Het komt niet vaak voor dat een staat een machtswisseling in een buurland aangrijpt om – naar eigen zeggen uit voorzorg – een groot deel van het defensie-apparaat van die buurstaat te vernietigen, nog voor het nieuwe bewind er goed en wel is geïnstalleerd. Toch is dat precies wat Israël de afgelopen dagen heeft gedaan in Syrië. Het zag zijn kans na de val van het Assad-bewind schoon om Syrië ongestoord van veel zware wapens en infrastructuur te ontdoen. Tot voor kort schrok het terug voor zo’n drastische stap, uit angst voor riskante confrontaties met Iran en Hezbollah, maar beide zijn zo verzwakt dat Israël nu niets meer te vrezen had.
Al op zaterdagavond, terwijl Bashar al-Assad nog zijn laatste uren als president van Syrië in Damascus sleet, begonnen Israëlische luchtaanvallen op doelen in Syrië. Volgens de Times of Israel waren die in eerste instantie gericht op de Syrische luchtafweer, zodat de Israëlische luchtmacht na de verwoesting daarvan tamelijk ongestoord zijn gang kon gaan.
In de vier daaropvolgende dagen en nachten voerde Israël in totaal ruim 350 aanvallen uit op militaire doelwitten in Syrië, uiteenlopend van vliegvelden, wapenopslagplaatsen, wapenproductiecentra, radarapparatuur, raketlanceerplaatsen, verschillende types raketten, tanks en hangars. Ook werden enkele plaatsen getroffen waarvan de Israëliërs aannamen dat die voor de productie van chemische wapens werden gebruikt of konden worden gebruikt.
Israël voerde in totaal ruim 350 aanvallen uit op militaire doelwitten in Syrië
De doelwitten waren over heel Syrië verspreid. Sommige bevonden zich in de hoofdstad Damascus en omgeving, waar af en toe ook zware explosies waren te horen, onder andere in Homs, Latakia, Tartus en Palmyra. Als klap op de vuurpijl reduceerden Israëlische marineschepen in de nacht van maandag op dinsdag nog eens een deel van de overigens bescheiden Syrische oorlogsvloot in haven van Latakia tot rokende wrakken.
Israëlische militaire woordvoerders schatten tevreden dat met de acties zo’n 70 tot 80 procent van het strategische militaire vermogen van het verdreven regime van president Assad was vernietigd. Het waren volgens Israëlische media de grootste Israëlische aanvallen op Syrië in decennia. Het was niet meteen duidelijk of er ook slachtoffers bij de bombardementen waren gevallen en zo ja, hoeveel.
Jihadisten
Premier Benjamin Netanyahu verdedigde dinsdag het Israëlische optreden in een videoboodschap. Dit was nodig, zei hij, zodat deze wapens „niet in de handen van de jihadisten vallen”. Of hij daarmee doelde op HTS, de opstandelingengroep die de val van Assad bewerkstelligde en die zelf jihadistische wortels heeft, liet hij in het midden. Vervolgens verkondigde Netanyahu: „We hebben niet de bedoeling ons met de interne aangelegenheden van Syrië te bemoeien.” Wel voegde hij aan die belofte meteen het voorbehoud toe dat Israël zal doen wat het noodzakelijk acht voor zijn eigen veiligheid.
Het was niet de eerste keer dat Israël militaire doelen in Syrië bombardeerde. Ook onder het regime van president Assad waren zulke aanvallen al jaren met grote regelmaat aan de orde. Meestal ging het toen om aanvallen op Iraanse wapentransporten en -installaties, niet zelden ook om wapens en goederen die voor Irans Libanese bondgenoot Hezbollah waren bestemd.
Lees ook
Krachtsverhoudingen in het Midden-Oosten verschuiven ten gunste van Turkije en Israël
Israël bleek dikwijls uitstekend geïnformeerd omtrent de Iraanse activiteiten in Syrië. Hoewel Israëls inlichtingendiensten een geduchte reputatie hebben, raakten Iraanse functionarissen er gaandeweg steeds meer van overtuigd dat Israël gebruik kon maken van Syrische lekken over Iraanse plannen in Syrië. „Mensen binnen zijn (Assads, red.) regime lekten informatie over de verblijfplaatsen van Iraanse comandanten”, tekende de Financial Times deze week op uit de mond van een anonieme functionaris. „Assad keerde ons zijn rug toe, toen we hem het hardst nodig hadden.”
Zo voerde Israël op 1 april van dit jaar een raketaanval uit op het Iraanse consulaat in Damascus, waar op dat moment hoge Iraanse militairen bijeen waren. Zeven van hen kwamen om het leven, onder wie enkele brigadegeneraals.
Hoogvlakte van Golan
Of het hierbij om politiek geïnspireerde lekken ging of om Syrische functionarissen die zich simpelweg door Israël hadden laten omkopen was niet direct duidelijk. Corruptie was ook in het Syrische veiligheidsapparaat onder Assad endemisch. Juist de laatste dagen zijn er nieuwe documenten opgedoken die ook wijzen op contacten tussen het Nationale Veiligheidskantoor van Assad en Israël over Iraanse militaire activiteiten in Syrië. De authenticiteit van deze documenten viel niet direct vast te stellen.
Ondanks Netanyahu’s belofte zich niet in Syrië’s interne zaken te mengen, heeft Israël de val van Assad inmiddels tevens benut om zijn troepen iets verder in Syrië te laten binnendringen. Al sinds de oorlog van 1967 houdt Israël, in strijd met het internationaal recht, de Hoogvlakte van Golan bezet. In 1981 annexeerde Israël dit gebied zelfs. De afgelopen dagen rukten Israëlische militairen, ook vergezeld van enkele tanks, op tot in een bufferzone in zuidwestelijk Syrië, die dateert van na de oorlog van 1973. Israëlische woordvoerders erkenden dat het Israëlische leger zelfs hier en daar iets buiten die bufferzone was doorgedrongen. Een zet die tot woede bij veel Arabische landen en Turkije leidde.
Hoewel Geir Pedersen, de VN-gezant voor Syrië, buitenlandse mogendheden dinsdag opriep het kwetsbare transitieproces naar een nieuwe Syrische regering niet in gevaar te brengen, een waarschuwing die vooral aan het adres van Israël gericht leek, oogstte Israël uit de Verenigde Staten en Europa nauwelijks kritiek wegens zijn optreden in Syrië.
De nieuwe machthebbers in Damascus concentreerden zich ook liever op andere dingen. Bijvoorbeeld op het in handen krijgen van controle over de olievelden bij de stad Deir al-Zour, in het noordoosten van Syrië. Dit lukte.
Lees ook
‘Sinds 2011 hebben we op dit moment gewacht, onze blijdschap is onbeschrijflijk’
Het gaat er stevig aan toe tijdens de zitting bij de Raad van State eind oktober. De Afdeling bestuursrechtspraak behandelt het hoger beroep van promovendus P. over het intrekken van zijn doctorstitel door de Wageningen Universiteit. De Griekse onderzoeker heeft volgens de universiteit in zijn proefschrift uit 2017 historische gegevens verdraaid en gefabriceerd om opzienbarende onderzoeksresultaten te kunnen publiceren. „Hij heeft een waarheid verzonnen”, verklaarde toenmalig rector magnificus Arthur Mol een jaar geleden in NRC. Daar past volgens hem maar één maatregel bij: het intrekken van de doctorsgraad.
P. ontkent dat hij gefraudeerd heeft en kaatst de bal terug naar zijn promotor, die volgens hem heeft gefaald als begeleider. „De heer Frankema had geen idee van de inhoud van het promotieonderzoek van mijn cliënt”, betoogde P.’s advocaat Bas de Moor tijdens de zitting. „Hij begreep het gewoon niet. Hij wist niet hoe hij het onderzoek moest begeleiden, en feitelijk kon het hem ook niet schelen.”
Het is in meerdere opzichten een uitzonderlijke zaak. Als pas na het verlenen van een doctorsgraad aan het licht komt dat de promovendus heeft gefraudeerd, is de kwaliteitscontrole door promotoren en promotiecommissie pijnlijk tekortgeschoten. Dat kwam in Nederland de afgelopen tien jaar maar drie keer eerder voor. In 2015 haalde de Erasmus Universiteit het proefschrift Het Triple A model voor leiderschap van Ans van Ass uit de bibliotheek nadat in meerdere hoofdstukken plagiaat was aangetroffen. Tilburg University nam in 2019 het proefschrift van Mohammad Soroush over salafisme onder jongeren uit de roulatie nadat vast kwam te staan dat de promovendus een aantal moskeeën niet had bezocht waar jongeren volgens hem het salafisme met de paplepel krijgen ingegoten.
En in 2023 trok de Universiteit Utrecht de titel van de Egyptische gynaecoloog Ahmed Badewy in nadat fraudejagers op verzonnen patiëntgegevens in zijn proefschrift uit 2008 waren gestuit, terwijl niet duidelijk is of een universiteit die bevoegdheid heeft. Badewy vocht het intrekkingsbesluit niet aan, de Griekse onderzoeker stapte wel naar de rechter nadat de Wageningen Universiteit in 2019 zijn titel introk en zijn bezwaar daartegen ongegrond verklaarde.
De rechtbank Gelderland oordeelde in april vorig jaar dat de universiteit bevoegd was de verleende doctorsgraad in te trekken omdat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de voormalige promovendus in vier hoofdstukken van zijn proefschrift kwantitatieve en kwalitatieve data heeft gemanipuleerd. De Griekse onderzoeker vindt juist dat er onvoldoende bewijs is voor opzettelijke datamanipulatie en ging in beroep bij de Raad van State.
Na zeven jaar procederen velt de hoogste bestuursrechter binnenkort het finale oordeel over de principiële vraag of een universiteit een doctorstitel mag intrekken als na de promotie fraude in het proefschrift is ontdekt. En zo ja, hoe zwaar achteraf gevonden onzorgvuldigheden in het onderzoek een promovendus aangerekend mogen worden. Een uitspraak die gevolgen kan hebben voor alle 39.000 promovendi in Nederland die moeten vrezen dat fouten in hun proefschrift die hun begeleiders over het hoofd hebben gezien consequenties kunnen hebben.
Voorgeschiedenis
Het begon allemaal zo veelbelovend. Toen historicus Ewout Frankema in juli 2012 hoogleraar economische geschiedenis in Wageningen werd, bracht hij een Vidi-beurs van 800.000 euro mee van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Een paar maanden later kreeg hij ook een Europese Starting Grant van 1,5 miljoen euro. Daarmee kon hij zijn eigen empirische onderzoekslijn naar de historische wortels van de armoede in Afrika opzetten.
Hij trok twee promovendi aan, die in februari 2013 van start gingen. Historicus Michiel de Haas richtte zich op het effect van het telen van exportgewassen op de welvaart in Oeganda, econometrist P. concentreerde zich op de invloed van extreme weersomstandigheden op de economische ontwikkeling en sociale onrust in koloniaal Afrika. De promovendi startten met het verzamelen van data in nog nauwelijks ontsloten Britse koloniale archieven uit het interbellum (1920-1939). Uit jaarverslagen die koloniale bestuurders naar Londen stuurden en koloniale statistieken (Blue Books) stelden zij een dataset samen met 80.000 sociaal-economische gegevens uit 200 districten in tien voormalige Britse koloniën ten zuiden van de Sahara.
De twee promovendi brachten samen „ontelbare uren door in Londense appartementen en bibliotheken, op conferenties en seminars en aan de telefoon om aan gezamenlijke publicaties te werken”, meldt De Haas in het dankwoord van zijn proefschrift. „De paden die we kozen waren soms een beetje hobbelig, maar maakten onze gezamenlijke prestaties des te bevredigender.”
De vrees was dat de kwestie alle andere betrokken onderzoekers kon meesleuren
Zij publiceerden met hun promotor Frankema en met elkaar. De Griekse promovendus was de rekenmeester van het team. Hij introduceerde econometrische analysemethoden die nieuw waren voor zijn Wageningse collega’s. In 2016 wonnen de twee promovendi samen een prijs voor de beste PhD-publicatie op het terrein van de sociale geschiedenis. De jury was onder de indruk van de originaliteit en relevantie van hun onderzoek naar het verband tussen extreme weersomstandigheden, het telen van exportgewassen en maatschappelijke onrust in de Britse koloniën. Het prijswinnende artikel kwam in het proefschrift van P. terecht, een ander gezamenlijk artikel werd een hoofdstuk in het proefschrift van De Haas. Ze rondden hun onderzoek netjes in vier jaar af en promoveerden kort na elkaar, in juni en september 2017. De Haas promoveerde cum laude.
De Griek was toen al bijna een jaar postdoctoraal onderzoeker bij een Zweedse universiteit, een positie die hij kreeg op voorspraak van Frankema, die er van 2012 tot 2015 gastdocent was. De Haas kon in Wageningen verder met zijn onderzoek.
Intussen rijst Frankema’s ster. Hij ontvangt wetenschappelijke prijzen, wordt redacteur van wetenschappelijke tijdschriften, bestuurslid van het African Economic History Network en wordt in 2014 gekozen als lid van De Jonge Akademie, het platform van vijftig jonge en bevlogen onderzoekers van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen dat zich inzet voor de toekomst van de wetenschap.
Beschuldigingen
Negen maanden na de twee promoties slaat de stemming plotseling om. Op 24 februari 2018 bezoekt Michiel de Haas een congres in de VS. Daar presenteerde Belinda Archibong, een Amerikaans-Nigeriaanse ontwikkelingseconoom die net als Frankema bestuurslid is van het African Economic History Network, haar lopend onderzoek naar dwangarbeid in Nigeriaanse gevangenissen tussen 1920 en 1995. Ze uit kritiek op het prijswinnende werk van de Wageningers. Zij werkte met dezelfde koloniale statistieken maar kon het verband niet reproduceren dat de twee hadden gevonden tussen hevige regenval en het aantal gevangenen in Nigeria.
Na afloop van de workshop vergelijken De Haas en Archibong hun data en constateren zij dat de gegevens die P. voor zijn analyses gebruikte zoveel afwijken van de data in de originele bronnen dat er geen sprake kon zijn van een enkele slordigheid of vergissing: P. moest gefraudeerd hebben.
Daarna gaat het razendsnel. Twee dagen later brengt De Haas Frankema op de hoogte van zijn verdenkingen. Weer twee dagen later heeft hij het stuk af waarmee hij zijn beschuldigingen onderbouwt. Het heet ‘Evidence and indications of structural data mismanagement, manipulation and forgery by Dr P.’. De toon is gezet, Wageningen heeft te maken met een fraudezaak van Diederik Stapel-achtige proporties die alle onderzoekers kan meesleuren die met de Griekse onderzoeker hebben gepubliceerd. Ook zijn tweede promotor Erwin Bulte, hoogleraar ontwikkelingseconomie in Wageningen.
Frankema confronteert zijn voormalige promovendus nog dezelfde dag met de verdenkingen. Tijdens de zitting bij de Raad van State stelt de Griekse onderzoeker dat Frankema zich agressief opstelde en meteen dreigde zijn Zweedse werkgever in te lichten. De hoogleraar hield hem voor dat het absoluut in zijn voordeel zou zijn om een bekentenis af te leggen. Weer twee dagen later wordt P. officieel beschuldigd van opzettelijke datamanipulatie. De klacht kwam niet van Belinda Archibong, die de onregelmatigheden in de dataset ontdekte, maar van zijn promotoren Frankema en Bulte en van zijn voormalige collega De Haas.
Klachtenbehandeling
Beschuldigingen van wetenschapsfraude worden in eigen kring afgehandeld. Een universitaire klachtenprocedure begint bij het college van bestuur en eindigt met een besluit van het college van bestuur. Elke universiteit heeft een commissie wetenschappelijke integriteit (CWI) die is samengesteld uit wetenschappers van de instelling zelf. De commissie toetst of de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit die sinds 2004 bestaat, is overtreden. Een lastige klus, omdat de gedragscode beschrijft hoe een integer onderzoeker zich zou moeten gedragen (‘eerlijk’, ‘zorgvuldig’, ‘transparant’) en niet wanneer je in overtreding bent. Een rode lijn die het onderscheid aangeeft tussen fout en fraude ontbreekt.
Op basis van het CWI-advies neemt het college van bestuur een voorlopig besluit dat voor een second opinion kan worden voorgelegd aan het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI), dat geen bindende uitspraken doet maar advies uitbrengt aan het universiteitsbestuur. Dat neemt een definitief besluit over de klacht en legt eventueel sancties op, zoals een berisping, overplaatsing of ontslag. Ook tot de mogelijkheden behoort het ontnemen van het promotierecht van een hoogleraar die nalatig is geweest of de verplichting tot het intrekken van onbetrouwbare publicaties. Het intrekken van de doctorstitel staat niet in dit rijtje omdat daarover niets is geregeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
De lokale integriteitscommissies behandelen gezamenlijk tussen de 15 en 20 klachten per jaar (1 à 2 per universiteit) en doen dus niet veel ervaring op met het onderzoeken van fraudebeschuldigingen. Ze kunnen deskundigen inschakelen die meer kennis hebben van het wetenschapsgebied in kwestie, maar dat hoeft niet. De landelijke integriteitscommissie brengt 20 tot 25 adviezen per jaar uit. Bij de gegrond verklaarde klachten gaat het bijna altijd om ‘lichte tekortkomingen’ of (iets ernstiger) ‘verwijtbaar onzorgvuldig gedrag’. Van schending van de wetenschappelijke integriteit ofwel fraude is pas sprake als een onderzoeker opzettelijk gegevens heeft verzonnen (fabriceren) of zonder duidelijke onderbouwing heeft gewijzigd of geschrapt (vervalsen) of teksten van anderen zonder bronvermelding heeft overgenomen (plagiaat). Daarop worden onderzoekers in Nederland heel zelden betrapt.
De bekentenis
De Wageningse integriteitscommissie behandelde de klacht van Frankema, Bulte en De Haas in sneltreinvaart. Vier dagen na het indienen wordt de klacht ontvankelijk verklaard. Een week later wordt de Griekse onderzoeker op de hoogte gebracht van de inhoud. Hij wordt beschuldigd van opzettelijke datamanipulatie in de vier publicaties waaruit zijn proefschrift bestaat, waaronder het prijswinnende artikel waarvan De Haas coauteur is en een working paper waaraan Frankema heeft meegewerkt. Daarnaast heeft hij volgens de klagers in drie andere artikelen data gemanipuleerd, waaronder in de gezamenlijke publicatie die in het proefschrift van De Haas is opgenomen.
P. krijgt twee weken de tijd om zijn verweer op papier te zetten en doet dat zonder rechtsbijstand. Terwijl hij daarmee bezig is, wordt de klacht uitgebreid. Frankema vond drie ‘nepcitaten’ in het vierde hoofdstuk van het proefschrift en tweede promotor Bulte voegt een publicatie van zijn onderzoeksgroep toe waaraan P. heeft meegewerkt.
In zijn schriftelijke verweer houdt de Griekse promovendus veel slagen om de arm, blijkt uit de passages die in het eindverslag van de Wageningse integriteitscommissie worden geciteerd. Hij stelde de dataset samen uit niet-gedigitaliseerde bronnen van soms 100 jaar oud die elkaar regelmatig tegenspreken en moest daardoor lastige keuzes maken bij het invoeren van de data. „Mogelijk” heeft hij daarbij informatie die zijn hypotheses niet ondersteunde te makkelijk genegeerd en „misschien” was hij bij het voorspellen van ontbrekende gegevens iets te overmoedig.
Hij realiseert zich achteraf dat hij door zijn bovenmatig vertrouwen in zijn werkhypotheses systematische fouten heeft gemaakt die ‘mogelijk’ hebben geleid tot ‘twijfelachtige onderzoekspraktijken’. Als verzachtende omstandigheden voert hij onervarenheid en wetenschappelijke onvolwassenheid aan. Tijdens zijn verhoor één week later geeft hij toe dat „mogelijk 5 tot 10 procent van de data is gemanipuleerd”. Maar hij ontkent dat er opzet in het spel was en dat hij citaten heeft verzonnen. Deze ‘bekentenis’ zal hem tot aan de Raad van State blijven achtervolgen.
Vanwege de verstoorde relaties hoort de integriteitscommissie de klagers en beklaagden apart. De commissie vindt het ook niet nodig om econometrische deskundigen te raadplegen en kan op 4 mei 2018 het dossier sluiten, twee maanden na het indienen van de klacht. Op basis van het bewijsmateriaal dat De Haas en Frankema hebben aangeleverd en de verklaringen van klagers en beklaagde, concludeert de commissie dat P. op grote schaal zowel kwantitatieve als kwalitatieve data heeft gefabriceerd en vervalst. Maar alleen in zijn proefschrift. In de vier andere publicaties waarin hij volgens de klagers ook zou hebben gefraudeerd, zijn geen aanwijzingen voor datamanipulatie aangetroffen. Ook niet in het hoofdstuk van het proefschrift van De Haas waarvoor P. de analyses heeft uitgevoerd. Vier van de acht klachten zijn dus ongegrond.
Nog voor P. zijn zaak heeft voorgelegd aan de landelijke integriteitscommissie, brengt Frankema de werkgever van P. op de hoogte, waarna de Griek op non-actief wordt gezet. Toen de landelijke commissie begin 2019 het oordeel van de lokale commissie overnam en het bericht uit Wageningen kwam dat de doctorstitel ingetrokken zou worden, is hij door de Zweedse universiteit ontslagen.
Rookgordijnen
Tijdens de procedure bij de landelijke integriteitscommissie, die in zijn geheel schriftelijk wordt afgehandeld, trekt P. zijn bekentenis in. Die verklaring zou onder druk van Frankema tot stand zijn gekomen, wat de commissie niet erg aannemelijk vindt. Uit niets blijkt dat P. „in een zodanige hevige gemoedstoestand verkeerde toen hij deze verklaring op schrift stelde, dat aan die verklaring geen betekenis kan worden gehecht”.
Bij de landelijke commissie en tijdens de bezwaar- en beroepsprocedures tegen het intrekken van zijn titel die erop volgen, probeert de Griekse onderzoeker steeds aan te tonen dat er geen sprake was van opzettelijke datamanipulatie. Uit zijn analyses zou blijken dat datapunten die volgens De Haas en Frankema zijn verzonnen en vervalst, geen invloed hebben op de conclusies in zijn proefschrift.
De reactie van de universiteit was tot en met de zitting bij de Raad van State: P. weerlegt de omstreden datapunten niet, hij trekt alleen maar rookgordijnen op. „Zijn verweer is een allegaartje van algemeenheden en nergens to the point”, stelde Nicole Niessen, advocaat van de universiteit, bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting bij de Raad van State. „Wij zijn nog steeds op zoek naar een concrete weerlegging van de aangedragen feiten. Je gaat dat nergens vinden in dit dossier.”
De Wageningen Universiteit had in 2019 een punt kunnen zetten achter de klachtenprocedure door het oordeel van de landelijke integriteitscommissie over te nemen en een sanctie op te leggen. Omdat P. niet meer in dienst was van de universiteit waren de mogelijke maatregelen beperkt, maar het universiteitsbestuur had P. kunnen verplichten de onbetrouwbaar geachte publicaties in te trekken. Het koos er echter voor om het college van promoties te vragen de doctorsgraad in te trekken. Zo kwam een wetenschappelijke integriteitskwestie in de rechtszaal terecht en zijn de omstreden publicaties van P. nog steeds niet ingetrokken.
De universiteit had geen andere keus, betoogde Nicole Niessen tijdens de hoorzitting. Voor de universiteit staat vast dat P. data heeft gemanipuleerd en citaten heeft vervalst en dat die manipulaties dienend waren aan zijn conclusies. „Het proefschrift is geen proeve van bekwaamheid. Dan kan je als universiteit alleen de doctorsgraad intrekken.”
De universiteit gebruikt daarvoor een juridische route die andere universiteiten ook kunnen volgen als de Raad van State ermee instemt. Het intrekken van een doctorsgraad is in die redenering te vergelijken met het intrekken van een bouwvergunning of een toegekende subsidie als blijkt dat de aanvrager bewust foutieve informatie heeft verstrekt. Als een universiteit die route kiest moet het college van promoties dat de doctorsgraad verleende wel aantonen dat promotoren en promotiecommissie niet op de hoogte waren of konden zijn van de fraude en zelf ook geen fouten of nalatigheden hebben begaan bij toekennen van de titel.
De promotor
Het intrekken van een doctorstitel is ook niet zo vanzelfsprekend als de Wageningen Universiteit doet voorkomen. In andere gevallen waarbij achteraf ontdekt werd dat een promovendus de wetenschappelijke integriteit had geschonden, werden mildere maatregelen genomen.
Ans van Ass, de promovenda van de Erasmus Universiteit die op grootscheeps plagiaat werd betrapt, kreeg de kans om haar proefschrift te herschrijven. Nadat ze die kans had verprutst werd haar proefschrift uit de bibliotheek gehaald, maar haar titel werd niet ingetrokken omdat haar promotor ook flinke steken had laten vallen. De Rotterdamse universiteit sprak haar diepe treurnis uit over de kwaliteit van de begeleiding en ontnam de promotor het promotierecht.
De Tilburgse salafisme-onderzoeker Mohammad Soroush werd onzorgvuldig handelen verweten omdat hij de conclusies in zijn proefschrift onvoldoende empirisch had onderbouwd, maar mocht zijn titel houden omdat zijn promotor hem voor die onzorgvuldigheden had moeten behoeden. Zijn promotor raakte om die reden zijn promotierecht kwijt, de copromotor werd berispt.
Fraude in een proefschrift moet promotoren zwaarder worden aangerekend dan de promovendus die zij begeleiden, vinden de deskundigen die NRC sprak. Een promovendus is een beginnende onderzoeker die goed gecoacht moet worden. Een promotor hoeft natuurlijk niet zelf de herkomst van alle 80.000 datapunten in een dataset te verifiëren, maar moet wel intensief betrokken zijn bij het onderzoek om te kunnen vaststellen of een promovendus betrouwbaar werkt.
En daar schortte het aan bij Frankema, stelde advocaat De Moor tijdens de hoorzitting. Het verdedigingsteam van P. heeft op de valreep twee Griekse wetenschappers gevraagd te kijken naar de dataverzameling en de omgang met citaten in het proefschrift. Hun bevindingen zijn twee weken voor de zitting ingediend. Te laat, vindt de advocaat van de universiteit en daarom moet de Raad van State hun rapporten buiten beschouwing laten.
P. is dit jaar opnieuw gepromoveerd, op onderzoek naar het verband tussen complottheorieën, populisme en democratie
De Griekse experts concluderen volgens De Moor dat alle citaten zijn te herleiden naar originele bronnen, ook de ‘nepcitaten’ van Frankema zijn teruggevonden. Slechts 70 tot 90 betwiste datapunten zouden niet terug te vinden zijn, verwaarloosbaar op 80.000 gegevens. Wat overblijft van de fraudeverdenkingen zijn verwijten over de summiere verantwoording van de databehandeling en gebrekkige bronverwijzing bij de citaten. Mankementen die Frankema ruim voor de promotie had kunnen opmerken als hij zich in het proefschrift van P. had verdiept. Maar hij kende het onderzoek niet en raakte in paniek toen er vragen werden gesteld over de herkomst van de data, beweert de advocaat.
De onzorgvuldigheden in zijn proefschrift zijn te wijten aan de niet-adequate begeleiding, betoogde de Griekse onderzoeker in zijn slotwoord. „Niemand heeft me bij mijn start in Wageningen verteld dat ik voor elk datapunt een verklaring moet hebben. Als dat wel tegen me was gezegd, had ik hier nu niet gezeten.”
„Het is heel onterecht om de promotor te verwijten dat hij niet zelf heeft ontdekt dat de data zijn gemanipuleerd”, reageerde Niessen. „Je kunt als begeleider niet alle handelingen van een promovendus achterhalen. Het gaat om vertrouwen en dat vertrouwen is geschonden.”
Zeven jaar later
P. is op 26 februari opnieuw gepromoveerd bij de Aristoteles-universiteit van Thessaloniki, Griekenland, op onderzoek naar het verband tussen complottheorieën, populisme en democratie. Hij werkt momenteel als postdoctoraal onderzoeker bij een politicologisch onderzoeksinstituut in België.
Michiel de Haas is universitair docent plattelands- en milieugeschiedenis in Wageningen. Hij ontving in 2022 een Veni-beurs van NWO van 280.000 euro voor zijn onderzoek naar de invloed van de Grote Depressie in de jaren 30 op de economische ontwikkeling in Centraal- en Oost-Afrika.
Ewout Frankema is hoogleraar plattelands- en milieugeschiedenis in Wageningen en sinds 2022 voorzitter van de leerstoelgroep economische geschiedenis. Hij ontving in 2021 een Vici-beurs van NWO van 1,5 miljoen euro voor zijn vergelijkend onderzoek naar postkoloniale ontwikkeling van Zuidoost-Azië en Sub-Sahara Afrika.
Erwin Bulte is sinds 2006 hoogleraar ontwikkelingseconomie aan de Wageningen Universiteit. Op basis van zijn invloedrijke publicaties werd hij in 2014 door vakgenoten uitgeroepen tot de beste econoom van Nederland. In 2017 werd hij lid van de KNAW.
De politie in Den Haag heeft woensdagavond een vierde man aangehouden voor de mogelijke betrokkenheid bij de explosies in de Haagse wijk Mariahoeve. Dat meldt de politie donderdagochtend in een persbericht.
Maandag pakte de politie al drie andere mannen op en werden meerdere auto’s in beslag genomen. Het is niet bekend waar de vierde verdachte is aangehouden en ook niet wat zijn mogelijke rol bij de explosies is geweest. Alle vier de verdachten zitten in zogeheten volledige beperkingen. Dat houdt in dat zij alleen contact mogen hebben met hun advocaat.
Eerder deze week maakte de politie bekend dat de explosies waarschijnlijk gericht waren op de bruidsmodezaak op de begane grond van een van de panden aan de Tarwekamp.
Het onderzoek naar de explosies die zes mensen het leven kostte, gaat verder en de politie sluit meer aanhoudingen niet uit.
Lees ook
Politie: bruidsmodezaak was mogelijk doelwit van dodelijke explosie Tarwekamp
Arjan Dwarshuis is dol op de grutto. Echt verbazend is dat niet, want Dwarshuis is dol op álle vogels. Zo veel was duidelijk in de BinnensteBuiten-special ‘Nederland, Waterland, Vogelland: de winter’ (KRO-NCRV), waarin Dwarshuis in natuurgebieden van een afstandje wat van zijn favorieten aanwees. Een groepje kleine zwanen in een meer: „Een van de mooiste vogels die we hebben in Nederland.” Een baardmannetje op een rietstengel: „Echt een bizar mooi vogeltje.” Twee zeearenden in een hoog nest: „De koning van alle vogels hier.” In de uitgebreide omschrijvingen die hij van de dieren gaf kwamen de woorden „bizar”, „prachtig” en „waanzinnig” veelvuldig terug.
Makkelijk hebben de vogels het niet: de natuur staat onder grote druk in Nederland, dat wist natuurgids en vogelexpert Dwarshuis maar al te goed. Toch focuste de Freek Vonk van het vogelrijk zich graag op de succesverhalen. Zoals dat van de Biesbosch: een voorheen bedijkte landbouwpolder was daar de afgelopen jaren veranderd in een rietmoeras. Tot grote vreugde van vogels als de roerdomp en de snor, die nu in het gebied konden gedijen. „Dat laat zien dat de natuur heel veerkrachtig is”, vond Dwarshuis. „Ik vind het een superhoopvol verhaal.”
Met de grutto lag het wat gecompliceerder. Op het Landje van Geijsel („een plas-dras-gebiedje onder de rook van Amsterdam”) had zich voor Dwarshuis’ ogen een groep van de beschermde strandlopers verzameld; net terug uit hun overwinteringsgebieden in West-Afrika. „Voor mij voelt het alsof een goede vriend die een jaar weg is geweest na een lange, gevaarlijke reis weer heelhuids is thuisgekomen”, zei Dwarshuis. „Ik word er ook altijd een beetje melancholisch van, want het worden er natuurlijk ieder jaar minder.”
Dat het niet goed gaat met onze nationale vogel is al langer bekend. Goedemorgen Nederland (WNL) besteedde twee weken terug nog voor de derde keer dit jaar aandacht aan het dier. Voor presentator Welmoed Sijtsma leek dat net één keer te veel te zijn. „Ik wil echt niet lullig doen”, zei ze. „I love de grutto. Maar ik denk ook: waarom moet er nou zó veel geld en alles uitgetrokken worden voor één vogel? Of ben ik nu heel erg een… een… een barbáár?”
Groen
Uitstervende vogelsoorten zijn ook gewoon geen gezellig thema voor een vrolijk-rechtse ochtendshow. Ook niet gezellig: de „jacht” vanuit „voornamelijk de linkse kant” op Tweede Kamerlid Bente Becker. Collega Claire Martens legde in de Goedemorgen Nederland-uitzending van woensdagochtend uit dat de „heisa” over Beckers motie onterecht was, want Becker wilde gewoon „kijken naar de cijfers”. Het was dus helemaal niet gek dat ze een motie had ingediend om gegevens bij te houden over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond.
Daarna mocht Frits Barend uitleggen dat hij tijdens de openingsavond van IDFA misschien inderdaad „een klein duwtje” had gegeven aan een pro-Palestina-activist, maar dat het hele incident „totaal overtrokken” was. „En al zóú ik hem een duwtje hebben gegeven…” Medegast René Mioch begon wat ongemakkelijk heen en weer te schuiven, maar de presentatoren wilden graag door naar iets leukers. Films. Mioch liet zijn licht schijnen over kaskraker Wicked, een film „over twee heksen”. „De ene heks ontdekt dat ze groen is”, analyseerde Mioch. „Dat was haar nog nooit opgevallen.”
Op basis van die analyse durf ik te betwijfelen of Mioch de film daadwerkelijk heeft gezien. Gelukkig wist Dwarshuis wel precies waar hij het over had, en wist hij zelfs inzake de grutto nog iets positiefs te melden: „Het aantal grutto’s neemt dan wel ieder jaar af, maar het aantal vogelaars neemt ieder jaar toe.” Wie weet heeft hij woensdagavond met zijn bevlogen verhaal dat aantal nog wat verder doen stijgen.