Je hoeft zijn naam niet te kennen om hem gehoord te hebben. Componist Stephen Emmer (66) schreef honderden pakkende tunes voor goedbekeken televisieprogramma’s zoals RTL Nieuws en het NOS Journaal. Zijn nieuwe album Mount Mundane betekent voor hem: thuiskomen na een odyssee van ruim tien jaar, waarin tinnitus, doofheid en plotse duizelingen Emmer dreven richting kluizenaarschap. Maar in die beangstigende stilte vond hij zijn eigen stem: „Mijn componistenbestaan van de afgelopen vijf decennia voelt met terugwerkende kracht als een etude, een oefening, voor Mount Mundane.”
Het album bevat vooral meditatieve stukken die het leven lijken te overpeinzen. Tegelijkertijd schilderen piano, koor en orkest een landschap waarin Emmer zijn bewondering voor het Franse impressionisme de vrije loop laat. Afgelopen week kreeg hij een bevestiging dat hij op het goede spoor zit. In de Verenigde Staten won Mount Mundane een Global Music Award, een prijs voor onafhankelijke musici, die niet bij grote internationale platenlabels zitten. „De onderscheiding betekent veel”, zegt hij, „omdat de muziek mijn persoonlijke geschiedenis weerspiegelt. Kennelijk zijn die gevoelens voor anderen herkenbaar.”
Achteraf denkt Emmer dat de kiem van zijn gehoorverlies – en daarmee van de weg die Mount Mundane verklankt – halfweg de jaren tachtig ligt. Voor een concert met de Engelse popgroep The Lotus Eaters kreeg hij de geluidsinstallatie van heavymetalband Motörhead te leen. „Die was niet berekend op toetsen. Ik hoorde niks bij de soundcheck. Twee jongens draaiden aan wat knoppen en grijnsden. „Try again, mate.” Bij de eerste toets die ik aansloeg, kreeg mijn linkeroor een enorme dreun. Twintig jaar later – bij een gehoortest met steeds hardere piepjes – ontwaakte dit slapende trauma. Sindsdien klonk onophoudelijk een piep in mijn oor.”
Lees ook
Stephen Emmer: de godfather van de Nederlandse tv-tunes
Macrameeën
De zoektocht naar genezing bracht Emmer onder andere bij de toenmalige kno-arts van het Concertgebouworkest. „Hij zei dat ik er maar vrienden mee moest zien te worden. Tinnitus was een soort vervelende oom. Ik werd gek van die indringende toon. Wat doe je aan zo’n fantoomgeluid in het hoofd? Ik zat op een gegeven moment bij een cognitieve therapiecursus te macrameeën. Met een taxichauffeur, een oud-juwelier en een accountant ging het dan over pasteltintjes. Een vervreemdende ervaring.”
En vervolgens pleegde een van die lotgenoten zelfmoord. „Stonden we met de achterblijvers naast zijn doodskist. Toen ik thuis die ervaring deelde met mijn toenmalige vrouw en mijn twee dochters, begonnen ze te huilen. En ineens drong het tot me door dat zij die tragedie op zichzelf betrokken. ‘Ga jij dat ook doen?’ Ik heb ze bezworen dat ik nooit de hand aan mezelf zou slaan.”
Inmiddels twijfelde Emmer of hij nog kon componeren. „De psycholoog vond stoppen geen goede gedachte. ‘Muziek’, zei hij, ‘is niet alleen uw werk, maar evenzeer uw hartstocht. Misschien moet u denken in halffabricaten.’ Ik had geen benul wat hij bedoelde, en hijzelf ook niet echt. Op de terugweg viel me iets in. Componeren is noten uit de lucht plukken en dat veronderstelt inspiratie. Dat wordt moeilijk met een Bes, zo’n absolute toon, in je oor. Het bewerken van bestaande stukken daarentegen, dat kon wel. Tot het moment dat ik merkte liever weer zelf te schrijven.”
Tegen die tijd was Emmers kwaal in een andere fase. In enkele jaren stierf zijn gehoor in het linkeroor af en restte aan die kant van zijn hoofd alleen een ruis. Hij betrad de wereld van het asymmetrisch horen. „Het lukte niet meer om naar stereo te luisteren. Hier thuis schakelde ik over op mono en speciale luidsprekers. Elders gaat dat niet. In een café wordt muziek na tien minuten ondraaglijk.”
Bovendien kreeg Emmer onvoorspelbare aanvallen van duizeligheid. „Ik durfde niet meer de straat op, want op elke hoek loerde angst en paniek. Dus zat ik thuis als patiënt.” Opnieuw volgde een speurtocht langs artsen. Na een wachttijd van tweeënhalf jaar kon hij deze lente terecht bij het duizeligheidsexpertisecentrum in Apeldoorn. „Ze stelden vast dat met mijn gehoor ook het evenwichtsorgaan aan de linkerkant was uitgevallen maar dat mijn hersenen al bezig waren dat te compenseren. Ik kreeg de boodschap dat die duizeligheid vermoedelijk van voorbijgaande aard was. Die conclusie lijkt tot nu toe te kloppen.”
Noodlot
Intussen begon Emmer weer te componeren. Hij keek en luisterde naar zijn oude muziek die hem vingeroefeningen leken, „maar in die naïviteit vond ik wel een melodische oorspronkelijkheid. En met de volle ambachtelijke gereedschapskist van nu ging ik met mijn jongere zelf een duet aan op Mount Mundane.”
De albumtitel staat voor een denkbeeldige louteringsberg die Emmer moest beklimmen om de beperkingen van zijn medische toestand achter zich te laten. Hij moest kiezen voor melodie boven ritme en voor een warme instrumentatie. „Het betekende – in klassieke zin – traag stromende adagio’s. Dat vond ik niet erg, want daarin drukken componisten zich in mijn ogen het meest persoonlijk uit.”
Ook de namen van de stukken bevatten hints naar Emmers Werdegang, en naar bewonderde componisten en literatuur. Zo gaat ‘Belvedere’s Exotic Garden’ over de Japanse achtertuin van de Franse componist Maurice Ravel, een meester in muzikale kleuren. ‘In Search for Meaning’ verwijst naar het gelijknamige boek van psycholoog en Auschwitz-overlevende Viktor Frankl, die betoogde dat het noodlot de mens kan treffen, maar dat die ervoor kan kiezen om niet in het slachtofferschap te zwelgen.
„In het nauw gedreven”, zegt Emmer, „vond ik in een tussenwereld een inspiratie die ik nergens anders had kunnen aantreffen. De filosoof Friedrich Nietzsche stelde dat beperking een bevrijding kan zijn. En dat heb ik ervaren. Mijn wanhoop boorde nieuwe bronnen aan. Pas nu voel ik dat mijn muzikale identiteit samenvalt met mijn persoonlijkheid.”