We zitten al niet in de meest, euh, optimistische tijden. Maar als je het niveau van de cadeaus ziet die we elkaar gaan geven met de feestdagen raak je helemaal in een zwarte put van slepende neerslachtigheid, mijn hemel joh. Dat is me een treurnis!
Ik las in de Volkskrant een verhaal over lootjestrekken.nl, een website die kan bepalen wie in een groep vrienden of familie voor wie een cadeautje moet kopen. Daar worden via een gesponsord algoritme cadeausuggesties gedaan. De tranen springen je in de ogen.
‘Skincare’ voor meisjes, zakken chips voor jongens. Boormachines voor mannen en Rituals, Rituals en Rituals voor vrouwen – dat zijn geurstokjes en doucheschuim. Sjezus. Nog even afgezien van het feit dat we de planeet met al die zooi aan het opbranden zijn; word je door deze site op het gebied van emancipatie ook nog eens 60 jaar terug in de tijd gezet, toen vrouwen de spruitjes nog 20 minuten stukkookten, en de mannen in het bos konijnen gingen schieten.
Toen ik op LinkedIn vroeg naar originelere cadeaus, werd ik al niet veel vrolijker. Plasticvrije douchegel, circulaire handdoeken, duurzame zeep, en natuurthee van ‘Nederlandse impactmakers’ – tuurlijk, allemaal een stuk beter voor de planeet maar nog steeds meuk die we niet echt nodig hebben. Elke keer als iemand impact zegt, sterft er sowieso ergens een zeehondje.
Ik werd ook heel nerveus van alle
geef-geen-cadeaus-maar-momentenmensen. Rijden met een Lamborghini, een vliegles, een chocoladeworkshop, een dagje paaldansen, parachutespringen, de eskeep roems die al in 2018 niet leuk waren – dan heb ik liever een dagje vrij.
Of al die mensen die vinden dat je aan goede doelen moet geven in plaats van cadeaus accepteren. Jongens, als je de feestdagen nodig hebt om aan goede doelen te geven – ga je schamen. Maar ik dacht vooral: Kunnen we nou helemaal niks originelers verzinnen dan deze goedbedoelde troep?
Ik zou zeggen: we gaan in ieder geval stoppen met alle chocola, wijn en bier. Echt wegwezen. We zijn allemaal al dik en ongezond genoeg, en van al die sloten alcohol krijg je kanker. Ik wil ook geen bloembollen, olijfboompjes of zaden meer zien. De meeste mensen hebben niet eens een balkon, laat staan een tuin. Veel mensen hebben niet eens een huis.
Datzelfde geldt voor de verkeerde geur eau de toilette, eierkokers, stomme spellen die je nooit doet, ‘pancakepannen’ die je één keer gebruikt en geurkaarsen – ik heb van alles 23 stuks in de kast staan, je kunt ze zo komen ophalen. Behalve de geurkaars van Gwyneth Paltrow die naar vagina ruikt – daar blijft iedereen af.
Geef liever cadeaus waar je warm van wordt. Bij twijfel sowieso altijd sokken geven. Of een kaart met ‘I love you cause you’re awesome, just like me’. Een dierbare foto in een lijstje. Een brief naar die vriend met wie je ruzie hebt om iets wat je je niet meer kan herinneren, drink thee bij je tante en wees lief voor jezelf.
En geef cadeaus met een boodschap! Een cadeau mag best een beetje een hint zijn. Waarom niet? Iedereen is op zoek naar richting in deze verweesde tijden. Pak je verantwoordelijkheid!
Geef dus een cursus leidinggeven aan je baas, geef je jongere collega’s sneeuwschoenen zodat ze niet bij de eerste sneeuwvlok thuisblijven, geef een speentje aan die vriend die de hele dag maar doorleutert, een pedicure voor de collega met de kalknagels die altijd zonder sokken in Teva’s loopt, en (bio-identieke) hormoonpleisters voor alle lijdende vrouwen in de overgang die denken dat ze de hormoonschommelingen wel met kruiden en een moestuin kunnen uitzitten.
Geef een ‘wat wil ik en wat kan ik écht’-assessment’ voor je ingekakte neef, een half jaar gratis tandpasta voor je buurman die je door de muur kan ruiken, een Satisfyer voor de vriendin die er de laatste tijd wat pips uitziet, een dienblaadje voor de scrummaster die nooit koffie voor anderen haalt en oortjes voor je treingenoot die altijd op speaker belt.
Ook een mooi cadeau: een sportschoolabonnement voor je teamchef die altijd rijstwafels zit te knagen, een opfriscursus autorijden voor je carpool-buddy, een tandenbleekpakket voor de vriendin die niet meer durft te lachen – en gééf gewoon die haartransplantatie aan de vriend die al maanden, stukje bij beetje, onderweg is naar een kale biljartbal.
Maar ik denk ook, en nu ga ik een beetje streng kijken: misschien moeten we eens helemaal stoppen met elkaar al die zooi te geven, en elkaar in december alleen nog maar gedichten voorlezen. Zijn we helemaal van al die meuk af, het is veel beter voor het milieu, en we hebben toch alles al. Wat een stress zou dat ook schelen!
Het is net als met het socialemedia-verbod in Australië voor kinderen onder de 16: als het er eenmaal is, is iedereen stiekem enorm opgelucht.
De persconferentie waarin hij zijn besluit toelichtte, was live te zien bij vrijwel alle Vlaamse media. Patrick Lefevere, de succesvolle en flamboyante baas van wielerploeg Soudal Quick-Step, heeft in België een status die in Nederland ondenkbaar zou zijn. Deze woensdag maakte hij bekend hij na 45 jaar in het wielrennen met pensioen gaat.
De West-Vlaming Lefevere (69) begon zijn carrière als ploegbaas aan het eind van de jaren zeventig, nadat hij op zijn 24e gestopt was met wielrennen. Een groot coureur was hij zelf nooit geweest: de Vlaamse semi-klassieker Brussel-Kuurne-Brussel en een etappe in de Vuelta a Espana waren de belangrijkste zeges op zijn erelijst.
Voor het ploegleiderschap had hij des te meer talent, zo bleek – zeker nadat hij begin jaren negentig in dienst was getreden van de Italiaanse formatie Mapei, waar ook veel Belgische renners zaten. Beroemd is de editie van voorjaarsklassieker Parijs-Roubaix in 1996, waarin drie Mapei-renners samen op kop naar de finish reden. Het was Lefevere die vanuit de ploegleiderswagen bepaalde wie op de eerste, tweede en derde plek eindigde (de Belg Johan Museeuw mocht winnen).
Onverslaanbaar
Begin deze eeuw begon Lefevere zijn eigen team, gesteund door het Vlaamse parket- en laminaatconcern Quick-Step – een van de langstzittende sponsoren in het wielrennen. Met kampioenen als Tom Boonen, Paolo Bettini en Julian Alaphilippe was de ploeg in de jaren nul en tien praktisch onverslaanbaar in de voorjaarsklassiekers: drie keer Milaan-Sanremo, zes keer Parijs-Roubaix, acht keer de Ronde van Vlaanderen.
Als teambaas was Lefevere uiterst bekwaam in het creëren van een ‘wij tegen de rest’-gevoel; niet voor niets cultiveert zijn ploeg de laatste jaren de bijnaam ‘the wolfpack’ (de wolvenroedel). „Iedereen van de pers weet: als je aan mijn volk komt, begin ik een beetje pittbullgedrag te krijgen”, zei hij woensdag in zijn persconferentie.
Lefevere was voor zijn renners „echt een vaderfiguur”, zegt de Nederlandse sprinter Fabio Jakobsen, die zes jaar in dienst reed van de ploeg. „Hij was eerlijk als hij vond dat je het niet goed deed, maar legde niet op iedere slak zout.” Toen Jakobsen in 2020 op rampzalige wijze ten val kwam in de Ronde van Polen, een smak die hem bijna zijn leven kostte, regelde Lefevere meteen een privé-vliegtuig om zijn familie te laten overkomen. „De volgende ochtend konden ze naar Polen vliegen.”
In de steek laten
Toch kon Lefevere ook publiekelijk uitvaren tegen zijn renners, als hij het gevoel had dat ze het team in de steek lieten. Toen de Ierse sprinter Sam Bennett in 2021 na een dienstverband van anderhalf jaar aankondigde weer terug te keren naar zijn oude ploeg, noemde Lefevere hem in zijn column in Het Nieuwsblad „het toppunt van mentale zwakte”. „Het is als een vrouw die na huiselijk geweld toch weer terugkeert bij haar partner.”
Ook tweevoudig wereldkampioen Julian Alaphilippe, die tot en met dit seizoen bij Quick-Step reed, kreeg van Lefevere publiekelijk op zijn lazer. In een interview met het blad Humo betichtte hij Alaphilippe van een onprofessionele levensstijl: „Te veel feesten, te veel alcohol”. Bovendien zou de coureur „serieus onder de plak” zitten bij zijn echtgenote Marion Rousse, oud-profrenster en tegenwoordig koersdirecteur van de Tour de France Femmes.
Met vrouwenwielrennen had Lefevere sowieso niet veel op. In tegenstelling tot veel andere teams op het hoogste wielerniveau weigerde hij jarenlang een damesploeg op te zetten en liet hij zich meermaals laatdunkend uit over de prestaties van vrouwelijke renners. Vorig jaar kwam hij daarop terug: het vrouwenwielrennen was zich volgens hem „in hoog tempo aan het ontwikkelen.”
Lees ook
De ‘godfather’ van het wielrennen, Patrick Lefevere, rijdt met zijn ploeg ineens achter Jumbo-Visma aan
Zijn lange staat van dienst en uitgesproken meningen maakten van Lefevere een Bekende Vlaming, wiens faam zich uitstrekte tot buiten de wielerwereld. Bijnamen als ‘de patron van het peloton’ en ‘de godfather van de koers’ liet hij zich met graagte aanleunen. In 2023 wijdde de publieke omroep VRT een zesdelige documentaireserie aan hem. Twee keer werd hij openlijk beschuldigd van het faciliteren van dopinggebruik, beide keren stapte hij naar de rechter en werd in het gelijk gesteld.
In de afgelopen vijf jaar transformeerde Quick-Step van een klassiekerploeg in een team voor de grote rondes. Dat was vooral te danken aan het supertalent Remco Evenepoel, dat hij wist binnen te halen. In 2022 won Evenepoel de Vuelta a Espana – de eerste Belgische zege in een grote ronde in 44 jaar. Het was ook de eerste keer dat Lefevere een grote ronde won.
Hard werken, veel reizen
De laatste jaren speculeerde Lefevere steeds openlijker over zijn nakende pensionering. Het harde werken, het vele reizen en de permanente zoektocht naar sponsoren begonnen hun tol te eisen, al bracht de verkoop van zijn ploeg in 2010 aan de Tsjechische miljardair Zdenek Bakala de nodige financiële stabiliteit. Vorig jaar was er enige tijd sprake van een fusie van Quick-Step met de Nederlandse formatie Jumbo-Visma.
„De ploeg is heel groot geworden, misschien wel een beetje te groot voor mij alleen”, zo motiveerde Lefevere zijn besluit woensdag tegenover Belgische journalisten. „Ik word bijna 70 en ik denk dat ik genoeg gedaan heb.” Hij refereerde ook aan zijn algemeen bekende liefde voor alcoholische versnaperingen: „Ik heb nu eenmaal m’n levensstijl.”
Fabio Jakobsen „moet nog zien” of Lefevere het wielrennen ook écht vaarwel zegt. „Ik denk dat hij nog bij de ploeg betrokken blijft, op de achtergrond. Misschien wel tot aan zijn dood.”
De afgelopen twee decennia is er enorme vooruitgang geboekt in de ontwikkeling van proefdiervrije methoden. Denk aan het gebruik van geavanceerde computermodellen of organoïden: klompjes cellen in een kweekschaaltje die nu zelfs kunnen uitgroeien tot een soort mini-orgaantjes. Deze proefdiervrije technieken hebben het onderzoek naar ziekten en de ontwikkeling van medicijnen ingrijpend veranderd. Toch kunnen dierproeven voorlopig niet volledig worden vervangen, zoals politiek nu onderzocht wordt en door sommige stemmen in het publieke debat geëist wordt. Binnenkort staat er een debat op de planning in de Tweede Kamer over het versneld afbouwen van proefdiergebruik. Maar voorzichtigheid is geboden.
Onderzoek met apen noodzakelijk
Proefdiervrije innovaties zijn cruciaal en verrijken het onderzoek door nieuwe vragen op te roepen en bestaande technieken te verfijnen. Ze vormen echter grotendeels een aanvulling op, en geen vervanging van, dierproeven. Gekweekte cellen zijn een uitstekend hulpmiddel bij de eerste giftigheidstesten van nieuwe medicijnen. Maar complexe ziekten zoals kanker en infectieziekten vereisen inzicht in het samenspel tussen verschillende organen, de bloedbaan en het immuunsysteem. Dit kan alleen worden onderzocht in een levend organisme.
Overhaast afbouwen van dierproeven zal de wetenschappelijke vooruitgang remmen
Ook bij hersenonderzoek schieten proefdiervrije technieken nu vaak tekort. Onderzoek aan hersenorganoïden levert essentiële inzichten op over humane cellulaire mechanismen in hersenziekten zoals klinische depressie, Parkinson of dementie. Maar uiteindelijk blijft dit beperkt omdat een ‘mini-breintje’ in een kweekbakje niet kan waarnemen, bewegen of leren als een dier.
Ook computermodellen hebben veel waardevolle inzichten opgeleverd over het functioneren van de hersenen, maar metingen in de hersenen van proefdieren blijven onmisbaar voor verdere ontwikkeling van die modellen. Metingen in de hersenen van mensen zijn op dit moment maar in heel enkele gevallen mogelijk.
Voor bepaalde vraagstukken is daarom ook onderzoek met apen noodzakelijk, zoals voor onderzoek naar waarneming of het ontwikkelen van protheses voor blinden.
Lees ook
Een goed leven voor het dier, hoe regel je dat in een lab? De dierethicus denkt daarover na
Gehaast afbouwen
Het Nationaal Comité Advies Dierproevenbeleid (NCad) heeft recent een rapport geschreven waarin de ontwikkeling van proefdiervrije technieken in Nederland wordt geëvalueerd. NCad stelt dat er vergaande veranderingen nodig zijn in overheidsbeleid om de transitie naar proefdiervrij onderzoek sneller te kunnen laten verlopen. Dit door niet alleen proefdiervrije innovaties te bevorderen, zoals tot nu toe is gebeurd, maar ook door dierproeven actief te ontmoedigen.
Het is goed om te beseffen dat het afbouwen van proefdieronderzoek de ontwikkelingen in de preventie, genezing en verlichting van ziekten grotendeels tot stilstand kan laten komen. Wij willen erop wijzen dat het overhaast afbouwen van dierproeven de wetenschappelijke vooruitgang zal remmen en innovatie in de Nederlandse gezondheidszorg ernstig zal schaden. Het zal niet alleen de internationale positie van Nederland als kennisland aantasten, maar brengt ook risico’s met zich mee voor de patiënt van vandaag en van morgen.
Fundamenteel en toegepast onderzoek
NCad stelt voor om een onderscheid te maken tussen fundamenteel en toegepast onderzoek, en suggereert om dierproeven voor fundamenteel onderzoek selectief te beperken. Fundamenteel onderzoek gebeurt echter voor vraagstukken waar onze kennis nog te beperkt is voor mogelijke toepassingen. Voor regelgeving over dierproeven is het dan ook niet zinvol om een onderscheid te maken tussen fundamenteel en toegepast onderzoek. Dat weghalen zou de basis onder elke soort toegepast onderzoek weghalen.
Het is belangrijk om realistisch te blijven in het debat over proefdieronderzoek. Op basis van wat we nu weten zou het afbouwen van dierproeven onverantwoord en daarmee uitermate schadelijk zijn. Een zorgvuldige afweging tussen de beschikbare technieken en een continue verfijning van deze technieken en ontwikkeling van nieuwe technieken is essentieel. Hiermee kan dierenwelzijn worden geoptimaliseerd en tegelijkertijd wetenschappelijke vooruitgang, en daarmee de gezondheid van toekomstige generaties, worden gewaarborgd.
Lees ook
Een wetenschap zonder proefdieren zal voor mensen én dieren ook nadelen hebben
Speciaal voor zijn terugkeer naar Nederland heeft Jan Jaap van der Wal (45) een Belgische auto geleased. De in Antwerpen woonachtige cabaretier heeft zelf een auto met Nederlands kenteken. Hij wil echter bij de theaters arriveren in een Belgisch exemplaar. Dat niemand dat zal zien, maakt niet uit: „Dit soort details vind ik leuk en belangrijk. Ik wilde ook inloopmuziek en een kledingontwerper uit België.”
Van der Wal is terug in Nederland met een cabaretvoorstelling. Zijn laatste op geboortegrond dateert uit 2014, waarna hij vertrok naar Antwerpen. Eerst gedeeltelijk, sinds 2021 permanent. Hij presenteerde in België het satirische tv-programma De ideale wereld, is jurylid bij De slimste mens en tourde er met vier cabaretprogramma’s. In Nederland bleef hij ondertussen teamcaptain bij NPO-programma Dit was het Nieuws.
In zijn nieuwe voorstelling Mijn vlakke land deelt hij ervaringen uit Vlaanderen: van een straatrace met paard en wagen tot een verkenningstocht door Ninove – de eerste gemeente met een burgemeester van het extreemrechtse Vlaams-Belang. Aan de hand van zulke anekdotes illustreert Van der Wal de verschillen in omgangsvormen tussen Nederlanders en Vlamingen.
Nederland komt ook voorbij, want ja, hij is „weer terug bij de ex”. Dat is lekker, maar stemt ook weemoedig, concludeert Van der Wal. Die weemoed voert hem terug naar zijn jeugd in Friesland, een „land dat niet meer bestaat”. Een les voor tegenstanders van migranten, aldus de cabaretier. Volgens hem reageren zij teleurstelling over een verleden dat onherroepelijk weg is, af op mensen die destijds nog nergens te bekennen waren. Deze migranten zullen dan wel de oorzaak zijn van een heden dat minder aangenaam is, luidt de redenering die Van der Wal ontkracht.
Migratie komt zo op meerdere manieren in de voorstelling terecht. Van der Wal stoort zich „aan de totale weigering van veel politici om goed te kijken naar de achtergrond van migranten: wie zijn ze, wat zouden ze kunnen bijdragen”, vertelt hij: „Daarom vind ik dat asielbeleid van minister Faber niet het meest strenge, maar het meest luie ooit. Ik vind dat echt schandalig.”
Publieksinteractie
Live-comedy is altijd het leukst, want dan functioneren de menselijke voelsprieten anders dan wanneer er een scherm tussen zit. Van der Wal is een van de beste live-comedians van Nederland en publieksinteractie is bij hem nooit een teken van gebrek aan inspiratie. Laatkomers worden tijdens de première op 16 november soepel onderdeel gemaakt van de voorstelling: „Dit was niet gebeurd in Vlaanderen, die mensen waren gestorven van schaamte.”
In Vlaanderen gebeurt het zelden dat publiek nog binnenloopt als hij al is begonnen, vertelt Van der Wal twee weken later, voorafgaand aan een optreden in Delft: „In Nederland denken theatermedewerkers: deze mensen zijn wél op tijd, dus we beginnen gewoon. In Vlaanderen wordt er vaak gewoon gewacht als er nog publiek moet komen. Dan begin ik twintig minuten later.”
Waarom wilde je weer een cabaretvoorstelling in Nederland spelen?
„Ik merk dat het Nederlanders geen reet interesseert wat ik in België doe. Na opnames van Dit was het Nieuws werd me vaak gevraagd: ‘Treed jij eigenlijk ook wel eens ergens op?’ Dat stak me wel een beetje. Het publiek daar is in potentie allemaal theaterliefhebber. Ik vond het toch zonde om daar niks meer mee te doen. Dus wilde ik me weer even laten zien. Het blijft wel bij één theaterseizoen. Dit is geen herlancering van mijn carrière in Nederland.”
Viel je tien jaar geleden op België omdat het daar zo beviel, of vooral omdat Nederland niet meer zo beviel?
„Een combinatie. In Nederland worstelde ik met de vraag of ik wéér dat rondje langs dezelfde theaters wilde doen. Ik begon me daarin steeds sneller te vervelen. In die zin ben ik echt geen Youp van ’t Hek. Op televisie ben ik een tijd enorm tekeer gegaan door van alles uit te proberen. Dat was niet altijd even succesvol, dus ik merkte dat ik daar niet nog tien jaar zo mee kon doorgaan. In 2014 kreeg ik een kans op de Vlaamse tv en dat was zo leuk dat ik daar ook wilde optreden.”
Vroeger keken de Vlamingen heel erg naar Nederland, maar het krijgt steeds meer een eigen comedycultuur
En waarom geen tournees die zowel Nederland als België aandoen?
„Grote namen zoals Theo Maassen en Najib Amhali doen dat wel, maar dat wordt steeds minder. Vroeger keken de Vlamingen heel erg naar Nederland, maar het krijgt steeds meer een eigen comedycultuur. Ik merk dat daar een soort chauvinisme ontstaat. Jullie Nederlanders hebben je eigen markt, zoiets. Vorig jaar had ik een kerstfeest met Vlaamse comedians. Daar begint een soort groep te ontstaan en daar hoor ik inmiddels ook wel bij.”
Is de humor ook anders?
„Te hard of te cynisch trekken Vlamingen niet goed. Nederlanders vinden dat juist lekker. De Vlamingen zijn verder dol op grappen óver Vlamingen. Ze hebben een grote neiging tot zelfkastijding.”
Had je verhuizing ook een inhoudelijke reden? Je kreeg daardoor een nieuw volk om je door te laten inspireren.
„Zeker, daar kwam dat België-plan ook wel vandaan: dan heb ik weer een heel nieuw gebied en kan ik weer opnieuw beginnen. Dat heb ik altijd aantrekkelijk gevonden. Daarom vind ik tv-programma’s maken ook zo leuk. En daarnaast werd ik gewoon verliefd op Antwerpen. De mensen, kunst, muziek, eten en drinken: er is wat meer smaak op veel gebieden. De architectuur is weliswaar soms spuuglelijk, maar ja, iedereen mag zijn eigen huis bouwen. Mensen doen dus maar wat.”
In je voorstelling vertel je dat wonen in Vlaanderen je heeft veranderd. Op wat voor manier?
„In een ander land zijn omgangsvormen gewoon anders. Doordat je dat verschil merkt, ga je ook meer naar jezelf kijken: waarom zeg ik wat ik zeg, gedraag ik me zoals ik doe. Er komt een bewustzijn bij en dat is heel leuk. Wat dat betreft zou het goed zijn als de spreidingswet voor iedereen verplicht zou zijn: even ergens anders wonen om te zien hoe het daar gaat.”
Ik dacht dat de verschillen tussen Vlamingen en Nederland vaak een beetje een stereotype waren. Maar die zijn echt zo groot dus?
„Dat vind ik wel ja. In Nederland verhuisde ik eens naar Katwoude, een dorp boven Amsterdam. Ik liep met de kinderwagen buiten en een vrouw in plat Amsterdams riep: ‘Je bent hier dan wel komen wonen, maar Katwoude komt niet naar jou toe. Jij moet naar Katwoude komen!’ Zoiets zou in Vlaanderen nooit gebeuren. Daar is de sfeer altijd een beetje alsof je een onenightstand hebt gehad en je komt diegene later weer tegen op straat. Ongemakkelijk.”
Ben jij je ook meer als Vlaming gaan gedragen?
„Jawel, maar Friezen en Vlamingen lijken wel op elkaar. Conflict vermijdend, het doe-maar-rustig. Dat vind ik ook aantrekkelijk. Niet altijd meteen reageren op e-mails, soms een week niet terugbellen. Dat deed ik altijd al, maar toen was het soms een beetje aso. Nu kan ik het gewoon Vlaams gedrag noemen.”
Ben je ook veranderd als cabaretier?
„Ik ben rustiger en verhalender geworden. Vroeger was ik in Nederland die politiek geëngageerde cabaretier. Dat ben ik nog steeds, maar toen begon ik ook heel duidelijk vanuit nieuws en maatschappij. Nu wilde ik wat persoonlijkers maken.”
Waarom?
„Dat leek me toepasselijk bij mijn terugkeer naar Nederland. Dat gaf een gevoel van weemoed. Vanuit dat gevoel ben ik begonnen. Ik heb al mijn dozen met spullen van vroeger doorgenomen. De eerste tien jaar ging mijn carrière zo snel. Daar wist ik bijna niets meer van.”
Je vertelt over kaartjes die je kreeg van klasgenoten toen je als kind regelmatig in het ziekenhuis lag, maar ook over de donor van je kind. Waarom?
„Ik vond dat passend bij het onderwerp migratie. Mijn kind wordt een Vlaming, dat is een serieuze consequentie van mijn emigratie naar België. En omdat hij kind is van een onbekende donor, is hij ook voor de helft een vreemdeling voor mijn vrouw en mij.”
Vind je het spannend om op het podium over je kind te vertellen?
„Nee, ik voel wel dat dit binnen de context van de voorstelling blijft. In Vlaanderen is zoiets trouwens wel makkelijker. Daar is helemaal geen reflex van: hé, dat wist ik niet, dat is nieuws. In Nederland is dat wel heel erg en komt zoiets eerder in RTL Boulevard terecht.”
Heeft je verhuizing naar België nog wat veranderd in je kijk op migratiebeleid?
„Niet per se. Ik ben wel twee keer uitgescholden voor ‘kuthollander’. Ik moest lachen, maar het stak me ook. Als je dat honderd keer per dag naar je hoofd krijgt geslingerd… Het raakte me ook toen ik zelf documenten moest aanvragen en zag hoe andere migranten daar aan het lijntje werden gehouden. Onjuiste informatie krijgen, onnodig moeten wachten. Op een gegeven moment wordt zoiets wel barbaars.”
Je gaat er veel opuit. De eerste gemeente met een extreemrechtse burgemeester wilde je ervaren door er een paar nachten te gaan slapen. Heb je input van buitenaf nodig als cabaretier?
„Een les die ik vrij snel door had – en ook van Raoul Heertje heb geleerd – is dat je als comedian gewoon het leven moet leven. Er zijn veel cabaretiers die overdag een beetje hangen. Gamen, dat soort dingen. Ik kijk ook wel films en series, maar je moet ook echt wat opzoeken denk ik. Zoals Martin Bril dat vroeger deed voor zijn columns. Gewoon in de trein stappen, ergens naartoe. Dat gevoel heb ik ook heel sterk. Ik wil een ontdekkingsreiziger blijven.”