‘Jagers zijn onderdeel van de natuur’

Dit ben ik Iedereen heeft verschillende identiteiten. Hoe worden we wie we zijn? Deze week: Michiel Heintz (49), jager.

‘Ik jaag onder meer in de Flevopolder, vlak naast Center Parcs De Eemhof. In de zomer jaag ik daar op duiven en kraaien. Ik loop in die polder met mijn geweer op mijn rug, mijn jachthond vlak naast mij en geschoten vogels in mijn hand terwijl vakantiegangers langs fietsen. Ik voel dat ze schrikken als ze mij zien. Ze willen vaak weten wat ik aan het doen ben. Of dat niet verboden is. Ik vraag dan altijd of ik het mag uitleggen. En dan merk ik dat de meeste mensen geen idee hebben. Dat neem ik ze niet kwalijk. Want het merendeel heeft zich nooit verdiept in de noodzaak van de jacht.

„Jagers noemen dat schieten van duiven en kraaien nog steeds jagen, maar eigenlijk is het schadebestrijding. Alleen de jacht in het traditionele seizoen, dat loopt van half oktober tot eind januari, valt onder de noemer jagen. De rest van het jaar doe je aan beheer en schadebestrijding. Inmiddels is dat mijn specialiteit. Ik woon in een weidevogelgebied nabij Utrecht. Als je daar de vossen hun gang laat gaan, heb je binnen no time geen grutto, kievit en andere bodembroeders meer over. Dus ik kijk ’s nachts met mijn nachtkijker hoeveel vossen er rondlopen. En als dat er teveel worden, grijp ik in.

„Ik jaag twee, soms drie dagen per week. Naast mijn reguliere baan. En alleen als het weer goed is. Dat betekent niet te nat. En niet te veel wind. Ik zou twee weken geleden bijvoorbeeld op ree gaan jagen omdat de populatie op een van mijn jachtvelden te groot is geworden, maar het had geen zin. Het waaide te hard. Dan schuilen die beesten diep in het bos. Vrouwelijk reewild mogen we tot 31 maart bejagen. En alleen bij daglicht. Omdat januari heel nat is geweest, en de wintermaanden donker zijn, heb ik nog niet zoveel kunnen doen. Dat geeft druk. Want ik heb nog maar tot eind maart om te zorgen dat de populatie weer op orde is.

„Ik vind het buitenleven fantastisch. Ik geniet enorm van de natuur. Dat had ik als klein jongetje al. Mijn ouders, rasechte Rotterdammers, gingen vanwege het werk van mijn vader in Bunnik wonen. Ik ben in dat dorp geboren. Mijn oudere zus in Rotterdam. We woonden vlakbij Amelisweerd en ik was altijd buiten. Mijn vader was in zijn vrije tijd jager. Hij nam mij overal mee naar toe. Ik hielp mee palingfuiken legen bij mijn opa en oma. En als mijn vader eend of duif had geschoten, hielp ik mee plukken. Ik werd op een kruk gezet, kreeg een eend in mijn hand en deed na wat mijn vader ook deed. Dat was bij ons thuis de normaalste zaak van de wereld.

Ik genoot als ik naast mijn vader stond terwijl hij een eend schoot

„Vanaf mijn 7de of 8ste jaar mocht ik in het jachtseizoen iedere zaterdag met mijn vader en zijn vrienden op pad. Meestal een drijfjacht. Dat was voor ons allemaal de mooiste tijd van het jaar, want dat was voor ons de oogsttijd. Ik kreeg als kleintje een drijfstok en moest het wild in het bos opjagen. Later mocht ik hondenwerk doen; de hond het wild laten apporteren. Ik had mijn ouders gek gezeurd om een jachthond. En gelukkig zijn ze overstag gegaan. Ik heb nu zelf mijn vijfde of zesde labrador uit diezelfde Engelse jachtlijn.

„In die tijd werden er nog fazanten uitgezet voor de jacht. Dat is nu niet meer geoorloofd. Ik vond het prachtig om met mijn vader op stap te gaan. Genoot als ik naast hem stond terwijl hij een eend schoot. Ik wilde ook oogsten uit de natuur, en ben op mijn 17de begonnen met de jachtcursus en heb daarna mijn jachtakte gehaald. Jagen is een onderdeel van mijn leven geworden. Ik voel mij bevoorrecht dat ik altijd buiten ben en meehelp om de natuur te beheren. Ik geniet van alle jaargetijden en verlang nu al naar het voorjaar omdat het prachtig is om te zien dat alles weer gaat groeien.

„Voor mensen die niets met de jacht hebben, is het soms moeilijk te begrijpen dat ik zoveel liefde en passie voor de natuur heb. Zij zien enkel een man die beesten doodmaakt. Het klopt dat doden een onderdeel van de jacht is, maar ik doe nog zoveel meer. Ik zorg ervoor dat de stand van de weidevogels niet daalt. Dat akkerbouwers hun oogsten niet verliezen. En dat de diverse wildsoorten bij gebrek aan voedsel geen schade aanrichten in de tuin- of bosbouw.

„Van mijn vader heb ik geleerd om nooit de confrontatie uit de weg te gaan. Daarom ga ik altijd in gesprek met mensen die willen weten wat ik doe. Ik snap dat mensen het confronterend vinden om een dood beest te zien. Maar ja, veel van die mensen eten vlees, en dat dier is ook doodgemaakt. Als ik mensen daarop attendeer, zeggen ze: ‘dat is anders. Dat vlees koop ik in de supermarkt’. Tja… Dat is natuurlijk helemaal niet anders. Het wild dat ik schiet, heeft een mooi leven gehad. En zij kiezen ervoor om vlees te eten dat speciaal voor dat doel is gefokt.

„Mensen die faliekant tegen de jacht zijn, kan ik niet overtuigen. Maar we kunnen wel proberen om respect voor elkaars mening te hebben. En het zou fijn zijn als de anti’s inzien dat jagers onderdeel van de natuur zijn en zorgen voor de diversiteit. Als er steeds meer regels komen die het moelijker maken om te jagen, krijg je uiteindelijk een heel eenzijdige natuur in Nederland. Predatoren als vossen en kraaien krijgen dan de overhand. En dat betekent dat andere soorten gewoon verdwijnen. Dat zou ik verschrikkelijk vinden.”