Met de vlucht van de Syrische president Bashar al-Assad heeft de Arabische Lente veertien jaar na dato alsnog grote gevolgen gehad. Die golf van opstanden, protesten en revoluties in de Arabische wereld begon op 18 december 2010 in Tunesië. Hoe zat het ook alweer precies?
1Hoe begon de Arabische Lente?
Op 17 december 2010 stak de straatverkoper Mohammed Bouazizi zichzelf in brand in Sidi Bouzid, een provinciestad in het midden van Tunesië. Dit deed hij uit protest tegen de inbeslagname van zijn handelswaren en vernedering door de politie. Hij overleed enkele weken later aan zijn verwondingen. Al snel na zijn zelfverbranding gingen duizenden Tunesiërs de straat op.
Binnen een maand, op 14 januari 2011, ontbond de autocratische Tunesische president Zine El Abidine Ben Ali de regering en kondigde hij de noodtoestand af. Zelf vluchtte hij naar Saoedi-Arabië. De protesten sloegen al gauw over naar andere Arabische landen, in het bijzonder Libië, Egypte, Jemen, Syrië en Bahrein.
2Wat waren de oorzaken?
De Tunesiërs protesteerden vooral tegen de grootschalige werkloosheid, de hoge voedselprijzen, de corruptie en het gebrek aan politieke vrijheid. Dit waren zaken die ook in andere Arabische landen meespeelden. Soms speelde de lokale context een rol, bijvoorbeeld oneerlijk verlopen verkiezingen.
Bij de hoge werkloosheid was de demografie een factor: veel Arabische landen hadden te maken met een disproportioneel aantal jongvolwassenen, voor wie lang niet altijd werk was. Ook extreme armoede, de wereldwijde recessie en mensenrechtenschendingen veroorzaakten volgens diverse commentatoren algehele onvrede.
In het bijzonder waren de demonstranten boos over de grote ongelijkheid. Sommige leiders die al decennia aan de macht waren, leidden een uiterst comfortabel leven terwijl de bevolking verpieterde. Dat gold ook voor Assad, die veruit de rijkste man van Syrië was. Deze week werden er in de garage onder zijn presidentiële paleis BMW’s, Ferrari’s, Audi’s, Range Rovers, een Rolls-Royce en een Aston Martin aangetroffen.
3Wat eisten de demonstranten?
In eerste instantie eisten veel demonstranten het aftreden van heersende autocratische regimes. Niet voor niets luidde een belangrijke slogan van de Arabische Lente Ash-shab yurid isqat an-nizam, ‘De mensen willen het regime ten val brengen’. De opstandelingen eisten een democratischer systeem en een betere economische toekomst.
4Wat waren de directe gevolgen?
Behalve in Tunesië sneuvelden er ook in Egypte, Libië en Jemen autocratische regimes. Een maand na het vertrek van Ben Ali trad de Egyptische president Hosni Mubarak af, een half jaar later gevolgd door de omverwerping van de Libische leider Moammar Gaddafi. Later in datzelfde jaar 2011 werd ook de Jemenitische president Ali Abdullah Salah gedwongen te vertrekken.
In Egypte en Jemen trad er later nog een leider af als gevolg van de Arabische Lente. Mubaraks opvolger Mohammed Morsi viel in 2013 ten prooi aan een staatsgreep, en in Jemen werd president Abd Rabbuh Mansur Al-Hadi in 2015 tot aftreden gedwongen door de rebellengroepering de Houthi’s.
Ook in tal van andere Arabische landen werd er geprotesteerd, maar daar traden geen machthebbers af. Wel deden veel regimes concessies aan de demonstranten, bijvoorbeeld door een kabinet te ontslaan, democratische hervormingen door te voeren, politieke gevangenen vrij te laten of het minimumloon te verhogen.
5Hoe ging het in Syrië verder?
De val van Bashar al-Assad in Syrië kan gezien worden als een verlaat gevolg van het proces dat al in 2011 in gang gezet werd. Protesten tegen het autocratische bewind van Assad ontaardden vanaf dat jaar in een burgeroorlog, waarin tal van partijen zich mengden: de democratische oppositie tegen Assad, de door de alawitische president achtergestelde soennieten, jihadisten en Koerden. Naar schatting kwamen er sinds 2011 zo’n zeshonderdduizend mensen om in deze strijd.
Assad sloeg de opstand hard neer. In 2014 zagen de militanten van Islamitische Staat kans om in een groot deel van Syrië en buurland Irak een kalifaat te stichten. In de jaren daarna werd IS weer teruggedrongen, met hulp van een internationale coalitie.
6Wat was het effect van de oorlog in Syrië op Europa?
Vanaf 2013 verlieten in totaal zo’n 6,7 miljoen Syriërs hun land. Velen van hen trokken naar buurlanden Libanon en Turkije; de Europese Unie gaf tussen 2015 en 2023 aan 1,3 miljoen Syrische vluchtelingen een verblijfsvergunning.
Vooral in 2015 maakte de komst van Syriërs naar West-Europa, veelal lopend via de Balkan, veel los. Toenmalig bondskanselier Angela Merkel verklaarde dat haar land de Syriërs zou opvangen: Wir schaffen das.
Maar ook al waren de Europese bevolkingen tamelijk hulpvaardig, de massale komst van Syriërs was een belangrijke katalysator voor het debat over migratie als een probleem en, als gevolg daarvan, de opkomst van radicaal-rechts. Tot op de dag van vandaag weten radicaal-rechtse partijen als de PVV, de AfD en Fratelli d’Italia verkiezingen te winnen door van migratie het belangrijkste thema te maken.
7Hoe komt het dat de uitkomst van de Arabische Lente zo per land verschilt?
Uit onderzoek is gebleken dat verschillende factoren hierbij van belang waren. Een van die factoren is de olieproductie: autocratische leiders die geld verdienden aan olie bleven makkelijker zitten dan hun collega’s zonder olievelden. Ook erfopvolging speelde een rol: dynastieën bleken beter tegen de opstanden bestand.
Een derde factor wordt door de maatschappelijke structuren gevormd – landen met sterkere instituties ondergingen gemiddeld succesvollere hervormingen. In Tunesië waren de tamelijk sterke instituties, zoals de rechtbanken, aanvankelijk relatief eenvoudig in een democratisch systeem in te passen; in buurland Libië veroorzaakte de val van Gaddafi juist ongekende chaos.
Lees ook
10 jaar na de mislukte revolutie in Egypte: ‘Je land verliezen is even erg als een dierbare’
8Welke rol speelden de (sociale) media?
In Egypte konden internationale media uitzenden vanaf het Tahrirplein in hoofdstad Caïro, het epicentrum van de protesten aldaar. Dit voedde de bewustwording, zowel lokaal als wereldwijd, over de reikwijdte van de demonstraties. In landen als Libië, Syrië en Bahrein waren veel minder journalisten aanwezig, waardoor de protesten daar aanvankelijk niet dezelfde impact hadden als de Egyptische.
Sommige regimes slaagden er bovendien beter in om kranten, omroepen en sociale media te censureren dan andere. In landen als Tunesië en Egypte hadden de demonstranten relatief veel toegang tot sociale media, waardoor ze grote groepen mensen konden mobiliseren.
Over de rol van sociale media tijdens de Arabische Lente is veel geschreven; zo gaf de opstand vorm aan de wereldwijde doorbraak van Facebook. Toch benadrukken onderzoekers dat de meeste protesten nooit alleen dankzij sociale media hebben kunnen ontstaan: zonder grassrootsorganisatie zouden oproepjes op Facebook nooit zo succesvol geweest zijn.
9Wat heeft de Arabische Lente veertien jaar na dato opgeleverd?
In het begin heerste er optimisme, vanwege het opstappen van diverse autocratische leiders. Tunesië werd als lichtend voorbeeld gezien, omdat daar na de val van Ben Ali in eerste instantie een democratisch regime gevestigd werd.
Sindsdien is de situatie er niet op vooruitgaan. In verscheidene Arabische landen hebben extremisten de macht overgenomen; zo staat Tunesië sinds 2019 onder leiding van president Kais Saied, die oppositieleden, activisten en journalisten opsluit. In Egypte is de politieke instabiliteit onder de heerschappij van president Abdel Fatah al-Sisi, die in 2014 aantrad, sterk toegenomen.
Behalve in Syrië braken er ook in Libië en Jemen burgeroorlogen uit. Ook de economie is in verscheidene Arabische landen sinds 2010 verslechterd.
10Kun je het dan nog wel ‘Arabische Lente’ noemen?
De term ‘Arabische Lente’ wordt nog altijd vrij algemeen gebruikt, ook door de meeste media, omdat het voor veel mensen een herkenbaar begrip is. Vermoedelijk werd de term voor het eerst gebruikt door de Amerikaanse politicoloog Marc Lynch, in artikel voor het tijdschrift Foreign Policy, op 6 januari 2011 – binnen drie weken na de zelfverbranding van Bouazizi, en nog voor het opstappen van Ben Ali. Lynch was vermoedelijk geïnspireerd door onder meer de ‘Praagse Lente’, die net als haar Arabische evenknie met een zelfverbranding gepaard ging – die van de student Jan Palach, in 1969.
Maar zo snel als de term bedacht was, zo gauw ontstond er ook kritiek op. Een van de kritiekpunten is dat de term niet door de opstandelingen zelf bedacht is; zij spraken eerder van ‘opstand’, ‘ontwaking’ of ‘renaissance’.
Er zijn ook andere alternatieve benamingen. De heropleving van het autoritarisme en het islamitisch extremisme in sommige Arabische landen wordt ook wel, met een term van de Chinese politicoloog Zhang Weiwei, als ‘Arabische Winter’ aangeduid. En na de machtsovername in sommige landen door fundamentalisten spraken commentatoren ook wel van ‘Islamistische Lente’, al is die term niet blijven hangen.
Door alle ontwikkelingen is ‘Arabische Lente’ inmiddels van elk voorjaarsoptimisme ontdaan; de term geldt tegenwoordig als tamelijk wrang.