Op de door een cycloon getroffen Franse eilandengroep Mayotte dreigt een hongersnood, schrijft de Franse krant Le Monde woensdagochtend. Door stroomuitval zijn veel producten niet lang meer houdbaar. Ook staat de watervoorraad onder druk. Volgens de Franse minister voor overzeese gebieden François-Noël Buffet draait de drinkwatervoorziening op 50 procent van haar capaciteit.
Er is een luchtbrug opgezet naar Mayotte vanaf het eveneens Franse eiland Réunion, dat ten oosten van Madagaskar ligt. Maar de noodhulp verloopt moeizaam. Als gevolg van de storm zijn delen van Mayotte onbegaanbaar geworden en is de telefoon- en internetverbinding zeer beperkt. Parijs heeft de hulpoperatie woensdag opgeschaald. In de loop van de dag moet 120.000 kilo voedsel de archipel bereiken.
Intussen blijft grote onduidelijkheid bestaan over het aantal doden op Mayotte. Tot nu toe heeft het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken 22 doden en 1.418 gewonden bevestigd. Schattingen over het totale dodental lopen uiteen van honderden tot zelfs duizenden doden. Ook op het vasteland van Afrika vielen dodelijke slachtoffers door cycloon Chido. Persbureau Reuters meldt 34 doden in Mozambique en 7 doden in Malawi.
„Ik kan geen dodental geven omdat ik het niet weet”, zei minister van Binnenlandse Zaken Bruno Retailleau woensdagochtend tegen de Franse nieuwszender BFM TV. „Ik vrees dat het getal groot zal zijn, veel te groot.”
De Franse president Emmanuel Macron bezoekt Mayotte aankomende donderdag. Leden van de oppositie verwijten de Franse overheid nalatigheid in het voorbereiden van de overzeese gebieden op de gevolgen van klimaatverandering. Op Mayotte geldt sinds dinsdag een avondklok (tussen 10.00 uur ’s avonds en 04.00 uur ’s ochtends) om plunderingen te voorkomen. Ook heeft Parijs extra Franse militairen naar de eilandengroep gestuurd.
Lees ook
De kwetsbare bevolking van het Franse eiland Mayotte krijgt met cycloon Chido nog een klap te verduren
Een nieuw hoofdstuk in het gevecht tegen inzet van bestrijdingsmiddelen? Gemeenten denken vaak dat ze gebruik van wettelijk toegelaten pesticiden niet mogen indammen, terwijl dat wel degelijk mogelijk is.
Dat blijkt uit juridisch onderzoek van milieuorganisaties Urgenda en Natuur & Milieu, dat zij donderdag presenteren aan alle Nederlandse gemeenten. Hun rapport opent nieuwe routes naar inperking van pesticidegebruik, in het verlengde van een stroom rechtszaken hierover.
De laatste jaren staat de veiligheid van pesticiden geregeld ter discussie in de rechtszaal. Burgers, soms verenigd in burgerinitiatieven of actiegroepen, procederen tegen lage overheden of individuele agrariërs om pesticidegebruik tegen te gaan. Hoewel ze in feite te hoop lopen tegen legale praktijken – bestrijdingsmiddelen zijn na uitvoerige testprocedures veilig bevonden en toegelaten op de Nederlandse markt – krijgen deze burgers met enige regelmaat gelijk.
Rechters blijken niet overtuigd dat elk toegelaten middel veilig is: de gezondheid van mens en natuur zou op het spel kunnen staan. Zo wijzen wetenschappers op een mogelijk verband tussen blootstelling aan de middelen en de ziekte van parkinson. Ook de biodiversiteit kan eronder lijden: pesticiden zijn simpelweg bedoeld om plagen van insecten, schimmels of planten uit te roeien.
Volgens het boekje
Tot dusver zijn twee juridische routes tegen pesticidegebruik wisselend succesvol geweest. De eerste is veelgebruikt door actiegroepen of burgerinitiatieven: bestuursrechtelijke zaken tegen lage overheden, die schade aan de natuur zouden aanrichten door pesticidegebruik toe te staan. Via die weg heeft burgerinitiatief Meten = Weten tientallen zaken lopen.
De tweede route is nieuwer. Verschillende groepen burgers die nabij bollentelers wonen, hebben de laatste twee jaar in kort geding reductie van pesticidegebruik afgedwongen via rechterlijke uitspraken of schikkingen. De eerste succesvolle zaak speelde in de zomer van 2023, in de buurtschap Boterveen, gemeente Westerveld. Daardoor ging ook elders in Nederland het balletje rollen.
Pijnlijk aan deze route is dat burgers en boeren in de rechtszaal tegenover elkaar staan – en dat boeren zich moeten verantwoorden voor pesticidegebruik dat gewoon volgens het boekje gaat.
Dat vindt ook Hanneke van Ormondt, ecoloog bij Urgenda. „Het is absurd dat bewoners tegenover telers in de rechtbank staan, omdat overheden niet doen wat ze moeten doen. Het blijkt dat gemeenten niet weten wat ze kunnen doen, of denken dat de verantwoordelijkheid bij het Rijk ligt.”
En volgens het rapport van de milieugroep zit dat dus anders. Het document, door hun juristen opgesteld, noemt wettelijke mogelijkheden voor gemeenten om pesticidegebruik in te dammen ter bescherming van de gezondheid van omwonenden. „Hiermee hopen we juist rechtszaken te voorkómen”, zegt Ormondt.
Kwetsbare groepen
Wat kunnen gemeenten precies doen? Ze kunnen bijvoorbeeld een beroep doen op het Europese ‘voorzorgsbeginsel’ en de Europese Richtlijn duurzaam gebruik pesticiden, om regels op te stellen over grondgebruik. Zolang er wetenschappelijke onzekerheid bestaat over risico’s, is Nederland namelijk verplicht met name kwetsbare groepen te beschermen, zoals kinderen, ouderen, vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven – ook tegen middelen die zijn toegelaten op de markt.
„Een bekende aanname van lokale overheden is dat reguleren van bestrijdingsmiddelen in strijd is met de toelating ervan”, reageert Bente de Leeuw bij inzage van het document, dat ze „zeker juridisch gedegen” vindt. Zij is onderzoeker Europees en nationaal milieurecht aan de Universiteit Utrecht. Die aanname van machteloosheid klopt inderdaad niet, zegt ze: Europese richtlijnen moedigen lidstaten juist aan risico’s op lokaal niveau verder te beperken. „Logisch, want bij de toelating kan niet goed rekening gehouden worden met lokale omstandigheden.” Wel zegt De Leeuw dat het voorzorgsbeginsel ruim is te interpreteren. Daardoor is ingrijpen geen plicht, maar een politieke keuze.
Het rapport richt zich ook op het omgevingsplan, en specifiek de Omgevingswet die dit jaar in werking trad. Gemeenten kunnen spuitvrije zones instellen rond kwetsbare locaties als woningen, ziekenhuizen, verzorgingshuizen, kinderdagverblijven en scholen. Ze zouden een limiet kunnen stellen aan de totale hoeveelheid of soorten bestrijdingsmiddelen.
Eigendomsrecht
Omdat de Omgevingswet nog zo nieuw is, zijn alle mogelijkheden ervan nog onduidelijk, zegt De Leeuw. Ook jurist Sem Weinberg van Hekkelman Advocaten, met expertise op het gebied van bestrijdingsmiddelen en het omgevingsrecht, maakt dat punt: „Regulering via de Omgevingswet is nog geen gelopen route, maar vereist een zorgvuldige onderbouwing.” Zo zal de rechter onder meer het eigendomsrecht van agrariërs meewegen, omdat het nu eenmaal hun grond is.
Het ontbreekt nog aan uitspraken waaruit valt af te leiden hoe rechters die afweging bij nieuwe instrumenten van de Omgevingswet toetst. Weinberg: „We zullen moeten afwachten wat de bestuursrechter ervan vindt.”
Hanna Schebesta, hoogleraar recht aan Wageningen Universiteit, is lovend over het rapport van de milieuorganisaties. „Ik vind het een van de meest overtuigende en juridisch onderbouwde stukken die ik over dit onderwerp heb gelezen.”
Een vraag die wel blijft hangen: wíllen lage overheden wel strenger optreden tegen pesticidegebruik? De eerste civiele pesticidezaak, die speelde in de Drentse gemeente Westerveld, spleet de gemeenschap. Pogingen de provincie pesticidegebruik te laten inperken, leidden tot niets. Bewoners van het Limburgse dorp Sevenum probeerden dit jaar eveneens lokale overheden in te schakelen om pesticidegebruik tegen te gaan. Daar verwezen provincie en gemeente naar elkaar.
Wel leeft het onderwerp breed bij gemeenten. Hun koepel VNG vroeg in mei het Rijk op te helderen hoe groot een pesticidevrije ‘bufferzone’ tussen akkers en woningen moet zijn om omwonenden te beschermen. Ruim 80 procent van de gemeenten steunde bij de VNG een motie die daartoe opriep.
Voordat Urgenda en Natuur & Milieu hun bevindingen versturen naar alle gemeenten in het land, wordt hun rapport donderdag op een symbolische plek gepresenteerd. Een groep burgers overhandigt het aan de gemeente Westerveld, strijdtoneel van de eerste civiele zaak tussen burger en boer. Van Ormondt hoopt dat gemeenten voortaan zelf optreden, zodat burgers niet meer naar de rechter hoeven.
De opvang van zogeheten derdelanders uit Oekraïne mag eerder stoppen dan de opvang van andere vluchtelingen uit Oekraïne. Dat heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie donderdag bepaald. Het besluit volgt op het advies van de advocaat-generaal van het Europese Hof. Die beoordeelde het Nederlandse beleid ten aanzien van derdelanders al als rechtmatig.
Derdelanders zijn mensen die voor de Russische inval in Oekraïne een tijdelijke verblijfsvergunning hadden in dat land en op de vlucht sloegen naar Nederland. Door de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van de Europese Unie, die vlak na de Russische invasie inging, konden vluchtelingen uit Oekraïne tijdelijk bescherming krijgen in Nederland.
In maart 2022 besloot de toenmalige staatssecretaris Eric van der Burg (VVD) dat naast Oekraïners ook derdelanders recht op opvang en asiel hebben. Het ging hierbij om mensen die voor 19 juli 2022 naar Nederland kwamen. In het voorjaar van 2024 verbleven 2.400 derdelanders in Nederland.
Begin dit jaar oordeelde de Raad van State dat de bescherming van derdelanders mocht vervallen per 4 maart 2024. De rechtbanken in Haarlem, Den Bosch en Roermond bleven de beschermingsregel op een andere manier uitleggen, waardoor de juridische discussie omtrent de richtlijnen bleef aanhouden. De rechtbank in Amsterdam en de Raad van State stelden vervolgens aanvullende vragen aan het Europese Hof van Justitie in Luxemburg.
Tot de uitspraak behielden de derdelanders het recht op opvang en voorzieningen, en mochten ze blijven werken in Nederland. Het oordeel van de Raad van State was tot die tijd namelijk bevroren. Op de verblijfsbewijzen van de derdelanders die onder deze bevriezing stonden, staat een geldigheid tot 4 maart 2025, schrijft de Rijksoverheid.
Op basis van de uitspraak gaat de Immigratie en Naturalisatiedienst IND een inschatting maken „om uitvoering te geven aan het arrest en de systemen aan te passen op een manier die recht doet aan [de] (juridische) situatie van deze groep derdelanders”. Het is daarmee nog niet duidelijk wat het effect van de uitspraak precies is.
Lees ook
Zijn ‘derdelanders’ uit Oekraïne nu wel of niet principieel gelijk aan oorlogsvluchtelingen?
Johan: „Wij hebben elkaar zeven jaar geleden ontmoet in een club in Utrecht.”
Jolien: „Toen ik Johan zag was het meteen raak, van mijn kant. Hij stond in de rookruimte met een ander meisje te praten. Toen ben ik de rookruimte in gelopen, terwijl ik helemaal niet rook, en ben ik mee gaan praten. De rest van de avond hebben we samen gedanst.”
Johan: „Maar ik ben niet met haar mee naar huis gegaan. Op basis van een avond kun je nog niet weten of je iemand echt leuk vindt. Dus toen hebben we nog een keer afgesproken en toen wist ik het.”
Jolien: „Een jaar later gingen we samenwonen.”
Johan: „Hier in Woerden, vlakbij mijn ouders. Ik ben hier opgegroeid in een gezin van elf kinderen. Ik was de elfde. Ja, mijn ouders vonden kinderen nu eenmaal ontzettend leuk. Mijn moeder beviel op haar zeventiende van haar eerste kind en op haar 39ste kreeg ze mij. Het moederschap ligt haar goed. Ze is een en al liefde en zorgzaamheid. En ja, alle elf kinderen zijn kerngezond.”
Jolien: „Woerden is een stadje van vijftigduizend inwoners met stadsrechten. We wonen in een oud huisje uit 1840. Het is koud, maar wel knus. En je kunt hier in de omgeving mooi wandelen, wat we vaak doen.”
Werken met dieren
Johan: „Ik heb mbo bouwkunde gestudeerd. Tijdens mijn studie en daarna heb ik jaren als dronepiloot gewerkt. Dat was tien jaar geleden, toen drones nog nieuw waren. Ik gaf dan demonstraties in winkels en op beurzen, vooral in Duitsland. Daarna heb ik nog een tijdje bij de gemeente gewerkt als toezichthouder bouw en milieu. Maar dat beviel niet zo. Ik kan er niet tegen als ik in mijn vrijheid beperkt word. Daarom ben ik ondernemer geworden. Ik zit in de e-commerce. Eerst verkocht ik babyspullen, nu heb ik het bedrijf petlux.nl dat gespecialiseerd is in luxe kattenspullen, zoals een zelfreinigende kattenbak. Het zijn vooral spullen waarmee het leven van het baasje makkelijk wordt gemaakt, zoals automatische voer- en drinkbakken. De zaken gaan goed. Ik heb sinds twee jaar ook iemand in dienst: mijn neefje Timo, de zoon van mijn zus.”
Jolien: „Ik werk soms ook mee in de zaak. Eerst deed ik dat vaker, naast mijn eigen baan, maar nu wat minder want ik wil ook mijn eigen pad bewandelen. Ik heb een mbo-studie office management gedaan en werk bij de Kamer van Koophandel in Utrecht. Ik help startende ondernemers met alle vragen die ze maar kunnen hebben. Die beantwoord ik of zelf of ik verwijs ze door naar iemand die er meer van weet. We hebben ook steeds vaker jonge ondernemers, tieners. Die mogen in Nederland ook al een bedrijf beginnen. De jongste die ik ooit heb gehad, was negen. Meestal doen ze iets met e-commerce, dropshipping, of coaching. Cryptocursussen bijvoorbeeld. Ik leid ook beginnende collega’s op, waarvoor ik regelmatig in Amsterdam en Rotterdam ben. Ik vind mijn werk heel leuk.”
Johan: „Jolien is wat socialer dan ik.”
Jolien: „Ik vind het leuk om collega’s te hebben en naar mijn werk te gaan. Johan werkt vooral thuis en op de zaak hier vlakbij. Dan zie je minder verschillende mensen.”
Johan: „Mijn enige collega is mijn neefje en hij lijkt erg op mij. Maar we hebben veel contact met klanten. We werken niet met AI-chatbots, maar doen het echt zelf. Soms is het een mevrouw die drie kwartier over haar kat vertelt en vervolgens een enthousiaste recensie achterlaat. Dat vinden wij leuk. Het meeste verkopen we niet via onze webwinkel maar via de ouderwetse, fysieke dierenwinkels. We werken met 250 winkels in heel Europa, van Malta tot Roemenië. Het is mooi werk. Mensen die werken met dieren zijn vaak warme mensen. Ze hebben hart voor dieren en hun winkel.”
Jolien: „En we zijn dol op katten. Het leuke is dat ze eigenwijs zijn, maar ook aanhankelijk. We hebben twee Bengalen, Max en Lux, ze zijn bijna twee. Soms rennen ze als gekken door het huis, soms komen ze een kopje geven.”
Lekker stofzuigen
Johan: „Jolien kookt, ik doe de rest.”
Jolien: „Ik vind koken heel erg leuk. Als ik thuiskom van mijn werk vind ik dat gewoon heerlijk om te doen.”
Johan: „Het is in zeven jaar relatie één keer voorgekomen dat ik kookte.”
Jolien: „Ik hou van Italiaans, maar ik maak van alles. Ik vind het leuk om steeds iets nieuws te maken. Ik verzin veel zelf met ingrediënten die we nog over hebben en soms haal ik een recept van Instagram.”
Johan: „En al het andere doe ik dus. Ik ben heel geordend, altijd al geweest. Ik geef Jolien niet eens de tijd om iets op te ruimen of schoon te maken. ’s Ochtends even stofzuigen is iets dat ik lekker vind om te doen. Ik word er rustig van.”
Jolien: „Soms stofzuigt hij twee keer per dag.”
Johan: „Voorlopig willen we nog geen kinderen. Ik heb het te druk met mijn bedrijf om een goede vader te kunnen zijn.”
Jolien: „Maar ik denk dat we het later wel willen.”
Johan: „’s Avonds werken we vaak nog voor de zaak. Pakketjes inpakken of containers uitladen.”
Jolien: „Jij werkt wel zestig uur per week.”
Johan: „Het voelt niet als werk, het is mijn hobby. Ik vind het leuk om te werken aan iets dat van mezelf is en om mensen blij te maken. Als mensen positief zijn over je bedrijf geeft dat een goed gevoel. Ik hoef niet per se financieel onafhankelijk te worden, want ik weet toch al dat ik niet stil kan zitten. Dus nee, ik ga niet rentenieren. Ik heb liever een mooi bedrijf dat goed loopt.”