Column | Bluey

Het is heel moeilijk om genoeg geld te verdienen om je je drie kinderen en een huis te kunnen veroorloven zonder heel vaak ontzettend sacherijnig te zijn. Kapitalisme geeft je namelijk regelmatig het gevoel te stikken, en zo is het ook bedoeld. Aan de horizon ligt altijd de belofte te flonkeren dat als je nóg iets harder werkt, nog vroeger naar bed gaat in plaats van in de lampen te hangen en je je huis nog meer aan kant hebt, je eindelijk zonder zorgen zal zijn. Maar terwijl je daarnaar streeft – een oerkerstmis, een woonkamer die altijd naar warme appels ruikt, kinderen die rustig slapen – raak je uitgeput en soms zelfs wanhopig. Alles moet nog efficiënter, je begint te denken dat geluk misschien toch een dure jurk is, je hoofd loopt over en je snauwt tegen je kinderen die lawaaierig verstoppertje spelen terwijl je haastig de keuken schoonmaakt, want je hebt nog zoveel meer te doen. ’s Avonds lig je in bed te malen, waarom het nou toch niet vaker leuk is, dat volle gezin. Je hart bonst, in je gedachten brandt een woord in rode neonletters: ‘overprikkeling’. Misschien heb je ook wel ADHD. Misschien dwingt het systeem je wel om thuis te blijven, zodat je elke dag die appels kan bakken, stralend, waardoor iedereen gelukkiger is.

Of misschien moet je gewoon weg. De tarantella dansen op tafel, in die dure jurk, en daarna de deur achter je dicht trekken.

Maar dan is er dus Bluey, een Australische tekenfilmserie over een kerngezin van vier honden. De kinderen, twee meisjes van 5 en 6, heten Bluey en Bingo. De ouders heten Chili en Bandit Heeler.

Bluey is een meesterwerk. Over Bluey zijn dissertaties geschreven. Volwassenen die niet weten wat te verwachten, huilen met snot en uithalen bij Bluey, dat kan je op TikTokfilmpjes zien. Op het internet worden lijsten bijgehouden van de beste afleveringen. Misschien is het wel die ene waarin Bingo, in een nacht waarin iedereen van bed wisselt omdat zij niet alleen kan slapen, in haar droom (een soort space opera) uiteindelijk leert alleen in een bed te liggen. Misschien is het die met de ongewenst kinderloze zus van Chili, die na vier jaar eindelijk weer eens op bezoek komt bij de Heelers met cadeautjes waar de kinderen te groot voor zijn.

Bluey is een serie over het intieme, het huis, die motor van mensenlevens waar we nog steeds zo weinig over schrijven, behalve wanneer er iets ontwricht raakt. Het alledaagse van Bluey, wat we onterecht vaak als vrouwengeneuzel afdoen, ontroert mensen diep.

Maar het meest bijzondere aan Bluey is dat de ouders en de kinderen iedere aflevering samen spelen. Ook als er eigenlijk een was gedraaid moet worden of de ouders een kater hebben na een nieuwjaarsfeest (dan spelen ze aangespoelde walvissen waarop geklommen en gesprongen mag worden). Ze nemen de tijd, iedere keer weer, initiëren niet per se zelf iets, maar zeggen nooit ‘nee’ op een voorstel. Misschien onhaalbaar in een dagelijks leven, maar toch: spel is een redding voor iedere ratrace.

Ik was misschien het afgelopen jaar even vergeten hoe ik dat moest doen, maar door Bluey begreep ik iets wat ik niet uit pedagogische boeken of ander opvoedadvies kon halen.

Laatst zaten we in de auto en riep Kaas ‘BEVRIES’. Willem zette de auto op straat stil, de kinderen gilden van het lachen op de achterbank, een rij auto’s achter ons toeterde, tot Kaas ‘ONTDOOI’ riep.

Homo ludens, ontdooi een beetje, speel het leven en daarmee jezelf vrij.

schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.