Terugblik Elk jaar zijn er dieren die wereldnieuws worden. 2024 was het jaar van Moo Deng (de wereldberoemde nijlpaardbaby), leeuw Atlas en de enorme hoeveelheid makaken in een Thaise stad. En in China werden honden als panda’s geverfd.
Misschien herkende je haar niet, maar het dwergnijlpaardje rechts is een megaster in Thailand, en ver daarbuiten. Deze foto is uit september, toen was Moo Deng (zo heet ze) twee maanden oud. De mensen links staan er niet omdat ze toevallig langs het nijlpaardenverlbijf liepen, ze kwamen speciaal voor haar. Toen Moo Deng werd geboren plaatste een verzorger een filmpje van de nijlpaardbaby op sociale media, waarna er ook een livestream werd begonnen en inmiddels worden er talloze merchandise-producten van het nijlpaardje verkocht door de Khao Kheow-dierentuin in Si Racha in het zuiden van Thailand.
Er wás nog helemaal geen Mol. Spelleider Rik van de Westelaken vertelde dat aan een groep van tien bekende Nederlanders, die zich voor de gelegenheid hadden verzameld op een Cambodjaans helikopterdek. De kandidaten had net al onverwachts een test moeten doen. Die bestond maar uit één vraag: „Wie is de Mol?”
Heel gek natuurlijk, want ze waren amper aan het spel begonnen, en bovendien bestaan die tests doorgaans juist uit een heleboel vragen. Het beeld wisselde tussen het moment dat de kandidaten de test invulden en achteraf opgenomen monoloogjes, waarin de deelnemers reflecteerden op wat er die dag allemaal was gebeurd. Oud-commando Ray Klaassens „had er al wel een beetje over nagedacht”, actrice en presentatrice Nora Akachar werd „helemaal paranoia” en in het hoofd van acteur Teun Luijkx „gebeurden meerdere errors”.
Maar nu zaten ze dus op dat helikopterdek en meldde Van de Westelaken triomfantelijk dat de Mol nog gekozen moest worden – iets wat in het verleden altijd ruim vóór de opnames gebeurde. „Krankzinnig”, zou even later worden geoordeeld in napraatprogramma ‘MolTalk’ (AvroTros). En voor wie vreest dat we ook van dít krankzinnige moment niet exact weten welke gedachtes er bij de deelnemers door het hoofd schoten: geen zorgen. Dat weten we van elk moment in ‘Wie is de Mol?’ (AvroTros). Zo dacht actrice en zangeres Maaike Martens : „Wát?” Fotograaf en programmamaker Stijn de Vries dacht: „Dit programma is zó slecht voor je hoofd.” Luijkx dacht: „Alles kan omdraaien in dit spel, en dat vind ik het mooie eraan.” Akachar dacht: „Dit spel is één en al mindfuck.” En acteur Gabriel Martina dacht: „Ja. Lijp.”
Het zal tv-kijkend Nederland niet zijn ontgaan dat ‘Wie is de Mol?’ zaterdag weer is begonnen. Het programma, waarin een groep kandidaten door middel van opdrachten probeert geld in te zamelen terwijl één van hen stiekem de boel saboteert, blijft een jaarlijkse hype. Terecht: het is een gouden concept voor liefhebbers van listen, bedrog en intriges. Toch lukt het me de afgelopen jaren steeds minder om me aan die hype over te geven. Dat zit zo: driekwart van ‘Wie is de Mol?’ bestaat uit kandidaten die uitleggen hoe het is om mee te doen aan ‘Wie is de Mol?’ – terwijl ik gewoon graag wil zíén hoe ze meedoen aan ‘Wie is de Mol?’. Wat schiet je op met commentaar als: „Ooh, daar is Rik”, wanneer Rik van de Westelaken komt aanlopen? De gemiddelde kijker heeft zelf al gezien dat Rik daar is en is er reeds van op de hoogte dat het spel lijp is. Je kunt prima zonder dat commentaar.
Meestervervalser
In al zijn barmhartigheid hield AvroTros dit weekend ook rekening met kijkers die ‘Wie is de Mol?’ niet zo lijp vinden, maar wel graag programma’s kijken over goed doordacht bedrog. Zondagavond zond de omroep Ivo Niehes documentaire Het geheim van de meestervervalser uit, over de inmiddels 82-jarige schilder Geert Jan Jansen. Met zijn vele vervalsingen hield hij jarenlang niet alleen kunstexperts voor de gek, maar ook grote kunstenaars zelf: onder meer Karel Appel erkende een van Jansens vervalsingen als zijn eigen werk.
De documentaire presenteert Jansen als een nuchtere, innemende man; een ijverige anti-held die eigenhandig de kunstwereld op z’n kop zette en uiteindelijk wegkwam met zes maanden voorarrest. Ook Niehe zelf vermaakt zich duidelijk goed met het verhaal: hij giechelt zich bij vlagen door de (vrij aanwezige) voice-over heen en verliest zich op vreemde momenten in zijn eigen meligheid. „Jansen kreeg advies van een van zijn celgenoten!”, zegt hij bijvoorbeeld opgetogen. „Detail: die had de keel van zijn echtgenote doorgesneden. Die had de aanslag overigens wel overleefd. Maar die lieve celgenoot had wel een tip: neem een advocaat in de arm.” Hm. Ook van dit programma zou je kunnen zeggen: gouden concept, maar het commentaar mag een tandje minder.
Hoeveel doden en gewonden moeten er nog vallen voor er een kabinet is dat het aandurft om een landelijk vuurwerkverbod af te kondigen? Kennelijk weegt het plezier van burgers om tijdens de Oudejaarsnacht massaal op straat explosieven tot ontploffing te brengen zwaarder dan het verdriet om de slachtoffers die hierbij vallen.
De Rotterdamse burgemeester Carola Schouten pleitte voor een landelijk vuurwerkverbod en kreeg volop bijval. Elk jaar is hetzelfde pleidooi te horen van lokale bestuurders, korpschefs en medici die weten wat het betekent als burgers aan de gang gaan met explosieven. Sinds enkele jaren geldt weliswaar een verbod op vuurwerk uit de zwaardere categorieën knal- en siervuurwerk, maar wie niet warmloopt voor wat geringschattend ‘kindervuurwerk’ wordt genoemd, rijdt de grens over voor zwaarder, illegaal spul of koopt het via internet.
Tegenstrijdigheden in het overheidsbeleid zorgen bij burgers voor onduidelijkheid over de regels en gebrekkig normbesef. In de ene gemeente mag je vuurwerk afsteken, in de andere niet. En in gemeenten waar een afsteekverbod geldt, is de verkoop van vuurwerk wél toegestaan. Dat maakt ook handhaven lastig: wie op straat loopt met vuurwerk in een gemeente waar een afsteekverbod geldt, kan niet zonder meer worden beboet.
De gewenning van Nederlanders om met explosieven om te gaan speelt volgens criminologen overigens een rol bij de vele aanslagen op woonhuizen. Waren het vroeger ‘rotjongens met rotjes’ bij wie je rond 31 december uit de buurt moest blijven, tegenwoordig gebruiken criminelen het hele jaar door cobra’s, die de kracht hebben van een handgranaat.
Een landelijk verbod op afsteken én verkopen van vuurwerk stelt een duidelijke norm waartoe burgers zich moeten verhouden. Tegelijk helpt het de veiligheid op straat te vergroten, want het letsel tijdens de jaarwisseling wordt voor een deel veroorzaakt door legaal vuurwerk. Het draagvlak onder de bevolking voor zo’n verbod groeit, 57 procent is nu vóór.
GroenLinks-PvdA en PvdD hebben een initiatiefvoorstel klaar voor een verbod, maar dat maakt op dit moment geen kans. Volgens premier Schoof zitten in de coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB „geen voorstanders” van een verbod. De politieke meerderheid durft het niet aan, uit vrees om door de eigen achterban als betuttelend te worden gezien.
Partijen die normaliter voorop lopen als het gaat om law and order geven nu niet thuis, bang om aan Nederlandse tradities te komen. Maar het afsteken van vuurwerk was niet altijd de gewoonte. In vroeger tijden sloegen burgers tijdens Oudjaar op potten en pannen om geesten te verjagen. Niet goed voor de oren, maar wel minder gevaarlijk.
Een nieuwe passagiersterminal blinkt naast de verlengde startbaan. Achter een hek lonkt de langparkeervlakte. Laat de zonbestemmingen maar komen, Lelystad is er klaar voor. De geplande openstelling is al vier keer tegengehouden, maar nu gloort hoop voor de voorstanders. In 2025 neemt het kabinet een besluit. Eerdere dwarsligger BBB beheert nu Landbouw en Natuur. Mogelijk zit een milieuvergunning voor 10.000 commerciële vluchten per jaar er nu in.
Het laatste grote vliegtuig dat hier is geland, heeft geen straalmotoren maar twee propellers. De enige nog luchtwaardige DC-3 Dakota, bouwjaar 1944, maakte in december zijn laatste vlucht, van Schiphol naar Lelystad. De Dakota staat nu in een hangar van luchtvaartmuseum Aviodrome, geurend naar olie en metaal, de twee zuigermotoren naakt zonder hun kappen, je snapt waarom een vliegtuig vroeger vliegmachine heette.
Twee F-35’s van de Koninklijke Luchtmacht vlogen samen een stukje op met de DC-3 en keerden toen terug naar vliegbasis Leeuwarden. Als het aan ministerie van Defensie ligt, moeten ze in de toekomst ook op Lelystad kunnen landen. Want er is meer ruimte nodig voor jachtvliegtuigen. Om te oefenen en voor ‘tactische spreiding’: het risico in tijden van spanning minimaliseren. In totaal 2.300 extra vliegbewegingen per jaar, schreef staatssecretaris Tuinman (BBB) in december aan de Kamer.
Lelystad gooit hoge ogen omdat er relatief weinig mensen wonen, wat neerkomt op minder geluidshinder. In totaal dan, niet per persoon, want als je van nabij een F-35 hoort starten, denk je dat er bloed uit je oren komt. Gemeente en provincie zijn niet tegen, mits het vliegveld ook opengaat voor commercieel verkeer. Voor de tegenstanders zal het dubbel slikken zijn.
Starend over de startbaan – onder een blauwe hemel starten en landen alleen wat lesvliegtuigjes – stel ik me voor wat zo’n dubbelrol inhoudt. Met 2,4 kilometer is de baan nog krap voor een F-35. En er moet een parallelle infrastructuur komen: van eigen brandstof en beveiliging tot militaire verkeersleiders.
Er is meer ruimte nodig voor jachtvliegtuigen. Om te oefenen en voor ‘tactische spreiding’: het risico in tijden van spanning minimaliseren
Voor de landelijke luchtverkeersleiding is vliegveld Lelystad al langer een steentje in de schoen, omdat het kan wringen met verkeer van en naar Schiphol. Al jaren wordt er getekend aan nieuwe routes. Met F-35’s is daarin nog geen rekening gehouden, maar mogelijk hoeft niet opnieuw alles op de schop. Zie Lelystad als ‘zesde baan’ van mainport Schiphol. Op 500.000 vluchten per jaar zijn die extra 12.000 er niet veel. Ook een civiel-militair Lelystad is zo vermoedelijk wel ‘luchtzijdig in te passen’ – favoriete term van het ministerie van Infrastructuur.
De echte vraag leek me of het wel is in te passen in ons zelfbeeld. Want hier botsen twee Nederlanden. Het ene is het ‘hedonistische’ land uit de peilingen van Ipsos I&O, waarin driekwart het eens is met de stelling dat ‘het belangrijkste is om vandaag van het leven te genieten; morgen zorgt wel voor zichzelf’. Het andere is het ‘weerbare’ land, dat Mark Rutte nu bepleit. Dat zijn, onder meer, de F-35’s. Vroeger heette straaljagerherrie the sound of freedom. Nu doen we liefst de vingers in de oren.