Marianne van den Anker: ‘We moeten met onze pootjes in de klei staan’

Marianne van den Anker bij het stadhuis van Rotterdam.


Foto Andreas Terlaak

Interview

Marianne van den Anker, gemeentelijk ombudsman Rotterdam Als wethouder probeerde ze te verbinden met de hulp van een indiaan, nu wil Marianne van den Anker de stem van Rotterdam zijn als ombudsman. „Ik ga tot de hoogste boom om te helpen.”

In een felgroene jas met onderaan wapperende franjes stormt de ombudsman van Rotterdam Marianne van den Anker (51) haar kantoor aan de Meent binnen. Ruim een half jaar geleden begon ze als voorzitter van het klachtenbureau. Ze noemt zich ombudsvrouw in plaats van ombudsman – en de „stem van de stad en omstreken”. Om dat geluid goed te kunnen vertolken, gaat ze erop uit. Want in haar kantoor, op de vierde verdieping tussen twee advocatenkantoren, weten de Rotterdammers haar niet te vinden. Deze maand opende ze een vestiging op Zuid. Ook zijn er plannen voor drie andere vestigingen én een mobiel kantoor.

Van den Anker maakte naam als wethouder voor Leefbaar Rotterdam (2004-2006), toen ze de tippelzone aan de Keileweg sloot. Nu richt ze zich op klachten over zorgvervoerder Trevvel en uitte ze een noodkreet – een ‘ombudsalert’ – over de inflatie die veel bewoners hard zal raken. „Alle Rotterdammers hebben een vaste lasten probleem. En niemand weet hoe erg het nog gaat worden.”

Is die noodkreet goed opgepakt?

„Door de inflatie en de hoge energiekosten vrees ik dat bijna de helft van de Rotterdammers het de komende maanden moeilijk krijgt. Dan kun je als ombudsman later een rapport schrijven met wat er allemaal niet goed is gegaan, maar je kunt dat ook voor zijn. ‘Gemeente, be prepared, regel het’. Daar is naar geluisterd. Er komt één loket voor alle inwoners die vastlopen. Ook werken we aan een Rotterdam-deal: de gemeente gaat in gesprek met zorgverzekeraars, energieleveranciers, fondsen en woningcorporaties om te bespreken hoe zij bewoners kunnen ondersteunen.”

Uw zoon vertelde dat bij u thuis ook stress was over geld.

„Mijn man is ondernemer en heeft een paar keer te veel risico genomen. Daardoor heb ik lang alleen voor het hele gezin moeten zorgen. Dat is zwaar en stressvol. Daarna kwam corona waardoor ik als dagvoorzitter twee jaar bijna zonder inkomen zat. Ik heb toen mondkapjes genaaid, die we op straat verkochten. Om te laten zien: ‘jongens, ik ga niet bij de pakken neerzitten’. We wonen in Kralingen waar de sociale standaard hoog is. Wij konden niet op vakantie of uit eten en als we gingen mocht ieder kind één drankje [ze is moeder van vier]. Dat vonden ze best lastig. Maar ik zei: er zijn mensen die nog meer stress hebben dan wij.”

Als ombudsman is ze de „hulptroep van de gemeenteraad”. Zij signaleert wat er niet goed gaat, legt ze uit: ervaringen waar mensen vastlopen, meldingen van wat beter kan. Die signalen beoordeelt ze op urgentie. „Wat vraagt om een permanente oplossing en wat daarna?”

Gaat u al die problemen zelf oplossen?

„Nee, dat doen we samen. Mensen worden opgeknipt, zie ik. Heeft iemand schulden, dan worden die aangepakt bij het ene loket, zijn er ook ggz-problemen, dan is daar een andere instantie voor. Ondertussen wordt iemand helemaal knotsknettergek.”

Ze pakt een blaadje en tekent een kralenketting. „Als je kijkt door de ogen van Rotterdammers dan is de overheid de gemeente, maar ook het Rijk, de woningcorporatie, de welzijnsorganisatie, de politie, de rechtelijke macht. Ik vind dat al deze partijen samen moeten zorgen dat de leefwereld simpeler, eenvoudiger, toegankelijker en menselijker wordt. Om zo het vertrouwen in de overheid te verbeteren. De ketting is zo sterk als de zwakste schakel.”

Al járen klagen mensen over verschillende loketten en de stroperigheid van de overheid. Hoe kan u dat veranderen?

„Door de gascrises, het toeslagenschandaal en corona staan nu alle seinen op groen om wél met elkaar te veranderen. We moeten beter naar de mensen luisteren, met onze pootjes in de klei staan. Je kunt als instelling niet meer zeggen; ‘ik ben er niet van’, want uiteindelijk zijn we er allemaal wel van.”

Foto Andreas Terlaak

Deze maand hoorde ze van een moeder en kind, gevlucht voor eerwraak zaten ze in een opvanglocatie. Het lukte niet om haar kind in te schrijven voor een basisschool. „Het was bij drie verschillende scholen geprobeerd, maar die vroegen allemaal, echt niet te geloven, ook om de handtekening van die gewelddadige vader. Dat wilden die scholen per se want ze waren een keer op de vingers getikt door de inspectie. Woest word ik er van. Ik ga tot de hoogste boom om hen te helpen. Dit kind zit na de herfstvakantie op school.”

Van den Anker studeerde criminologie en bestuurskunde, in 2004 werd ze wethouder veiligheid en volksgezondheid voor Leefbaar Rotterdam. Bij haar aantreden was ze blij „aan de voorkant iets te kunnen veranderen in plaats van de shit opruimen”. Zo sloot ze de tippelzone aan de Keileweg.

U heeft een stukje muur van de tippelzone in uw tuin staan. Waarom?

„Het was een vreselijke plek.” Ze tekent een vierkant met daarin twee rondjes. „Hier konden klanten een rondje rijden langs verslaafde vrouwen. Hier langs transseksuelen om te kijken met wie ze het wilden doen. Verderop stonden de afwerkschotten. In de hoek zat een ggz-instelling. Dit was een zone geïnitieerd en gecontroleerd door de overheid. Mét belastinggeld. Verslaafde vrouwen en transseksuelen buiten hun lijf uit voor waardeloze bedragen en de overheid dacht dat ze goed bezig was. Dat stukje muur in de tuin is een herinnering. Zo denk ik nu ook aan al die overheidsloketten. Over twintig jaar hoop ik dat ik kan zeggen: ‘Mijn god, dat we het toen normaal vonden dat je werd opgeknipt’.”

Als wethouder wilde u gedwongen abortus bespreekbaar maken in strijd tegen kindermishandeling. Hoe kijkt u daarop terug?

„Dat ik serieus genaaid ben door de pers, want dat heb ik nooit gezegd. Ik heb nooit gepleit voor gedwongen abortus bij Antilliaanse meiden. Maar ik sta nog steeds achter het punt dat ik wilde maken.”

En dat is?

„Dat we in alle openheid bespreken wat we doen met falend ouderschap. We grepen als samenleving veel te laat in. Professionals die werkten op de Keileweg vertelden mij dat ze inpraten op vrouwen die zwanger werden: ‘beëindig die zwangerschap nou, dit wordt niets’. Ze deden dat uit liefde. Die medewerkers zaten daar voor een hongerloontje in de door de samenleving gecreëerde shit te werken. Als wethouder wilde ik hen steunen, verantwoordelijkheid nemen en het bespreekbaar maken.”

Ik houd van knuffelen. We hunkeren allemaal naar nabijheid

Marianne van den Anker gemeentelijk ombudsman

Haar zoon vertelt over zijn presentatie op de middelbare school, waar Van den Anker te laat binnenstormde, gehuld in een paarse bontjas. Vervolgens liep ze direct door naar de directeur van de opleiding en gaf hem drie zoenen.

Uw collega vertelde: de vorige ombudsman gaf een hand, u knuffelt iedereen. Waarom?

„Ik houd van knuffelen. We hunkeren allemaal naar nabijheid. We hebben het leven al zo zwaar en formeel gemaakt. Natuurlijk is er nog corona en ik wil nooit beticht worden van ongewenste omgangsvormen. Maar jongens, kom op, het is fijn om elkaar ook aan te raken.”

Die collega vertelde ook dat u spiritueel bent, u heeft wel eens een indiaan naar het stadhuis gehaald. Waarom?

„Het ging om indiaan en opperhoofd Phil Lane junior [een oorspronkelijke Amerikaan-Canadees]. Hij maakt gebruik van healing circles waarbij mensen leren naar elkaar te luisteren. Als wethouder heb ik een aantal stadsmariniers op cursus gestuurd bij hem in Canada om om te gaan met een praatstok [voor een betere dialoog]. Ook heb ik bijeenkomsten georganiseerd, zoals met bewoners en verslaafden van de ’s-Gravendijkwal. Politie en welzijnswerkers waren daarbij. Ik had er ook een dansmeester, Jan Pieter van Lieshout, bij gehaald. In zo’n circle ontstaat begrip voor elkaars standpunten.”

Wat waren de reacties op het stadhuis?

„Dan liep ik door de gangen en dan riepen medewerkers: „Tumba, tumba, tumba”. Niemand nam mij serieus. Maar we hebben drie mooie bijeenkomsten gehad. Op een pleintje achter de Lusthofstraat staat nog een totempaaltje, neergezet door bewoners. Op het plein was veel overlast, bewoners vroegen om camera’s en meer politie, maar na een bijeenkomst met Lane was het probleem opgelost.”

Eerder deze maand opende u een vestiging van de ombudsman op Zuid. U zit daar elke woensdag, weten de bewoners u al te vinden?

„De gemeente maakt reclame voor ons, de kledingbank ook en wij ook. Je ziet het drukker worden iedere woensdag. Maar het is niet genoeg. We zijn nog met drie of vier andere plekken bezig waar we een vestiging willen openen. We denken aan wijkhubs, of het kantoor van de stadsmariniers. Daarnaast willen we een ‘ombulance’, een idee van de Amsterdamse ombudsman. Daarmee willen we rondrijden door de stad en in gesprek gaan met bewoners om te horen wat er speelt.”