar dagboek trekt Ash niet van leer, toch ziet de lezer dat ze moeite heeft met de wereld om haar heen.
Wang maakt af en toe sprongetjes terug in de tijd en laat dan zien hoe Ash opgroeide. Haar fijnste herinneringen zijn aan de vakanties in de bossen van Noord-Californië, met haar opa die haar veel leerde over de natuur. Ash zegt ergens terloops dat alleen opa haar begreep: „Hij was zoals ik, hij wist hoe het was om alleen te zijn.”
Opa had ergens een afgelegen boshut, waarin hij zich terugtrok als het hem te veel werd. Waar die hut was, heeft niemand ooit geweten. Met een berusting die bijzonder is voor een vijftienjarige, schrijft Ash: „Ik zie er niets in om hier te blijven, tussen al deze mensen met hun lege levens. Ik trek me liever terug uit deze maatschappij. Als ik de boshut van opa vindt, dan blijf ik daar. Voor altijd.” Ze is op zoek naar de ultieme vrijheid.
Voor haar paginaopmaak kiest Wang ook voor vrijheid. Het zijn losse waterverfillustraties zonder kaders, tekstblokken die vrij staan en tekstballonnen die zijn uitgespaard in de achtergrondkleur. Er zijn lijstjes, overzichten en notities, die het geheel iets authentieks geven. Het lijkt soms op een gids. De meer dan 300 pagina’s lezen vlot, alles is goed gedoseerd en Wang koos voor veel licht en lucht. Ze neemt de lezer mee in de voorbereidingen van de expeditie, de zoektocht en (het is geen geheim) de vondst van de hut.
Kampeerder
Net op het moment dat de lezer begint te denken dat het verhaal ons niet verder brengt dan natuurobservaties en de dagelijkse gang van Ash, kiest Wang voor een andere benadering: Ash ontmoet een kampeerder met wie ze kan praten. Zo ontwikkelt zich een coming of age-vertelling, waarin identiteit, vastberadenheid en het zoeken van een plek in de wereld – even letterlijk als figuurlijk – naar voren komt. Later kantelt het verhaalidee nog eens, wat weer meer gelaagdheid toevoegt. Het is fascinerend te zien hoe Wang in alle rust en bijna in fluisterstand de lezer betovert.
Toen De prins en de naaister verscheen, waren de reacties unaniem lovend. Het verhaal, een sprookje met een queer twist, maakte van Wang meteen een grote naam in de young adult strip. Ook in dat boek pakte Wang de lezer in met een fantastisch en lang nagloeiend sluitstuk. Ash’s Cabin, dat hopelijk snel in het Nederlands verschijnt, is geen sprookje, maar heeft genoeg overeenkomsten: Ash heeft net als de prins heel gewone wensen. Ze wil een fijn leven, waarin ze kan zijn wie ze is. Ze neemt een dapper besluit en bereidt dat grondig voor, de lezer voelt absoluut met Ash mee. Het is een gevoelslaag die Wang zo vederlicht brengt dat het lijkt alsof het eigenlijk over onszelf gaat. En dat resoneert nog heel lang na. Ronduit grandioos.
Meer strips
Mondriaan. Een betere wereld
Stijlvolle biografie over de laatste elf jaar van het leven van Mondriaan (1872-1944). De Graaf zet de kunstenaar neer als een levenslustige man die begaan is met de politieke situatie in de wereld. Op de vlucht voor het oorlogsgeweld werkt hij onverdroten verder aan harmonieuze kunst die een tegenwicht moet bieden.
Een oceaan vol liefde
Tekstloze, heel charmante strip over een koddig Bretons vissertje dat per ongeluk met zijn boot op sleeptouw wordt genomen door een gigantische zeestomer. Zijn vrouw gaat naar hem op zoek en reist de hele wereld over. Knap “verteld” door uitvergroting, subtiele nuances en vooral door sprekende karakterkoppen.
Monk!
Nog maar weer een muzikantenbiografie, een stripgenre dat het helaas niet per se van hoogtepunten moet hebben. Gelukkig is Monk! Van Daoudi anders ingestoken: geen wikiverstripping maar een verhaal met muzikale en sociale omtrek, waarin de lezer veel over het gevoel van jazz leert. Belangrijker nog: de zwart-wit tekeningen met een enkele steunkleur swingen fantastisch.