Dit essay begint bij een bijeenkomst van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen met als titel ‘De laatste druppel – Hoe historische inzichten bijdragen aan de aanpak van waterproblematiek’. Ik luisterde er naar drie sprekers. De eerste vertelde over watermanagement in middeleeuwse steden in het Midden-Oosten. De tweede spreker verhaalde over de traditionele tochten die zee-nomaden in Zuidoost-Azië maken, op zoek naar onder andere rijke visgronden, en wier oorspronkelijke routes gebaseerd zijn op aanwezigheid van natuurlijke zoetwaterbronnen.
Tegen de tijd dat de derde spreker begon over het belang van waterbewustzijn bij de huidige architecten en stedenbouwers, was ik al tot een beschamende conclusie gekomen: dat ik, wanneer het over waterproblematiek gaat, toch vooral denk aan buiten hun oevers tredende rivieren, een stijgende zeespiegel en verdronken land. En niet aan problemen met drinkwater, bijvoorbeeld door het gebrek eraan.
In die derde lezing werd het verband gelegd tussen omgevingswater en gebruikswater. En het belang van een duurzame omgang met beide. De noodzaak daarvan is makkelijk in te zien in plaatsen waar gebrek is aan water. Zoals in die middeleeuwse steden in het Midden-Oosten. Daar werd water opgeslagen in ondergrondse bassins en door waterdragers naar de huishoudens in de stad gebracht.
Noodklokken
Midden-Oosten, middeleeuwen: ver van mijn bed zou je denken. Niet voor mij. Ik woon, samen met mijn man, op een schip in Amsterdam. Dertien jaar geleden kregen wij ons drinkwater nog aangeleverd door waterboten. Om die te laten weten dat je wilde tanken hing je een witte vlag buiten. Pas wanneer de schipper tijd (en zin) had, kwam hij langszij om de watertank van jouw schip te vullen. Je moest cash afrekenen. Een stevig bedrag, de gemeentelijke subsidies ten spijt. Wij waren dure watergebruikers, maar alleen op financieel vlak. Waar het de hoeveelheid gebruikte liters per dag betrof bleven wij steigerbewoners, vermoedelijk, flink onder dat van huisbewoners. Geld en moeite maken immers zuinig.
De voorspelling dat een tekort aan water voor grote conflicten gaat zorgen in het Midden-Oosten klinkt, opnieuw, ver weg, maar is dat wel zo? Ook in ons land worden er noodklokken geluid. Het RIVM plaatste in april vorig jaar een tekst op zijn website met als kop ‘Snel actie nodig om drinkwatertekort in 2030 te voorkomen’. Dat tekort ontstaat doordat er steeds meer water nodig is door de groei van huishoudens en industrie. De inspanning om de kwaliteit van het drinkwater boven een verplicht niveau te houden, wordt ondertussen ook almaar groter.
Drinkwater komt in Nederland voor 55 procent uit grondwater; regenwater dat gedurende honderden of duizenden jaren de bodem in sijpelde en daar, op natuurlijke wijze, gezuiverd wordt. De waterbronnen, die tussen de veertig en driehonderd meter diep liggen, komen onder druk te staan door klimaatverandering en de stijgende watervraag. Net als voor de 5 procent van het drinkwater dat uit oeverwater wordt gewonnen – te vinden in ondiepe putten in de grond, meestal achter rivierdijken – geldt de noodzaak om in tijden van droogte het spaarzame regenwater zoveel mogelijk in de grond vast te houden.
Grondwater alleen is niet genoeg om ons Nederlanders te bedienen, en daarom komt 40 procent van het drinkwater uit oppervlaktewater. De Rijn, het IJsselmeer, de Maas; het is rivierwater dat gezuiverd moet worden. Een deel ervan wordt naar de duinen in Noord- en Zuidholland en Zeeland getransporteerd waar het in de zandbodem op natuurlijke wijze gefilterd wordt. Of het wordt opgeslagen in spaarbekkens, waar de vaste stoffen bezinken. Prachtige systemen, die het moeilijk hebben doordat grond- en oppervlaktewater steeds meer vervuild raken met PFAS, medicijnresten en allerhande viezigheid die door de industrie geloosd wordt.
Bij het lezen van wat er zoal nodig is om een gezond glas water te kunnen drinken bij de lunch, kan ik mij steeds beter voorstellen waarom ons steigerwater zo duur was, nog afgezien van de waterboot die het kwam brengen.
Bewustwording
Het bewustzijn van de moeite die het kost schoon water te hebben, is geen algemeen goed. De gemiddelde Nederlander vindt het doodnormaal dat je te allen tijde de kraan open kunt draaien en er volop drinkwater uitkomt. Besef van de hoeveelheid die je eruit laat stromen is er niet altijd. Water lijkt op zoiets als zuurstof; je kunt ademen zoveel je maar wilt zonder dat iemand er aanstoot aan neemt. Drinkwater is onstoffelijk geworden, een gegeven waarmee de gemiddelde gebruiker niet of nauwelijks connectie heeft.
Dat is niet zo vreemd, omdat het aantal liters wordt vertaald in cijfers op de watermeter. Abstracte getallen die nog afstandelijker worden wanneer je de afrekening ervan op je banksaldo ziet. Heb je veel verbruikt, of juist weinig? Waar wordt het bedrag dat je ervoor betaalt aan uitgegeven?
Dat laatste heeft een interessant antwoord. Aan kosten die het drinkwaterbedrijf maakt voor productie en vervoer, uiteraard. Maar daarnaast wordt over elke kuub drinkwater 30 procent belasting geheven. Op die wijze wil de overheid de burger stimuleren minder water te gebruiken. Dat lijkt niet te werken, net zomin als de prijsverhoging van 9,4 procent in 2024 ten opzichte van 2023. Het waterverbruik neemt toe.
Komt het door het vele water waartussen wij Hollanders leven dat we ons zo slecht kunnen indenken dat er weinig drinkwater is?
Water kost, gemiddeld, per jaar net zoveel als het maandelijks bedrag voor energie. Dat veel huishoudens in vorige winter korter gingen douchen, had te maken met de hoge energieprijs, niet met de waterprijs.
Water is een eerste levensbehoefte die voor iedereen beschikbaar moet zijn, aldus de overheid. Hoeveel je nodig hebt om die eerste levensbehoefte te vervullen, daar wordt niets over gezegd. Zolang je het betalen kunt blijft het water stromen. En hoef je je als burger niet achter oren te krabben over de vraag of je veel of weinig gebruikt. Of hóe je het gebruikt.
Zou het niet beter zijn wanneer de overheid in plaats van onze bankrekeningen te belasten, ons gevoel van medeverantwoordelijkheid aanspreekt? Dat begint bij bewustwording. Dat de kraan geen watermaker is bijvoorbeeld, maar het eindpunt van een lang proces waarin dat water geschikt gemaakt wordt voor de consument. Dat het best bijzonder is dat de krachtige kraanwaterstroom niet vermindert of vertraagt tijdens periodes van grote droogte waarbij, bijvoorbeeld, het rivierpeil dusdanig gedaald is dat er geladen schepen vastlopen.
Als burgers zich al uiten over water, dan klinkt dat vooral verwijtend. Of verbaasd. Hoe is het toch mogelijk dat er in voor- en najaar zoveel regen valt dat rivieren buiten hun oevers treden en het waterpeil in de ringvaarten problematisch stijgt, maar dat ons, zodra het een tijdje niet regent, verteld wordt dat we de tuin niet zouden moeten sproeien! Of dat je kinderbadjes ‘liever niet’ eindeloos opnieuw met kraanwater mag vullen?
Het is makkelijker om diesel te bunkeren dan kraanwater – omdat aan diesel meer te verdienen is dan aan water
Dat je eigen waterverbruik beperkt wordt is dan nog slechts een deel van de ergernis. Veel vervelender is het te moeten aanzien dat je buurman wel zijn auto wast met kraanwater en een groen gazon heeft. Net als de wetenschap dat je die buurman zélf moet aanspreken op verantwoordelijkheid, want de overheid doet het niet. Die stimuleert haar onderdanen slechts. Door het heffen van 30 procent waterbelasting.
‘Rustig aan met de kraan’
Het schoot allemaal door mijn hoofd, tijdens die bijeenkomst bij de KNAW. Want het blijkt een eeuwenoud en wereldwijd probleem, in de middeleeuwse steden van het Midden-Oosten speelde het al. Daar werd nagedacht over manieren om duurzaam om te gaan met het spaarzame water middels technische innovatie. Tegelijkertijd werd de aandacht gericht op de gebruiker. Watermanagement werd gekoppeld aan watergebruik door de verantwoordelijkheid lager in de hiërarchie te leggen. Burgers kregen zeggenschap over verdeling en toewijzing, waarbij hun lokale kennis werd gewaardeerd en gebruikt. Dit waren burgers van warme en droge landen die de noodzaak van spaarzaamheid aan den lijve ondervonden.
Komt het door het vele water waartussen wij Hollanders leven dat we ons zo slecht kunnen indenken dat er weinig drinkwater is? We lijken het verband tussen omgevingswater en gebruikswater niet te kunnen leggen. Zoveel water rondom ons maar we kunnen het niet drinken. Toch is er een koppeling. Kijk maar naar de zee-nomaden in Zuidoost-Azië die zijn aangewezen op drinkwater onderweg.
Of kijk naar scheepsbewoners dichterbij, in Nederland. Tijdens onze lange vaartochten is de niveaumeter in de watertank belangrijker dan die in de brandstoftank. Het is gemakkelijker om diesel te bunkeren dan kraanwater, wat, ironisch genoeg, te maken heeft met de lage prijs ervan. Op diesel kan de bunkerboot flink verdienen, op drinkwater nauwelijks. Maar om te kunnen tanken bij om het even welk waterpunt dan ook moet je er eerst kunnen komen. Wat lastig of zelfs onmogelijk is wanneer het rivierpeil zo laag staat dat schepen er stil komen te liggen. Zoals ons al eens overkwam op de Maas.
Gelukkig is de bewustwording in Limburg flink gegroeid. In 2023 begon Waterleiding Maatschappij Limburg, die drinkwater maakt uit Maaswater, een publiekscampagne getiteld ‘Rustig aan met de kraan’. De intentie is om watergebruik terug te brengen van 128 liter naar 100 liter per persoon per dag.
Ik reken uit hoeveel dagen wij, bij zulk verbruik, met onze gevulde watertank van 4.500 liter voort kunnen, voordat deze leeg is en wij opnieuw drinkwater moeten bunkeren. Varend zijn dat er meer dan op onze vaste ligplaats, waar de waterboot inmiddels is ingeruild voor een altijd beschikbare brandkraanslang om de tank goedkoop én eenvoudig mee te vullen. Geld en moeite maken immers zuinig. Maar bovenal bewust.
Lees ook
Is er genoeg drinkwater in Noord-Brabant? ‘Ik vrees een nachtmerrie als de rechter zegt dat we minder mogen oppompen’
