N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Machinekamer Eredivisie Elke dag maakt Jan van Norel, inspanningsfysioloog bij Vitesse, mee wat spelers ervoor over hebben om op topniveau te presteren. Dat is zeker niet altijd makkelijk, vooral mentaal niet. Daarom volgt hij nu een sportpsychologie-opleiding. Een monoloog over de onbekende kanten van het voetballersbestaan.
‘Een negatief oordeel vellen over een speler is makkelijk. Als ik op de tribune zit, hoor ik fans zoveel onzin roepen. Dan denk ik: je hebt geen idee wat die speler er allemaal voor doet. Die jongens komen het veld op en worden soms door 45 duizend man uitgejouwd. Mensen spugen naar ze, schelden ze uit. Continu zijn ze een publiek figuur, altijd wordt verwacht dat ze presteren en zijn er oordelen, zonder dat mensen hen echt kennen. Het is niet voor te stellen hoe zwaar dat kan zijn. Maar ik zie het elke dag van dichtbij.
„Ik ben afgestudeerd als bewegingswetenschapper en heb bij SC Heerenveen gewerkt voordat ik bij Vitesse terechtkwam, nu acht jaar geleden. Eerst als inspanningsfysioloog, en inmiddels ben ik hoofd van de fysieke afdeling. Kortgeleden ben ik met een postmaster-opleiding sportpsychologie begonnen. Ik wil meer weten over het mentale welzijn van voetballers. Ik zie gewoon dat de mens en geest niet gescheiden zijn. In het voetbal zijn we vooral gefocust op de fysiek, maar ik denk dat de andere kant net zo belangrijk is: als een speler zich niet prettig voelt, kan hij de gevraagde arbeid niet leveren.
„Elke speler heeft een ander startpunt. Woont iemand alleen, wat is zijn achtergrond, speelt hij in de basis of niet, heeft hij een blessure gehad? Je moet dat als club allemaal weten om spelers zo goed mogelijk te kunnen begeleiden. Wij proberen dat via vragenlijsten te vragen aan spelers, maar ik doe het ook ongeorganiseerd. Ik heb wat relaxfauteuils in mijn kantoor. Spelers komen binnen, ploffen neer. Dan kijk ik naar ze, hun lichaamstaal, en ze vertellen me veel. Dankzij mijn rol ben ik een veilige haven, ik maak de opstelling niet. Ze delen vaak gevoelige informatie. Ik ga daar vertrouwelijk mee om als ze dat willen, maar soms kan ik juist ook beter tegen de trainer zeggen: de oma van die speler is overleden, hij heeft het zwaar, probeer hem maar wat te ontlasten. Eigenlijk wil ik er nog meer uit halen, dit soort gesprekken, want we onderschatten de invloed van de psyche en van de druk op voetballers nog steeds.
„Je kunt bijna niet uitleggen hoe het is voor spelers om elke dag op dit niveau te moeten presteren. Zeker als ze jong zijn. Wij hebben vorig seizoen grote Europese wedstrijden gespeeld, tegen Stade Rennes en Tottenham Hotspur. Bij één van die duels liep ik vooraf naar een jonge speler toe. ‘Geweldig dat je hier mag staan, hier heb je altijd van gedroomd. Geniet ervan’, zei ik. Die speler kreeg toen gewoon tranen in zijn ogen. Van pure spanning. In de warming-up kan ik het al zien, of ze zich kunnen ontspannen. Sommigen hebben hele wijde ogen, schudden veel met hun hoofd, zitten steeds heen en weer te bewegen op de reservebank. Die spelers kun je helpen door even met ze te praten, ze even uit die zenuwen te halen. Het kan al genoeg zijn om even iemands kwaliteiten op te sommen. Of te zeggen: ‘Het eerste duel straks, daar klap je vol in’.
Onder een vergrootglas
„Mensen denken: fantastische baan, profvoetballer. Dat is het vaak ook. Maar een publiek figuur zijn, steeds onder een vergrootglas liggen, ik denk dat veel mensen het niet zouden trekken. Ze moeten ook veel laten, bijvoorbeeld op sociaal vlak. Zes dagen duurt hun werkweek. Elke dag trainen, vaak al op zaterdagavond naar het hotel en zondag voor de wedstrijd een activatietraining. Fysiek leveren ze 20 à 30 uur arbeid in de week, maar daarbuiten heb je nog de wedstrijdanalyses, besprekingen en het herstel.
„Het kan een eenzaam wereldje zijn. Alles draait om voetbal. Je eten is uitgebalanceerd, je moet goed voor je lichaam zorgen. Alles is op de rand van wat het lichaam aankan. Elke dag trainen is leuk als je in de basis staat, maar minder als reserve. Er zijn in principe meer teleurgestelde dan tevreden spelers, want de meesten spelen niet. Die reserves moeten altijd in dienst werken van het A-elftal. En zware compensatietrainingen doen omdat ze geen wedstrijden spelen, of oefenwedstrijden om fit te blijven terwijl er dan echt niemand langs de kant staat.
„Je hebt jonge spelers uit het buitenland, die hier zonder relatie, vrienden of familie naartoe komen. Die vrijwel nooit naar een verjaardag kunnen of vrienden opzoeken. 46 weken in het jaar zitten ze hier dan. Ze hebben elkaar, je ziet groepjes ontstaan, sommigen playstationnen samen. We hebben spelers die op hun vrije dag naar de club komen omdat ze anders alleen in hun appartement zitten. Échte vriendschap komt in het voetbal niet veel voor. Het meeste is korte termijn, want spelers zijn vaak al snel weer naar een andere club.
„Spelers die succes hebben krijgen veel media-aandacht, worden herkend op straat, moeten veel sponsoractiviteiten doen. Anonimiteit bestaat dan niet meer. Mensen vinden altijd iets van je, en in de huidige samenleving zeggen ze dat vaak recht in je gezicht. Laatst was ik bij een wedstrijd van Arsenal in Londen. Daar maakte een speler een eigen goal, en werd hij toegezongen, gesteund door het publiek. Hier word je dan eerder uitgefloten. Schaam je kapot, hoor je mensen weleens zingen. Dan denk ik: hebben jullie énig idee wat dat met een speler doet?
„Meestal hebben ze een goed salaris, dat wel, maar dat compenseert echt niet alles. Bovendien verdient echt niet iedereen de hoofdprijs. Toch denkt de buitenwereld dat vaak wel. En wat ik ook zie: de huidige generatie is opgegroeid met het idee dat alles goed moet zijn. Ze zijn gewend dat alles wordt geliket, dat alles heel mooi is. Ze vinden het moeilijk als iets niet goed gaat. Ook omdat ze altijd gehypet zijn natuurlijk. Ze zijn altijd heel getalenteerd geweest, hebben sponsorcontracten, verdienen meer geld dan leeftijdsgenoten.
Buitenproportionele aandacht
„Bij sommige spelers leidt dat tot een buitenproportionele levensstijl. Ze weten niet altijd meer wat normaal is, en dat baart mij zorgen. Sommige jongens hebben geen idee wat het gemiddelde bruto inkomen is van een Nederlander. Zij kunnen zomaar over tienduizend euro praten alsof het weinig is. Dat komt voort uit de omgeving waarin ze zich bewegen. Er zijn altijd mensen om een speler heen met belangen. Familie soms, zaakwaarnemers, en die zijn niet altijd objectief hoor. Die zeggen tegen zo iemand: jij moet spelen, je moet voor jezelf opkomen. Oéf, wát een dynamiek voor zo’n jongen, denk ik dan weleens.
„We hebben spelers die twintig jaar zijn en vader worden. Hoe gaan ze daarmee om? De relatie met hun vrouw verandert, ze krijgen extra verantwoordelijkheid, aanmerkelijk minder slaap. Soms vragen ze aan mij wat ze eigenlijk allemaal nodig hebben als er een baby komt. Spelers zijn ook mensen, maar dat lijken fans niet altijd te beseffen. En niet alle spelers hebben succes. Er zijn veel jongens waarbij het uiteindelijk niet lukt. Die het niet redden. Het is aan ons om de jongens ondanks alles te blijven prikkelen. Te blijven zorgen dat ze plezier hebben in het voetbal. Dat is uiteindelijk de basis.”