Het is nauwelijks voorstelbaar dat Antonio Vivaldi zo’n honderd jaar geleden nog een obscure componist was, alleen bekend bij musicologen en historici. In zijn Vivaldi-biografie Voice of the Baroque herinnert kenner H.C. Robbins Landon zich zijn kennismaking met de Vier Jaargetijden. Nietsvermoedend rommelde hij op een dag in 1950 door de bakken van een platenzaak in New York, toen een verkoper de – net verschenen – eerste opname van deze vioolconcerten opzette. „Alle klanten, ook ik, stopten met wat ze aan het doen waren, betoverd door de verleidelijke muziek die twee eeuwen vergeten op bibliotheekplanken had gelegen.”
Hoe deze manuscripten daar waren beland, is een detectiveverhaal op zich. Decennia lang gold Vivaldi in het publieke oog uitsluitend als componist van virtuoze soloconcerten. Pas in de jaren negentig doken musici op het werk dat hij voor stem had geschreven. Dat bestond uit tientallen opera’s én veel kerkmuziek, want voordat hij zich richtte op theater, was Vivaldi een gesjeesde priesterstudent.
Zijn Stabat Mater en Nisi Dominus – waarvan ‘Cum dederit’ te horen was in de James Bond-film Spectre – hebben nu een plek in het pantheon van de klassieke meesterwerken. Vele zangers waagden zich de laatste decennia aan een opname. De Italiaanse countertenor Carlo Vistoli voegt er weer een aan toe. En wat voor één. Als er zo gezongen zou worden in de kerk, zouden ze wekelijks weer vol zitten. Niet door hun sacrale karakter, maar juist omdat ze in en in menselijk zijn.
Net als muziek is religie nu eenmaal emotie: de hunkering naar een antwoord op het waarom van ons bestaan, het verlangen meer te zijn dan die korte lichtflits in een eeuwige zee van duisternis. Vivaldi begreep de gevoelskant van godsdienst én de menselijke natuur. Dat maakt zijn kerkmuziek – mits goed vertolkt – zo aangrijpend. En dat is precies wat countertenor Vistoli en de weergaloze musici van de Akademie für Alte Musik Berlin doen: ze geven de stukken vleugels, waardoor je als luisteraar bij tijd en wijle tussen hemel en aarde zweeft.
Na de bezonken overpeinzing van het Nisi Dominus en het diepe verdriet van moeder Maria in het Stabat Mater, afgewisseld met drie virtuoze concerten, besluit het album met het onbekende motet In furore iustissimae irae: een dramatische verklanking van de Dag des Oordeels. Tegenover de storm van Gods toorn plaatst Vivaldi het verstilde berouw van de zondaar, om te eindigen met een bevrijdend Halleluja. En na een weldadige zucht keer je dan terug voor een hernieuwde beleving van deze betekenisvolle eredienst, waar je geen woord Latijn van hoeft te begrijpen om hem tot in elke vezel te voelen.
Di-Rect-zanger Marcel Veenendaal is kwetsbaar in jazz
Je kon erop wachten, kun je achteraf zeggen. Maar dat Di-Rect-rockzanger Marcel Veenendaal een intieme jazzplaat zou maken, komt toch best als een verrassing. Waren er aanknopingspunten dat de zanger het eens over een andere boeg wilde gooien? Genoeg eigenlijk. Zijn vertolking van Dido’s Lament met harpist Remy van Kesteren bij de ingetogen Theater na de Dam-uitzending in 2020 maakte stil.
De pandemie veegde alle agenda’s leeg en Jan Duikeren, naast jazz zeer actief als blazer in de bands van Di-Rect, Candy Dulfer en het Jazz Orchestra of the Concertgebouw, dook op iets wat hij al heel lang voor ogen had, zijn oude jazzvriend John Engels kreeg voor zijn vijfentachtigste verjaardag een echte balladsplaat ‘cadeau’, inclusief de strijkers van het Metropole Orkest. Di-Rect-maatje zanger Veenendaal, wipte langs voor een bijdrage, een spontaan idee van Van Duikeren.
Het was Veenendaals fraaie wendbare stem die rockband Di-Rect na het vertrek van zijn vorige zanger naar een ander niveau stuurde. Als flamboyante hippie tussen de Haagse no-nonsense rockers werd de Di-Rect-sound rijker. Maar Veenendaal kan meer, hoorde trompettist Van Duikeren. Klinken als Chet Baker bijvoorbeeld. Of beter gezegd: durven kwetsbaar te klinken.
‘Almost Blue’ zong hij twee jaar later in het concert van jazztrompettist Van Duikeren (JVD4 & Metropole Orkest Strings) dat de vermaard jazzveteraan John Engels op drums in het zonnetje zette. Prachtig ijlhoog en gedragen. Dat de rockzanger de challenge van jazzzang maar al te graag aannam, leverde niets minder op dan bekoring. En dan zijn versie van ‘Here’s To Life’. Het werd de levenslustige, lossere droomtoegift die de ode aan de oude drumvogel, nu 89 jaar, compleet maakte.
Met Van Duikeren, drummer John Engels, pianist Karel Boehlee en contrabassist Aram Kersbergen leidde het tot het maken van een volwaardig jazzalbum: A Love Unveiled. Daarop staan natuurlijk díé stukken. En verder is de ballad ‘Come Wander with Me’ een tedere en galante opener. Zijdezacht zet Veenendaal de eerste streken op het doek. De sfeer: intiem. Vol verwachting, de band dráágt. Hij kende het al uit de serie The Twilight Zone, gezongen door actrice Bonnie Beecher, en zong het als een slaapliedje voor zijn kinderen.
Er volgen meerdere ballads. Bekend, minder bekend. De van Billie Holiday bekende torchsong ‘Say It Isn’t So’ wordt geloofwaardig gebracht. Nog een versie van de overbekende tearjerker ‘Lilac Wine’ had niet gehoeven. Maar daar staat de jazzcompositie ‘Sophie’s Soup’ met een glansrol voor drums tegenover. Een parel is het samen geschreven ‘Mi Amor’ met in sfeer en gevoel rake noten. Het is uitzien naar de tournee die start in het nieuwe jaar.
Amanda Kuyper
Kassiek
William Christie, Justin Taylor, Thomas Dunford e.a.
Bill and Friends
Begin jaren zeventig kwam de Amerikaan William Christie naar Europa om te voorkomen dat hij kanonnenvoer werd in de Vietnam-oorlog. Frankrijk is hem eeuwige dank verschuldigd, want de klavecinist en dirigent haalde de ene na de andere Franse barokcomponist uit de vergetelheid. En dankzij hem wemelt het land van de goede barokmusici. Met zeven van hen maakte Christie een mooie staalkaart van zijn ontdekkingen. (JG)
Klassiek
Antwerp Philharmonic Orchestra o.l.v. Alexandra Arrieche
Roeland Jacobs – Another Seven Symphonies (a tribute to Beatles music)
Na hun ingenieuze symfonische ode aan The Beach Boys buigen samensteller Rob van Weelde en arrangeur Roeland Jacobs zich over The Beatles. De zeven stukken – van de Symphony of the Walrus tot Rigby’s Waltz – tellen 39 Beatles-nummers. Bij The Beach Boys viel de keus veelal op onbekender werk. Bij The Beatles werd bijna alles een hit, waardoor dit album een feest der herkenning is, en minstens zo vernuftig. (JG)
Pop
Father John Misty
Mahashmashana
Alsmaar aanzwellende strijkers, saxofoonsolo’s, nummers die richting de tien minuten gaan, eindeloos veel coupletten vol observaties en beeldspraak; het kan niet op. Alsof Father John Misty als kind in een ketel jarenzeventigplaten is gevallen. Zo mooi dat het precies geen kitsch wordt of voelt als ironisch spierballen rollen, wat op zijn vorige platen vaak wel gebeurde. (Ralph-Hermen Huiskamp)
Dance
DjRUM
Meaning’s Edge
De Britse Felix Manuel, alias DjRUM, draait zijn dj-sets op steroïde. Zijn eerste soloproject in vijf jaar, Meaning’s Edge, is daar geen uitzondering op: echoënde, snijdende, rollende, grove breakbeats, die iedere muzikale structuur aan flarden scheuren en langs de randen van betekenis scheren, op de grens van de absurditeit. Net niet erover, maar óp die grens klinkt muziek magistraal. (Jonasz Dekkers)
Pop
070 Shake
Petrichor
Van hiphopbeats naar een jungle van gitaar en synthesizers: de Amerikaanse Danielle Balbuena, alias 070 Shake, was rapper maar heeft zich op haar derde album ontwikkeld tot zangeres. Temidden van massieve synths en dolende gitaarpartijen is haar nogal dunne stem een emotioneel baken. Soms overdadig, maar in de meeste gevallen bijzonder en groots. (Hester Carvalho)