De donkerbruine, bruisende frisdrank zit in een felrood blikje met witte, krullende letters – maar het is geen Coca-Cola. Het metaal is versierd met de Palestijnse vlag en ruitjes die de keffiyeh representeren. De maker van het cola-alternatief Gaza Cola belooft een „genocidevrije smaak”, de „echte smaak van vrijheid”.
Cola-alternatieven rezen als paddenstoelen uit de grond sinds de oorlog tussen Israël en Hamas ruim een jaar geleden uitbrak. Volgens pro-Palestijnse activisten is Coca-Cola betrokken bij „Israëlische oorlogsmisdaden” tegen Palestina. Op TikTok staan talloze video’s, sommige miljoenen keren bekeken, met de oproep om Coca-Cola te boycotten. Ook andere frisdranken die de gigant produceert, zoals Sprite en Fanta, zijn onderwerp van de aansporing.
Distributiecentrum op Westoever
Gaza Cola, vorig jaar in Londen opgericht door Osama Qashoo (43), is één van de merken die „schuldvrije” cola aanbiedt. Hij zag een „grote behoefte” aan een vervanger voor Coca-Cola bij mensen die het mierzoete drankje niet willen laten staan, maar tegelijk „niet medeplichtig willen zijn aan de genocide die plaatsvindt in Gaza”.
Centraal in de klacht van de activisten staat een distributiecentrum van een Israëlische franchiseondernemer van Coca-Cola. Die staat bij de plaats Atarot, een illegale Israëlische nederzetting op de bezette Westelijke Jordaanoever, zo bleek uit onderzoek van mensenrechtenorganisatie WhoProfits. De onderneming heeft ongeveer 40 procent van de Israëlische frisdrankmarkt in handen. Volgens activisten profiteert Coca-Cola daarmee financieel van de illegale bezetting en is het medeplichtig aan oorlogsmisdaden, omdat de franchiseondernemer belasting betaalt aan de Israëlische regering. Coca-Cola wil niet reageren op vragen van NRC over het centrum bij Atarot.
Onderzoeksbureau WhoProfits is onafhankelijk, hun onderzoeken worden geregeld aangehaald door de BDS-beweging. De van oorsprong Palestijnse beweging, opgericht in 2005, wil Israël geweldloos, door middel van boycots, desinvesteringen en sancties (BDS), dwingen om de mensenrechten van Palestijnen te respecteren. Die aanpak is niet geheel onomstreden. Israël, maar ook Duitsland en de Verenigde Staten, van oudsher twee krachtige bondgenoten van Israël, bestempelden de beweging als „antisemitisch”.
Mensen die onze cola kopen zijn ambassadeurs die de boodschap ‘je bent niet alleen’ verspreiden
Er zijn aanwijzingen dat boycots effect hebben. Verkoopcijfers van Coca-Cola in Turkije en Pakistan daalden in het derde kwartaal van dit jaar met respectievelijk 12,2 procent en 22,9 procent vanwege oproepen tot boycot, concludeerde Bloomberg eerder dit jaar.
„In landen waar de overheid Palestina openlijk steunt, is het veel makkelijker om alternatieve frisdranken te vinden”, zegt Qashoo van Gaza Cola. Vooral in overwegend islamitische landen zijn lokale alternatieven al jaren populair. „In Europa missen we de steun van onze overheid aan Palestina.” Inmiddels zijn er ook in Europa andere alternatieven. Zo biedt webwinkel bol in Nederland Palestine Cola aan.
Gaza Cola is sinds deze zomer te koop. In het Verenigd Koninkrijk verkocht het bedrijf naar eigen zeggen meer dan een half miljoen blikjes via onder meer de site van Gaza Cola en webwinkels als Amazon of bij demonstraties voor Palestina. Sinds kort krijgt het bedrijf aanvragen vanuit de hele wereld, zegt Qashoo. „Binnenkort sturen we honderdduizenden blikjes naar Italië, Irak, Koeweit en Australië.”
Winst moet naar Gaza
„Als Palestijn betekent ons succes veel”, vertelt Qashoo. „Wij krijgen het gevoel dat de genocide niemand iets kan schelen. Mensen die onze cola kopen zijn ambassadeurs die de boodschap ‘je bent niet alleen’ verspreiden.” Ook hoopt hij Coca-Cola en soortgelijke bedrijven tot verandering aan te zetten. „Onze boodschap is: ‘wij zijn niet blij met jullie investering in oorlogsmisdaden’. Als dit door veel mensen wordt uitgedragen, zullen giganten hun beleid veranderen.”
De winst die het bedrijf maakt, moet Gaza ten goede komen. Een eerste project is het steunen van het Al-Karama ziekenhuis bij Gaza-Stad, eerder volledig verwoest door Israëlische bombardementen. Gaza Cola heeft vijf medewerkers in het VK en vijf in Palestina zelf. Hoeveel geld hij tot nu toe ophaalde, wil Qashoo niet zeggen.
Overigens is de smaak van Gaza Cola volgens de oprichter „totaal anders” dan die van Coca-Cola. En ja, cola drinken blijft ongezond. Dat weet Qashoo ook wel. „Maar het kan geen kwaad om te genieten, en daarmee anderen te helpen.”
Het mishandelen van een scheidsrechter, de lhbtqi-gemeenschap terroriseren, politici en bestuurders bedreigen, Hitlergroeten brengen, vuurwerk afsteken: geen woorden maar daden heet dat. Dinsdag werd bekend dat de supporters die deze zomer een scheidsrechter hadden mishandeld, waarbij de man vreesde voor zijn leven, 150 uur taakstraf krijgen. Beiden waren niet aanwezig toen het vonnis werd uitgesproken, omdat ze ziek waren en een voelde zich „gedemoniseerd” na het onderzoek van NRC en programma BOOS van BNNVARA.
Uit dat onderzoek bleek hoe supporters, ook al zijn ze veroordeeld voor wandaden, bij Feyenoord vrij spel hebben in de Kuip. Ze hebben een voortrekkersrol bij uitwedstrijden in het buitenland en mogen supportersfeesten organiseren. Er wordt ze de hand boven het hoofd gehouden als ze een scheidsrechter hebben mishandeld in de hoop dat ze het voorval als „mannen” onder elkaar kunnen oplossen en justitie er buiten kunnen houden. Er volgt een gesprek als ze een burgemeester, wethouder of journalist bedreigen. Ze leggen ondanks een verbod op vuurwerk een dag voor een wedstrijd vuurwerk klaar omdat ze een sleutel hebben van de Kuip. Ze kiezen er naar eigen zeggen niet voor een „handstand” te doen, maar brengen een Hitlergroet. En wie er anders over denkt, wordt bedreigd en verlaat het Feyenoordbestuur. Het zijn allemaal praktijken die we kennen van de maffia: er wordt een wereld geschapen waarvan iedereen ziet dat die fout is, maar niemand durft er nog wat van te zeggen.
Er zijn supportersbegeleiders die alles in goede banen moeten leiden. Maar de supporters krijgen – deels uit angst – te maken met compromissen, waarbij het meer gaat om woorden dan daden. Het siert de club dat deze in eerste instantie het gesprek wil aangaan om te kijken of de harde kern tot rede is te brengen, maar wanneer dat leidt tot meer macht aan die harde kern, werkt dat averechts. Het is tijd dat er duidelijker maatregelen worden genomen, omdat je niet in gesprek kunt blijven met de groep die vrijwel bij elke wedstrijd met homofobe en racistische uitlatingen komt en strafbare handelingen verricht. Een stadion- of gebiedsverbod opleggen is een gepast antwoord, maar handhaaf dat dan ook. Geef criminele acties door aan justitie en kom zelf ook met concrete acties. Dat kan in de vorm van het stilleggen van wedstrijden, maar ook door een tijdelijk tot levenslang gehandhaafd stadionverbod.
Het kan niet zo zijn dat het stadion – en dat geldt niet alleen voor Feyenoord – elke week een vrijplaats is voor geweld, illegaal vuurwerk, homofobie en racisme. Voetbalclubs hebben zich niet alleen te houden aan wetten en regels die voor iedereen in de samenleving gelden, maar ook moeten ze weten wat ze willen uitstralen. Wil je een club zijn waar hooligans de dienst uitmaken of een club zijn waar ouders met hun kinderen kunnen genieten van de schoonheid en charme van de sport?
Na de rellen in Amsterdam toen Ajax tegen Maccabi Tel Aviv had gespeeld durfden politici en bestuurders zich snel en hard uit te spreken. De conclusie was dat antisemitisme „keihard” moet worden aangepakt. Staatssecretaris Karremans (Sport, VVD) gaf in het Kamerdebat over de Sportbegroting maandagavond aan niet tussen de wethouder en Feyenoord te willen komen, omdat hij niet tussen zijn collega in Rotterdam wil „gaan fietsen”. Dat roept de vraag op: waarom niet? Het wordt immers tijd dat ook voetbalhooligans keihard worden aangepakt.
„He’s a regifter!” Elaine uit de sitcom Seinfeld is er net achter gekomen dat Jerry als bedankje een etikettenapparaat heeft gekregen van een vriend aan wie zij dat eerder cadeau had gedaan. Een doorgever! Ze spuugt het woord uit. Ze had hem net zo goed een oplichter of een dierenbeul kunnen noemen. Een cadeau dat zij voor hem kocht, heeft hij doorgegeven aan iemand anders? Waar haalt-ie het gore lef vandaan?
Vergeet even dat het om een etikettenapparaat ging. Het waren de jaren negentig. Januari 1995, seizoen 6, aflevering 12 om precies te zijn. Vervang label maker door chocoladefontein, sierkussen of geurkaars. En probeer je dan beurtelings te verplaatsen in de drie betrokkenen op het moment dat voor iedereen duidelijk is welke weg dit object heeft afgelegd. De eerste gever, de ontvanger/doorgever en de tweede ontvanger. Het is voor alle drie op z’n minst ongemakkelijk en voor de eerste gever ook nog beledigend.
Je zou bijna concluderen: geef een cadeau nooit door aan iemand anders.
Maar dat is te simpel. We leven in een tijd die vraagt om flexibel denken. De wereld wordt overspoeld door spullen, met desastreuze gevolgen die we hier verder niet hoeven op te sommen. Maar wie alleen al leest dat van de ongeveer negen miljard ton plastic die sinds de jaren vijftig wereldwijd is geproduceerd, het grootste deel alweer afval is, weet dat de wereld niet zit te wachten op nóg een chocoladefontein.
Probeer eens terug te halen hoeveel cadeaus er in de loop der jaren je huis zijn binnengeslopen, en hoe weinig daarvan nog steeds een vonk van vreugde geven. Dan doemt aan de andere kant meteen het kerkhof op van afgedankte en weggegooide geschenken. Om benauwd van te worden. In dat licht is doorgeven, het recyclen van cadeaus, eerder een deugd dan een zonde.
Maar hoe dan? Welke cadeaus wel of niet? Bij welke gelegenheden? Welke ontvangers? Met welke begeleidende woorden? En dan de ontvangende kant: hoe bedank je voor een cadeau dat overduidelijk een doorgevertje is? En wat moet en mag je ermee?
De gouden ring die van moeder op dochter wordt doorgegeven, is duidelijk niet het probleem. De waarde neemt alleen maar toe met elke nieuwe generatie die het sieraad ontvangt. Als het niet financieel is, dan toch in elk geval emotioneel. Daar kan een nieuwe ring niet tegenop. Zelfs als je zo’n sieraad nooit draagt, kun je er blij mee zijn en het opbergen tot de volgende generatie aan de beurt is.
Maar verdient het eikenhouten dressoir waar je vader zo aan gehecht was een plek in jouw zorgvuldig gecureerde Scandinavische interieur? Nee, is het antwoord. En dat moet dan ook maar meteen gezegd. Want probeer zo’n cadeau maar eens weg te moffelen of door te geven.
Dat is dan meteen een uitzondering op de regel: je mag een cadeau, ook een doorgeefcadeau, nooit weigeren. Dat verzin ik niet zelf, dat vond Beatrijs Ritsema, de vorig jaar overleden koningin van de moderne etiquette. „De zorg en moeite die mensen nemen om een passende attentie te geven verdienen onze dankbaarheid”, staat in haar postume bundel Soms is beleefdheid het hoogst haalbare (2024). „En verder kunnen we de rotzooi gerust achter de rododendrons flikkeren.”
Misschien is zo’n erfstuk eigenlijk ook geen doorgeefcadeau. Een betere definitie van een doorgeefcadeau is: een nieuw cadeau dat je zonder het zelf gebruikt te hebben aan een ander geeft. Hoewel ‘nieuw’ en ‘ongebruikt’ ook relatieve begrippen zijn. Mag je die broodrooster even uit de doos halen om te kijken of hij net zo rood is als op het plaatje? Ja. Maar rooster er één boterham in, en het wordt lastig om hem nog als nieuw door te geven zonder dat het opvalt. Trek dat gerust door naar andere cadeaus: een boek met één ezelsoor geef je ook niet door.
Ritsema kreeg van een lezer ooit een kras voorbeeld opgestuurd. Een vriendin die meestal aankomt met iets van een paar euro uit de Xenos, geeft een keukenschort van een exclusief merk cadeau. Het is op internet niet meer te vinden én (betrapt!) er zitten vlekken in. „Is het oké om mij een tweedehands cadeau te geven?”, vraagt de lezeres. Het gaat om het gebaar, luidt het cliché. Maar is een schort met vlekken een warme omhelzing of een middelvinger?
Ritsema komt, zoals gewoonlijk, met een relativerend antwoord. „Neem een cadeau op face value: ofwel u vindt het leuk en neemt het in gebruik, ook al moet het eerst de was in. Ofwel u vindt het niks, ook al komt het nieuw uit een dure winkel, en dan gooit u het weg of u geeft het aan iemand anders.” Wees gewoon aardig en doe niet zo moeilijk, zegt ze eigenlijk. Zolang je het niet al te persoonlijk opvat, en je je tot niets verplicht voelt, is het krijgen van een doorgeefcadeau makkelijker dan het geven. De enige die kan afgaan is de gever.
Verder is de literatuur overigens niet scheutig met goede adviezen voor ontvangers van doorgeefcadeaus. Het is geen opgave om oprecht enthousiast te reageren als het doorgeefcadeau je op het lijf geschreven is. Maar wat zeg je als je een liefdeloos afdankertje uitpakt? Enthousiast uitroepen wat je ziet dan maar, zoals mensen volgens Jerry Seinfeld doen als ze iets krijgen waar ze niet blij mee zijn. „Ooooh, een chocoladefontein!” En als het stilvalt gewoon doorgaan. „…een echte elektrische chocoladefontein! Een zwarte! Van Princess!”
Dan de doorgever. Waar kom je mee weg? Het vervelende is dat het meestal niet het object zelf is maar de verpakking die doorgeven bemoeilijkt. De sticker die de doos verzegelde is één aanwijzing dat de nieuwigheid er al vanaf is. Net als het ontbreken van een label aan een kledingstuk. Maar het is vooral de cadeauverpakking die verraadt dat het een tweedekansgeschenk is.
Een eigen papiertje zegt niet alles over de herkomst. Eigen papier gebruik je ook voor een cadeau dat je online besteld hebt. Nieuw luxe cadeaupapier is sowieso beter dan sinterklaaspapier of een verkreukeld doorgeefpapiertje dat nog achterin de kast lag. Maar een mooi papiertje maakt niet ieder doorgeefcadeau als nieuw: hoe pak je in vredesnaam een fles parfum in zoals ze dat bij Douglas of de Bijenkorf doen? Zoiets ziet er al snel tweedehands uit. Als het je niks kan schelen hoe dat overkomt: vooral doorgeven! Maar wie bij het inpakken al gêne voelt, ziet er misschien toch liever vanaf.
Over parfum gesproken. Er was eens een vriend die behoorlijk diep in de buidel had getast voor de favoriete geur van een goede vriendin. Het kleinste flesje was al prohibitief duur, maar vooruit, ze werd maar één keer veertig. Toen hij op de cadeautafel een twee keer zo grote fles zag staan en zijn onderkaak naar beneden zakte, schoot een andere vriendin hem fluisterend aan. „Uit de cadeaukast van m’n werk.” Dus deze vriendin, die kennelijk een grabbelton vol relatiegeschenken tot haar beschikking had, maakte goede sier met een cadeau waarvoor ze geen cent had betaald!? Een overdreven groot cadeau bovendien, waar alle andere cadeaus lullig bij afstaken.
Een deel van het ongemak zit in de prijs: met een duur cadeau steek je anderen de loef af – los van de vraag of het nieuw of doorgegeven is. De onwetende ontvanger zou zich bovendien verplicht kunnen voelen ook iets duurs terug te geven. En stel dat de ontvangende partij wél doorheeft dat het een doorgevertje is, wat moet die er dan van denken: is dit wat onze vriendschap en mijn veertigste verjaardag jou waard zijn?
Niet dat het verboden is iets moois of duurs door te geven wat je gekregen hebt. Maar misschien beter op een ander moment dan op een verjaardag. Als je bij haar komt eten bijvoorbeeld of haar een hart onder de riem wilt steken. Of zomaar. En misschien dan ook maar meteen met open vizier. „Ik heb dit gekregen, maar ik dacht meteen aan jou.” Welbeschouwd is ‘zomaar’ bij elk cadeau waarvan je weet dat iemand anders er blijer van wordt dan jijzelf de meest onbaatzuchtige manier van doorgeven.
Zoals gezegd, het kerkhof van overbodige spullen ligt vol cadeaus waar de ontvanger niet op zat te wachten. Naast de chocoladefontein, het sierkussen en de geurkaarsen liggen bergen waxinelichthouders, ovenwanten, Loesje-kalenders, lollige mokken en ongelezen boeken.
Wat die laatste categorie betreft: een ongelezen en onbeduimeld boek kan prima naar een volgende jarige, zolang de vegetariër maar niet de Worstbijbel krijgt. En zolang er maar niet in geschreven is (‘Van Henk, je weet wel waarom’). Terzijde: geef sowieso nooit een boek cadeau dat je zelf te dik vindt om te lezen. Ook niet als het nieuw is.
Veel weggegooide cadeaus hadden op het juiste moment, bij de juiste ontvanger en de juiste gelegenheid nog prima een tweede leven kunnen krijgen. Een lollige mok doorgeven is altijd een slecht idee, behalve bij het dobbelspel dat juist draait om het bemachtigen van dat ene mooie cadeau tussen de prullen. Met ovenwanten of waxinelichthouders is een jongvolwassene die net zelfstandig woont misschien wel dolblij. En de ongelezen boeken kunnen altijd nog naar een straatboekenkastje, je hoeft de ontvanger niet te kennen om een cadeau door te geven.
Niet iedereen aan wie je geacht wordt iets te geven staat zo dichtbij dat je er veel tijd en geld voor over hebt. Soms weet je niet eens wat iemands smaak is. Gelukkig zijn er dan nog de spullen die niet alleen gemaakt zijn om te geven, maar ook gemaakt lijken om door te geven. Hoe handig zou het zijn om hiervoor een stukje kastruimte te reserveren, zodat je in voorkomende gevallen in je eigen cadeauwinkel kunt shoppen.
Bovenaan in de doorgeefpiramide: alles van Rituals. Of nou ja, bijna alles. Doucheschuim wil je misschien graag houden. Maar wat doe je met een kerstpakket met geurstokjes, huisparfum of autodoekjes? Vooral onuitgepakt laten en doorgeven aan iemand die het eventueel ook weer kan doorgeven aan iemand die het ook weer kan doorgeven. Op enig moment bereikt de cadeaudoos vanzelf iemand die altijd al een Sleep Aroma Diffuser wilde hebben maar er zelf geen 40 euro voor over had.
Wel uitkijken dat je het niet per ongeluk teruggeeft aan degene van wie je het ooit kreeg. Zoals het ook verstandig is om een cadeau ver buiten de kring van de eerste gever door te geven. Voordat je het weet komt het als een boemerang bij je terug.
Schaatsen op natuurijs verbroedert, zegt Henk Angenent. „De wereld is knettergek aan het worden, maar als je valt op het ijs, staat er zo tien man klaar om je te helpen. Val je in een winkelcentrum, dan loopt iedereen je voorbij.”
Nee, zegt Ben van der Burg, het gaat nog veel verder: schaatsen op natuurijs „staat symbool voor het hele bestaan”. Vallen en opstaan. „Dat er jonge mensen zijn die nog nooit op natuurijs hebben gestaan, die gedachte kan ik gewoon niet aan.”
Oud-langebaanschaatser Van der Burg en Angenent, de laatste winnaar van de Elfstedentocht, zijn met alle plezier afgereisd naar het Noord-Hollandse natuurijswalhalla Ankeveen. Hier, in het onderkomen van de lokale ijsclub (anno 1887), lanceert schaatsbond KNSB deze woensdag een initiatief om ijsverenigingen in het hele land te ondersteunen: de Club van Natuurijs. Het doel is om ijspret, naast hagelslag en Sinterklaas misschien wel het belangrijkste culturele erfgoed van Nederland, „te bewaken en te bewaren”.
Schaatsen op natuurijs beleeft moeilijke tijden. In de eerste plaats door klimaatverandering. Het is dertien jaar geleden, vertellen de in groten getale aanwezige bestuursleden uit het hele land, dat ze voor de laatste keer een toertocht hebben georganiseerd. Sinds 2012 waren de winters te warm. Op eentje na dan: die van 2021. Maar ja, toen mocht er niets vanwege de coronapandemie.
Toch is het klimaat niet de enige bedreiging. De ijsverenigingen worstelen ook met teruglopende ledenaantallen, financiële krapte en een behoorlijke hoeveelheid wet- en regelgeving van de overheid – met name op het gebied van duurzaamheid en natuurbescherming. En dan is er ook nog een nijpend gebrek aan vrijwilligers. Als de schaatskoorts eenmaal is uitgebroken, wil iedereen wel komen vegen – maar plaatsnemen in een bestuur, ho maar. „Ik wil dolgraag de stoel vrijgeven”, zegt Rieks Poelman, al 43 jaar voorzitter van IJsvereniging Witten nabij Assen, „maar niemand wil hem overnemen.”
Een weiland, of poelen en plassen
Zo’n vierhonderd natuurijsverenigingen kent Nederland. Ze komen in alle soorten en maten. Beheerders van ‘landijsbanen’ – opgespoten water in een weiland, buiten het schaatsseizoen te herkennen aan de verweesde lichtmasten. Verenigingen die louter gebruik maken van poelen, plassen en vaarten. En clubs die beschikken over een eigen vierhonderdmeterbaan, zoals hier in Ankeveen. Hij licht er een beetje troosteloos bij op deze regenachtige novemberochtend.
Vrijwel alle verenigingen hebben zich aangesloten bij de Club van Natuurijs, vertelt Jurre Trouw van de KNSB, die twee jaar gewerkt heeft aan het initiatief. Hij probeert optimistisch te blijven over de toekomst van natuurijs. Klimaatverandering betekent weliswaar dat de winters korter en warmer worden, zegt hij, maar niet dat het nóóit meer stevig vriest. „We moeten die momenten dus beter gaan benutten. We hebben niet meer de luxe om het even een paar dagen te laten zitten.”
Trouw wil verenigingen onder meer gaan ondersteunen bij het opstellen van draaiboeken voor koude dagen en het vastleggen van kennis over het gebied, die nu vaak alleen „in de hoofden zit” van de – op leeftijd gerakende – clubbestuurders. „Hoe zit het gebied in elkaar? Waar zijn doorgaans de zwakke plekken in het ijs?”
Lees ook
Zingend ijs, het klappen van m’n schaatsen. Verder niets
Ook een belangrijk doel van de KNSB: verenigingen helpen om wegwijs te worden in de overstelpende hoeveelheid regels en vergunningen van de overheid. Hier botst de romantiek van het natuurijs op de bureaucratische realiteit van het moderne Nederland, zegt Poelman uit Assen. „Vroeger had je op het gemeentehuis een bromsnor, die stempelde alles af en zei: ga lekker schaatsen. Nu zit er een afgestuurde hbo’er, die zegt: er ontbreekt nog iets op pagina 32.”
De meest gehoorde bureaucratische hindernissen deze woensdag in Ankeveen: de verplichte verkeersregelaars en de stikstofvergunningen in Natura2000-gebieden. „Dat speelt bijvoorbeeld in de Kop van Overijssel”, zegt Trouw van de KNSB. „Ik ben erin gedoken, en het is heel complex. Daar haken vrijwilligers echt op af.” De Club van Natuurijs, zo hoopt Trouw, zou een soort ‘stikstofregelsprotocol’ kunnen ontwikkelen om te delen met verenigingen.
Weinig ruimte voor illusies
Toch keert het gesprek deze ochtend in Ankeveen telkens weer terug naar de donkere wolk van klimaatverandering. Een mini-college over ‘schaatsen in het nieuwe klimaat’ dat meteoroloog Amara Onwuka de aanwezigen voorschotelt, laat weinig ruimte voor illusies. Warmere en kortere winters leiden tot aanmerkelijk minder ijspret – zoals de afgelopen twee decennia al duidelijk werd.
Het antwoord volgens Onwuka? Realisme en vindingrijkheid. ‘Diepwaterbanen’ op plassen, meren en grachten (meer dan een halve meter diep) zullen straks tot het verleden behoren. Maar voor landijsbanen is er zeker toekomst – zeker met nieuwe technieken. Als voorbeeld noemt ze de natuurijsbaan in Winterswijk, die geïsoleerd is en voorzien van een witte coating, zodat hij nauwelijks warmte verliest. Begin vorige maand kon er geschaatst worden – terwijl het niet eens gevroren had.
Bij de natuurijsbaan in Dronten (anno 1963) zijn ze ook bezig met innovatie, vertelt secretaris Ab Schaaphok. Ze willen de grond onder de baan verharden, in samenwerking met de lokale skeelerclub, zodat-ie sneller opvriest. ’s Zomers skeeleren, ’s winters schaatsen. „Alleen: de skeeleraars willen een verhoging in de bocht, terwijl wij een vlakke baan willen. In dat soort discussies beland je dan.”
Vlak voordat de bijeenkomst ten einde is en de erwtensoep geserveerd kan worden, is daar toch de onvermijdelijke vraag voor meteoroloog Onwuka. De Tocht der Tochten, die Henk Angenent in 1997 won – komt-ie nog een keer? Misschien, alsjeblieft, please?
Onwuka: „Mijn diplomatieke antwoord luidt: ik hoop het.”