Een golf van vallende renners
Rechtdoor rijden of van de weg af sturen? Als wielrenner kom je vroeger of later een keer voor die keuze te staan – en meestal heb je minder dan een seconde de tijd. Als je doorrijdt, klap je op de renner voor je. Stuur je van de weg af, dan wacht de berm.
Voor de Amerikaan Sean Quinn (24), derdejaars profrenner, kwam dat moment op donderdag 4 april van dit jaar, rond een uur of vier in de middag. Het was de vierde etappe van de Ronde van het Baskenland, een meerdaagse koers die geldt als voorbereiding op de grote rondes in de zomer. Terwijl alle aandacht naar de voorjaarsklassiekers in Noord-Europa ging – het was de week tussen de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix – reden de kanshebbers voor de Tour de France zich warm in het Baskenland.
De etappe van die dag, herinnert Quinn zich, was buitengewoon nerveus. Het parcours was niet heel zwaar, waardoor all renners nog bij elkaar zaten – op een vlucht van vier na. Voorbij het plaatsje Olaeta, in midden-Baskenland, bereikte het peloton de top van klimmetje – en begon aan een lange afdaling. Nog 35 kilometer tot de finish.
„Ik probeerde op te schuiven in de afdaling”, vertelt Quinn via een videoverbinding vanuit zijn huis in Californië, „want ik zat achter een paar renners achter wie ik niet wilde zitten. Ik reed harder dan iedereen om me heen.” Er was een bocht naar links, daarna zwenkte de weg naar rechts. „Zodra we die bocht namen, zag ik een golf van vallende renners voor me.”
De weg of de berm? Quinn koos voor het laatste. In de split second die hij had om te beslissen, zag hij geen afgrond aan zijn linkerhand. Wel een soort betonnen greppel. „Ik probeerde eroverheen te springen met mijn fiets. Dat lukte, maar ik belandde met 70 kilometer per uur in de berm ernaast. Ik kon m’n fiets niets meer onder controle houden en viel. Om mee heen zag ik andere jongens hetzelfde proberen – en falen.”
Dit is niet goed
„Jonas is gevallen!” Zodra Frans Maassen het bericht over de radio hoorde, wist hij: dit is niet goed. Beelden van de koers had de ervaren ploegleider van Visma-Lease A Bike niet in zijn auto – de ontvangst in de Baskische heuvels is notoir slecht. Maar uit het routeboek wist hij dat ‘Olaeta’ een snelle afdaling was: brede weg, relatief weinig bochten. Zijn kopman Jonas Vingegaard moest met hoge snelheid gevallen zijn.
De dag was juist heel ontspannen begonnen, herinnert Maassen zich. De persvoorlichter van de ploeg was jarig, voor de start hadden ze foto’s gemaakt van hem en Vingegaard. Ze zouden die dag voor de ritzege gaan en de leiderstrui. De kopman voelde zich uitstekend. Zijn eerste twee etappekoersen van het seizoen had hij met overmacht gewonnen, hopelijk werd dit de derde. De voorbereiding voor de Tour de France verliep tot nu toe perfect.
Hij zei dat hij geen lucht kon krijgen en dat hij bloed had overgegeven. Ik zag dat hij ontzettend veel pijn had.
Maassen parkeerde zijn auto in de berm en rende naar de plek van het ongeval. Wat hij daar aantrof, vertelt hij over de telefoon vanuit een trainingskamp in Spanje, was „een slagveld”. Overal renners en fietsen, omringd door toegesnelde ploegleiders. Vingegaard lag naast de betonnen greppel, op zijn zij. Hij was bij bewustzijn en kon praten, maar Maassen zag paniek in zijn ogen. „Hij zei dat hij geen lucht kon krijgen en dat hij bloed had overgegeven. Ik zag dat hij ontzettend veel pijn had.”
Ze wachtten op een dokter, die binnen een paar minuten ter plekke was. „Daar was ik natuurlijk blij mee, al sprak hij nauwelijks Engels”, zegt Maassen. „Maar naast ons lag een andere renner in die betonnen greppel, de Belg Steff Cras. Die zag er zeker zo slecht uit als Jonas. Ik dacht: straks gaat die jongen gewoon dood terwijl de dokter hier bij ons zit.”
De valpartij in de afdaling van de Olaeta. In het geel, naast de betonnen greppel: Jonas Vingegaard. In de greppel, van links naar rechts: Sean Quinn, Primoz Roglic, Steff Cras.
Screenshots Ronde van het Baskenland – Youtube
80 km per uur
Jueves negro – ‘zwarte donderdag’: zo zouden de Spaanse media de massale valpartij noemen. De beelden van de gehavende renners zorgden voor een schokgolf in de wielerwereld. Het nog prille seizoen was in één keer overhoop gehaald. In de berm lagen drie van de vier kanshebbers voor de eindzege in de Tour de France: Remco Evenepoel, Primoz Roglic en Jonas Vingegaard, de winnaar van de vorige twee edities.
Hoe kon het zó misgaan, daar in de afzink van Olaeta? In de eerste, geschrokken reacties werd gewezen naar de organisatie van de Ronde van het Baskenland: de bocht zou niet goed zijn aangegeven, de betonnen greppel had moeten worden afgedekt. Meerdere renners zeiden na afloop dat het wegdek op die fatale plek hobbelig was door boomwortels, zodat je makkelijk de macht kon verliezen over het stuur.
Maar als je eerlijk bent, zeggen betrokkenen nu, kwam die val net zo goed door de renners zelf: ze gingen veel te hard de afdaling in. Op de beelden van die dag zie je het duidelijk: een van de eerste renners uit het peloton, Natnael Tesfatsion uit Eritrea, kon door zijn hoge snelheid de bocht niet houden en duikelde de berm in. De rest viel over hem heen – of reed nog een eind door over het gras.
Remco Evenepoel had het naderhand teruggezocht op zijn fietscomputer. „We gingen”, zo zei hij in een podcast, „met 80 kilometer per uur naar beneden”.
Een hersenschudding
Een paar seconden duurde het voordat Sean Quinn de zaken weer op een rijtje had. Hij probeerde, zoals elke wielrenner, meteen weer op te staan. „Zodra ik dat deed, werd mijn gezichtsvermogen onscherp en voelde ik me draaierig. Ik wist meteen: een hersenschudding.”
Quinn ging weer op de grond liggen, naast de betonnen greppel. Nog geen halve meter van hem vandaan lag Jonas Vingegaard. Na een halve minuut verscheen zijn ploegleider Juan Manuel Gárate. Toen Quinn weer helder kon zien, wandelden ze samen naar de ploegleiderswagen. „Terwijl ik daar liep, dacht ik: kijk eens hoe al die andere gasten erbij liggen. Ik zag Primoz Roglic naar zijn teamwagen lopen. Een andere renner lag bewegingsloos in de greppel. En Steff Cras, die bewoog ook niet.”
Een hele tijd zaten Quinn en Gárate samen in de auto te wachten voordat ze konden vertrekken. „Ik had zoveel adrenaline dat ik hem de oren van het hoofd praatte. Geen idee meer wat ik allemaal heb gezegd.” Wat zijn ploegleider hém vertelde, weet Quinn nog wel: „Hij zei: drie van de beste renners ter wereld liggen erbij. Deze valpartij gaat het hele seizoen veranderen.”
‘Is deze renner van jou?’
Voor zijn gevoel duurde de rit naar het ziekenhuis in Vitoria-Gasteiz een eeuwigheid, zegt Frans Maassen. De Baskische hoofdstad was niet ver, maar de weg ernaartoe was hobbelig en dus reed de chauffeur van de ambulance maar veertig kilometer per uur. Maassen zat op de bijrijdersstoel. Hij keek voortdurend achter zich, naar de brancard van Vingegaard. Hij lag er stabiel bij, nog steeds bij bewustzijn. Maar hoe het écht met hem ging, kon Maassen niet zien.
„De chauffeur vroeg: ‘Is dit een renner van jou?’ Ik zei: ‘Het is Jonas Vingegaard.’ Dat had hij helemaal niet doorgehad.”
Maassens telefoon ging. Een berichtje van Eurosport-commentator Karsten Kroon: of hij iets kon zeggen over de toestand van Vingegaard? „Hij had het per sms gestuurd en niet per whatsapp, omdat ik geen bereik had op de plek van de valpartij. Pas toen realiseerde ik me dat het verschrikkelijke beelden moeten zijn geweest voor de naaste familie van de renners. Ik heb Karsten laten weten dat Jonas stabiel was en bij bewustzijn.” Later hoorde Maassen dat iedereen hem had proberen te bellen – ook de vrouw van Vingegaard.
A perfect storm
De val in het Baskenland, zo zeggen betrokkenen, komt voort uit de huidige staat van het wielrennen. Door stormachtige ontwikkelingen in training, voeding en materiaal worden renners de laatste jaren steeds sterker en fitter – en de onderlinge verschillen steeds kleiner. Wielerwedstrijden op het hoogste niveau zijn vanaf de start één lang gevecht om ‘voorin’ te zitten. Leuk voor de tv-kijker, gevaarlijk voor de renners.
„Ieder jaar lijken jongens bereid om meer risico te nemen”, zegt Sean Quinn. In de drie jaar dat hij profrenner is, heeft hij „de hiërarchie” uit het profpeloton zien verdwijnen. „Vroeger ging je als jonge renner zo’n wedstrijd in het Baskenland in zonder de ambitie om te winnen. Dit jaar waren er zeker vijf jongens onder de 25 die dachten: ik ga hier een topresultaat neerzetten.”
Dit jaar waren er zeker vijf jongens onder de 25 die dachten: ik ga hier een topresultaat neerzetten.
De verschillen in het peloton zijn „genivelleerd”, zegt Frans Maassen. „Het niveau is zó hoog, ze rijden zó hard.” In het Baskenland kwam daar nog eens een ijzersterke deelnemerslijst bij, met veel ronderenners die graag wilden laten zien hoe goed ze waren. En het parcours, zegt Maassen, was „niet selectief genoeg”: er ontbraken dit jaar etappes met een finish bergop, waar de verschillen gemaakt worden. „Dat zorgde voor nóg meer nervositeit.”
Al met al, zegt Sean Quinn, was het „a perfect storm”. „Je voelde het de hele week al aankomen, die valpartij was onvermijdelijk. Als het die dag niet was gebeurd, was het de dag erna gekomen.”
Boven: Remco Evenepoel loopt naar zijn ploegleiderswagen. Midden: Frans Maassen (in het blauw) bij Jonas Vingegaard. Onder: Vingegaard gaat de ambulance in.
Screenshot Ronde van het Baskenland – Youtube
In het ziekenhuis
Bij universitair ziekenhuis Txagorritxu in Vitoria-Gasteiz was het een komen en gaan van ambulances. Twaalf renners waren onderuit gegaan in de afdaling van de Olaeta, zes moesten er naar het ziekenhuis. Roglic (flinke schaafwonden) en Evenepoel (gebroken sleutelbeen en schouderblad) belandden naast elkaar op de ziekenzaal maar konden ’s avonds terug naar hun hotel.
Vingegaard was er het slechtst aan toe, met een klaplong, gebroken sleutelbeen en meerdere gebroken ribben. Maar ook Steff Cras (klaplong, gebroken rib en acht gebroken dwarsuitsteeksels) en de Australiër Jay Vine (gebroken nekwervel, twee gebroken borstwervels) waren zwaar getroffen. Tegen de hoogzwangere vrouw van Vine zouden de doktoren die avond zeggen dat ze „niet zeker wisten of hij het zou overleven”, zo vertelde Vine later in een interview met wielersite Rouleur.
Ook Sean Quinn en zijn ploegleider reden naar het ziekenhuis in Vitoria-Gasteiz. Om foto’s te laten maken. „We wisten dat ik een hersenschudding had, maar niet of ik mijn schouder gebroken had of mijn ribben. Het was mijn borstbeen, zo bleek.” Quinns ouders en vriendin waren niet heel ongerust geweest. „Mijn geluk was dat ik naast Vingegaard ten val was gekomen, waardoor er veel camera’s in de buurt waren. Ze hadden me zien opstaan en rondlopen.”
Een eenzame rit
Jonas Vingegaard had een eigen kamer in het ziekenhuis, op de intensive care. Frans Maassen bleef er de hele middag en avond. „Ik probeerde hem gerust te stellen, vertelde hem dat hij goed geholpen zou worden. Hij was nog steeds ongerust omdat-ie zoveel pijn had en bloed overgaf. Ik zei: ‘dat valt wel mee, Jonas, het is vooral veel slijm’.”
Toen Maassen rond een uur of acht ’s avonds het ziekenhuis verliet, was hij enigszins gerustgesteld. Vingegaard was buiten levensgevaar en diens vrouw, dochter, schoonmoeder en zaakwaarnemer waren met een privé-vliegtuig onderweg vanuit Denemarken. De volgende dag stapte hij „toch maar weer” in de ploegleiderswagen, voor de resterende twee etappes. „Dat hielp wel bij de verwerking.”
Op zondag reed hij in zijn eentje terug naar Nederland. Eigenlijk had hij die dag samen met Vingegaard naar de Alpen zullen vertrekken, om een aantal Touretappes te verkennen. „Het was een eenzame rit. Ik had een beetje een schuldgevoel dat ik Jonas daar zo achter moest laten.” De zondag erop was de Amstel Gold Race, Maassens favoriete wedstrijd van het jaar. Tiesj Bennoot van Visma werd derde. „Dat voelde toch wel als een kleine overwinning.”
Een meevaller
Sean Quinn had geluk met zijn hersenschudding, zo bleek: na twee dagen voelde hij zich alweer „min of meer oké”. Het gebroken borstbeen duurde iets langer om te herstellen, maar hij kon er – mits hij voorzichtig deed – gewoon mee op de fiets. Ruim op tijd was hij weer fit voor de Tour de France, waar hij zijn debuut zou maken.
Er was nog een meevaller: door zijn revalidatie had hij ineens een gaatje in zijn agenda om het nationaal kampioenschap van de Verenigde Staten te rijden. Half mei, nog geen anderhalve maand na zijn val, stond hij aan de start in Charleston, North Carolina. Hij won.
Jonas Vingegaard verliet pas na twaalf dagen het ziekenhuis in Vitoria-Gasteiz – vanwege zijn klaplong mocht hij zijn bed niet uit. Zijn revalidatie was maandenlang omgeven door onzekerheid. Toch was hij op tijd hersteld voor de Tour de France, waar hij – zeker in de eerste twee weken – boven verwachting presteerde. Zijn mooiste moment beleefde hij in het Centraal Massief, waar hij de elfde etappe won door Tadej Pogacar in de sprint te kloppen. Toen Frans Maassen na afloop werd geïnterviewd bij de ploegbus, kreeg de ploegleider het even te kwaad.
Vingegaard was op tijd hersteld voor de Tour de France, waar hij boven verwachting presteerde.
Uiteindelijk eindigde Vingegaard als tweede in de Tour, achter een oppermachtige Pogacar. Razend knap, zegt Maassen, en eigenlijk onvoorstelbaar als je zag hoe hij er bij lag in het Baskenland. „Die tweede plek voelde als een overwinning”.
Zonder die val, denkt Maassen, had Vingegaard serieus kans gehad om de Tour voor de derde keer op rij te winnen. „Hoewel hij spiermassa had verloren tijdens die twaalf dagen op de intensive care, trapte hij supergoede waardes. Pogacar was ongekend sterk, maar ik denk dat Jonas dicht in de buurt had kunnen komen.”
‘Dit gaat wéér gebeuren’
Rest de vraag: wat deed ‘zwarte donderdag’ met de betrokkenen zelf? Jonas Vingegaard twijfelde na de crash kortstondig of hij „het nog waard vond” om wielrenner te zijn, vertelde hij onlangs in een online persbijeenkomst. „Fietsen is niet het hele leven.” Zijn wederopstanding in de Tour de France nam die aarzeling weer weg. „Ik zit nog steeds op mijn fiets dus ik denk dat jullie het antwoord wel weten.”
Voor Sean Quinn bracht de crash „duidelijkheid” – maar niet op de manier die je zou verwachten. „Ik heb een paar jaar geworsteld met de veiligheid in het wielrennen. Wil ik mijn leven op het spel zetten voor de sport? Voor de val zou ik gezegd hebben: nee. Daarna merkte ik dat ik extra gemotiveerd was. Ik realiseerde ik me: als ik zoiets kan doorstaan en daarna nóg gemotiveerder ben, betekent deze sport duidelijk een heleboel voor me.”
Quinns conclusie: „Ik kan me er maar beter voor honderd procent instorten en zien wat er gebeurt. Ook als dat betekent dat ik risico’s moet nemen.”
Frans Maassen raakt nog steeds geëmotioneerd als hij vertelt over ‘Baskenland’ en de nasleep ervan, zegt hij. Maar hoe vreselijk deze ervaring ook was – hij vreest dat het geen uitzonderlijke gebeurtenis zal zijn. „Het klinkt misschien hard, maar het gaat wéér gebeuren. Het niveau in het peloton is zo hoog, die jongens rijden zo hard. Hoe cru het ook klinkt, de wielersport zal verbonden blijven met valpartijen.”