Tilda Swinton over euthanasiedrama ‘The Room Next Door’: ‘Steun bieden bij het sterven is een privilege’

Al vanaf de allereerste keer dat de blik van de Britse actrice Tilda Swinton die van de Spaanse sterregisseur Pedro Almodóvar kruiste op een Hollywoodfeestje, was er een „flikkering van verbondenheid”. „Het moet vijftien jaar geleden zijn geweest. We bevonden ons aan de randen van het feest en waren als Europese toeschouwers in een bizarre South Park-cartoon, met Liza Minnelli in de ene hoek van de kamer en Elizabeth Taylor in een andere. En we stonden daar beiden met open mond”, vertelt Swinton via Zoom naar aanleiding van haar hoofdrol in Almodóvars The Room Next Door.

Die avond in Hollywood bleef het bij een blik van verstandhouding, vertelt Swinton. De actrice die met haar ongrijpbare, androgyne verschijning en indringende acteerwerk zowel wordt gevraagd voor superheldenblockbusters als Dr. Strange, als voor gelauwerde arthouse zoals We Need to Talk About Kevin, had pas enkele jaren later een echt gesprek met de regisseur. Toen vertelde ze hem dat als hij „ooit het hoekje van een frame te vullen had voor haar”, ze zelfs een doofstom personage zou spelen, of Spaans wilde leren. Swinton: „Hij lachte en ik ging er vanuit dat hij daarmee ‘nee’ bedoelde.”

Er bleek iets anders aan de hand: Almodóvar vond zijn Engels lange tijd niet goed genoeg om films te maken buiten zijn moedertaal. Toen hij eindelijk schoorvoetend stappen richting Engelstalige producties zette, werd Swinton meteen een nieuwe muze.

Zo vroeg hij haar voor zijn eerste korte Engelstalige film die uitkwam tijdens de pandemie, een verfilming van Jean Cocteaus eenakter La Voix Humaine uit 1932. Na een tweede korte film in het Engels, gay western Strange Way of Life (2023), is er nu zijn eerste volledig Engelstalige speelfilm. Swinton speelt Martha, een terminaal zieke vrouw die euthanasie wil, wat in de meeste Amerikaanse staten illegaal is. Ze koopt online een soort pil van Drion en vraagt vriendin Ingrid (Julianne Moore) om bij haar te blijven tijdens de laatste dagen voordat ze hem inneemt.

The Room Next Door won de Gouden Leeuw, de hoofdprijs op het afgelopen filmfestival van Venetië. De prijs voelde voor velen als een oeuvreprijs, een bekroning van de vele geliefde films die de Spanjaard eerder heeft gemaakt, zoals Todo sobre mi madre (1999).

Neef uit Madrid

Swinton leerde het werk van Almodóvar kennen in de jaren tachtig. Zelf debuteerde ze op dat moment als actrice in films van de Britse avant-garde kunstenaar en homo-activist Derek Jarman (1942-1994). De eerste film van Almodóvar die ze bekeek, moet de zwarte komedie Mujeres al borde de un ataque de nervios (1988) zijn geweest, vertelt ze. De Spaanse regisseur met zijn films met een sterke queer-gevoeligheid voelde voor haar meteen als een soort ‘neef’. „Hij werkte in een heel gelijkaardig soort milieu in Madrid als wij in Londen en maakte eveneens films over zijn vrienden en hoe zij leefden.”

Wat Swinton wel opviel was dat in Almodóvars films, in tegenstelling tot die van Jarman, vrouwen centraal stonden. „Derek creëerde ruimte voor mij, maar was vooral geïnteresseerd in het maken van films over mannen, specifiek mannen in homoseksuele relaties.” Het raakte Swinton dat Almodóvar, „een man die een gevoeligheid had die ik herkende, zo geïnteresseerd was in vrouwen en hen zo accuraat weergaf. Hij ziet hun humor en hoe ze verschillende zaken tegelijkertijd kunnen zijn.”

De Spaanse regisseur vertelt zelf vaak hoe hij als kind onder de tafel zat te luisteren naar de gesprekken van zijn moeder met haar vriendinnen of van zijn zussen, grootmoeder en dorpsgenotes. Swinton: „Hij was zich dus vanaf zeer jonge leeftijd bewust van de banden en betrokkenheid tussen vrouwen. Het is een privilege dat hij dat heeft meegekregen, niet veel mannen kennen dat. Sommige vrouwen trouwens ook niet.”

Niet alleen Almodóvars vrouwelijke personages maakten The Room Next Door interessant voor Swinton; ook het onderwerp was „bekend terrein”. Voor de actrice gaat de film over „overleven”, meer specifiek „het overleven van de wil”, stelt ze. „Martha is iemand die zichzelf kent. Ze wil leven en weet hoe ze wil leven. Maar ze is te ziek om dat te doen, dus gaat ze liever eerder, op een manier die zij bepaalt.”

Swinton bevond zich in haar leven verschillende malen in de ‘Ingrid-positie’. „Ik heb tweemaal het privilege gehad om iemand te ondersteunen die wist dat hij zijn eigen leven zou gaan beëindigen en ik ben ook gevraagd mensen te begeleiden die wisten dat ze zouden sterven. De eerste maal was Derek Jarman [die in 1994 stierf aan aids-gerelateerde aandoeningen]. Ik bevond me daar in de ‘Ingrid-positie’ omdat ik erg jong was en enorm veel angst voelde. Hij was mijn eerste ‘Martha’ en zijn houding ten opzichte van zijn eigen overlijden heb ik altijd meegedragen en draag ik nog altijd mee. Ook nu andere familieleden en geliefden het einde van hun leven zien naderen.”

Swinton vertelt dat Almodóvars script als een kans voelde om zich te verplaatsen in de schoenen van iemand met die houding. „En omdat ik me comfortabel voelde in die rol en enorm verbonden met wat ik deed, kon ik minimalistisch acteren. Want het laatste dat je wilt bij dit serieuze onderwerp is te veel dramatiek.”

Op hoge hakken

Er was in Venetië na de première wel enige kritiek op de wat formele en gekunstelde dialogen tussen Martha en Ingrid. Swinton: „Ik zeg altijd dat Almodóvar schrijft ‘op hoge hakken’; zijn dialogen zijn altijd licht verheven en poëtisch. Dat is zo in het Spaans – vraag maar na bij Spaanssprekende vrienden – en dat doet hij in het Engels ook. Hij is niet geïnteresseerd om die hakken uit te doen. Daarom was het voor hem ook een enorme sprong om in het Engels te gaan werken. Hij liep het risico dat te verliezen. Hij nodigde mensen, onder wie mijzelf, uit om hem te begeleiden bij bepaalde woordenschat of om zaken wat meer vloeiend te maken, maar het was nooit de bedoeling om er mumblecore of soaptaal van te maken.”

Almodóvar was jarenlang enorm terughoudend om een speelfilm in het Engels te maken, waarom durfde hij het wel aan met Swinton? „Dat moet je aan hém vragen. Maar wat we ontdekten toen we aan The Human Voice werkten, was dat we elkaar begrepen, ondanks dat we elkaars taal niet spraken. Aan het begin van The Human Voice was zijn Engels minder sterk dan nu en sprak hij Spaans tegen mij en op een of andere manier begreep ik dat.

„Ook omdat we dezelfde nerdige filmkennis hebben. Dan had hij bijvoorbeeld moeite te verduidelijken welke beweging ik moest maken en reageerde ik met ‘Oh, zoals in Dark Victory’ [een melodrama met Bette Davis uit 1939]. Waarop hij antwoordde: ‘Ja!’ Misschien gaf die communicatie via cinematische shortcuts hem vertrouwen.”