Als je iemand die Bryce Dessner niet kent wil uitleggen wie Bryce Dessner is, moet je eigenlijk eerst het referentiekader van je gesprekspartner aftasten. Liefhebber van klassiek? Dessner is componist, hij schrijft voor het Kronos Quartet, het BBC Symphony Orchestra en de vermaarde pianozussen Katia en Marielle Labèque. Houd je meer van pop? Dessner is gitarist en songwriter van indierockband The National. Cinefiel? Dessner maakte de scores bij films van regisseurs als Alejandro Iñárritu (The revenant, Bardo) en Mike Mills (C’mon, c’mon).
Toch is er maar één Bryce Dessner, en die komt volgende week naar Nederland voor een week vol concerten en filmvertoningen op zes verschillende locaties. Zelf maakt hij dan ook niet zo’n onderscheid tussen de verschillende bezigheden, vertelt hij in een videogesprek vanuit zijn woning in Parijs, waar hij sinds 2014 woont: „Ik trek geen ander kostuum aan als ik iets anders ga doen. Ik probeer steeds dezelfde musicus te zijn”, zegt Dessner. „De rode draad in mijn werk is dat ik van samenwerkingen houd. In de band speel ik met mijn broer en met oude vrienden. Als componist voor de concertzaal ben ik nauw betrokken bij de uitvoerders. En bij film werk je met honderden mensen aan één product, dat is een heel inspirerende omgeving.”
Tenminste, als je bij zulke waanzinnige producties betrokken bent als Dessner. Werken met Iñárritu, met wie hij inmiddels bevriend is, noemt hij „een van de beste artistieke ervaringen van mijn leven”. Grappig genoeg benaderde Iñárritu hem juist ooit omdat hij géén filmmuziek schreef, zegt Dessner: „Hij kent ál mijn muziek. Laatst belde hij op omdat hij wilde vertellen wat hij vond van mijn recente Solos-album.”
Dessners werk blijkt goed samen te gaan met het witte doek en sinds het belletje van Iñárritu maakt hij veel filmmuziek. Zo zal in Noord-Brabant een voorpremière te zien zijn van de recente Amerikaanse indie-film Sing Sing: „Dat is een van de waanzinnigste films die ik ooit heb gezien”, zegt Dessner. Het waargebeurde verhaal speelt zich af in de beroemde gevangenis Sing Sing, aan de Hudson ten noorden van New York. Eind jaren negentig had je daar een ‘Rehabilition Through the Arts’-programma, waarbij gevangenen zelf een toneelstuk mochten schrijven en opvoeren om zo hun resocialisatie te bevorderen. „Ik dacht: dit is een opera. Het is zó mooi. En het bijzondere is dat bijna alle rollen gespeeld worden door voormalige gevangenen die indertijd óók in dat toneelstuk speelden.”
Bryce DessnerFoto Nick Somers
Hoewel film en popmuziek een groter publieksbereik hebben, vormt orkestwerk al enige tijd „het hart” van Dessners bezigheden. Wordt zijn orkestmuziek gekleurd door zijn ervaring als gitarist in een rockband? Dessner haalt zijn schouders op: „Iemand als [klassiek componist, red.] Julia Wolfe, die ik bewonder en met wie ik veel heb samengewerkt in New York, is veel meer ‘rock’ dan ik. Zij voert alleen niet haar eigen muziek uit, zoals ik soms wel doe. En John Luther Adams is een geweldige rockdrummer, maar dat hoor je dan weer niet terug in zijn landschapachtige orkestwerken.”
Dessner lijkt zijn connectie met rock en minimal music enigszins te willen nuanceren. Die invloeden in zijn werk reiken inderdaad bewust en hoorbaar verder. „Thom Yorke is een vriend van me en ik houd van Radiohead, maar als componist voelt die muziek haast té dicht bij huis om er inspiratie uit te putten. En natuurlijk ben ik ook beïnvloed door minimal-componist Steve Reich, die ik beschouw als een mentor. Maar als ik een partituur ga bestuderen pak ik juist liever muziek die verder van me afstaat.”
Onbestendigheid
Zo refereert hij in Le bois, voor het Fifty for the Future-project van het Kronos Quartet, aan de meerstemmigheidstechnieken van de middeleeuwer Perotinus. Dessner schreef het werk kort na de brand van de Notre Dame in Parijs in 2019, waarbij de duizend jaar oude eikenhouten zoldering verloren ging: „Onder diezelfde houten balken werkte Perotinus rond 1200. Het stuk gaat over de vergankelijkheid en onbestendigheid van veel dingen die we voor lief nemen, van een houten zoldering tot onze relaties of iets enorms als het klimaat.” Het werk is onderdeel van de grotere strijkkwartetcyclus Impermanence, waaruit het Quatuor Zaïde op 1 en 2 december delen zal spelen.
Zijn lievelingscomponisten? Het gaat bij hem in fases, zegt Dessner, maar momenteel is het de „poëtische stem” van Fransman Henri Dutilleux. „Dutilleux’ partituren zijn schitterend, alleen al om te zien. In zijn orkestwerk Métaboles zit een moment waarin hij vijf contrabassen flageoletten laat spelen op een manier die bijna onmogelijk is. Maar hij doet het toch.”
De wijze waarop Stravinsky en Bartók volksmuziekmelodieën in hun werk gebruikten, inspireerde Dessner bij het componeren van zijn Murder Ballads. Dit stuk, dat in 2013 in Eindhoven in première ging en waarvan de opname door ensemble Eighth Blackbird met een Grammy is bekroond, neemt volksliedjes uit Dessners thuisstaat Ohio als uitgangspunt. „Het zijn gruwelijke verhalen, vaak uitlopend op moord. De meeste hebben Ierse of Schotse wortels, maar zijn verbasterd tot americana. Ik vond het interessant om me daartoe te verhouden, zoals Stravinsky en Bartók en de vroege Lutosławski dat deden tot hun volkstradities.”
Dessner groeide op in Cincinnati, Ohio, samen met tweelingbroer Aaron – eveneens gitarist in The National – en oudere zus Jessica, die danser, dichter en beeldend kunstenaar is. „Onze vader was jazzdrummer en er was altijd muziek in huis.” Zelf speelde hij dwarsfluit en pas op de middelbare school begon hij met gitaar, om popliedjes te kunnen spelen. „Ik was niet eens heel goed, niet zo iemand die alles kan spelen. Maar soms helpt dat juist bij het ontwikkelen van een persoonlijke stijl.” Later studeerde Dessner geschiedenis, klassiek gitaar en compositie aan Yale en in 2001 trad hij toe tot The National, de band die kort daarvoor was opgericht door onder meer zijn broer Aaron. „In de band ben ik the nerdy one. Ik zorg voor orkestraties en haal er musici en invloeden van buitenaf bij”, zegt Dessner.
Hij werkt samen met popmuzikanten als Taylor Swift, Paul Simon en zijn boezemvriend Sufjan Stevens, maar zijn grootste inspiratiebron van kinds af aan is zijn zus Jessica, aldus Dessner. Haar invloed was ook indirect: „Zij was vier jaar ouder en een postpunk in Ohio. Ze datete oudere mannen en een van hen had zoveel liefdesverdriet toen ze het uitmaakte dat hij nog weken bij ons thuiskwam. Hij leerde mij en mijn broer nummers van punkbands als Minutemen en Firehouse spelen. Later heb ik via haar heel veel muziek leren kennen. Bij haar dansuitvoeringen kwam ik in aanraking met hedendaagse klassieke muziek. Veel van mijn eigen werk, zeker toen ik begon met componeren, is geschreven voor haar, om op te dansen.”
Pianoconcert
Dat geldt ook voor zijn Pianoconcert: „Normaal kan ik echt lijden tijdens het componeren. De druk bij een groot orkestwerk is enorm. Maar dit concert schreef ik voor mijn zus, die al een paar jaar borstkanker heeft, en ik heb er bewust alleen aan gewerkt als het goed voelde, wanneer mijn hoofd ernaar stond. Op het moment gaat het gelukkig goed met haar.” Pianist Alice Sara Ott tourt momenteel met het concert de wereld rond. „Haar spel is zo beeldschoon, ze brengt zo veel kleur aan. Tijdens het componeren heb ik geprobeerd daar recht aan te doen. Daardoor is het een voor mijn doen ongebruikelijk lyrisch werk geworden.” Een opname van het Pianoconcert is te horen in Le concert du soir van 8 november op Radio France (vanaf 28’).
Dan is het alweer tijd om het videogesprek af te ronden. Dessner heeft een repetitie, samen met zijn vrouw, folkzangeres Mina Tindle. Zij heet eigenlijk Pauline de Lassus en in een video heeft Dessner ooit gezegd dat ze verre familie is van de grote renaissancecomponist Roland de Lassus, ook wel Orlando di Lasso. Is dat echt waar? Dessner grijnst over de camera heen: „Mijn vrouw zit verderop in de kamer te lachen. Ja, dat is echt waar. Sterker nog, ze stamt ook af van de negentiende-eeuwse componist Gounod. En de grap is: ze houdt helemaal niet van klassieke muziek.” Dessner lacht: „Ik denk wel eens, misschien moet ik mijn naam veranderen in Bryce de Lassus. Klinkt goed, vind je niet?”
Vind maar eens een band die op een breder palet van festivals kan spelen dan de Limburgse psych-rockers DeWolff. Ze hebben inmiddels negen platen uit, en zijn op de laatste iets meer de soul in gedoken. Helemaal verrast het niet dat ze daarmee zo makkelijk op elk feest kunnen spelen, maar toch: dit jaar Pinkpop, Paaspop, en in het Concertgebouw. Vorig jaar rockfeest Zwarte Cross, het bluesfestival van Grolloo, en het jaar daarvoor gewoon tussen de keiharde metal van Roadburn. Conclusie: DeWolff kun je er dus áltijd bij hebben. (PvdP)
Zangeres Queralt Lahoz
Foto Getty Images
2. Queralt Lahoz
De in Barcelona geboren Queralt Lahoz groeide op met zowel La Niña de los Peines en Chavela Vargas, als Missy Elliott en Wu-Tang Clan. Dat hoor je terug in de sound op haar tweede album, die surft op de golf die Rosalia’s ‘El Mal Querer’ in 2018 veroorzaakte, hoewel Lahoz wat meer op hiphop leunt en zo toch echt een eigen pad bewandelt. (PvdP)
3. Daoud
Een jeugd vol stekeligheden, een tijd dakloos. Maar ondertussen staat de Frans-Marokkaanse trompettist Daoud, het ‘probleemkind van de Franse jazz’ – zijn woorden – wel op de grote festivals. Jazz voor mensen die niet van jazz houden, Daoud houdt het luchtig en nonchalant met melodieuze jazzbeats in de opzwepende stijl van een eclectische stijlmenger als Ibrahim Maalouf. (AK)
Sheila E.
Foto Getty Images
4. Sheila E
Als muze van Prince was ze een vurige verschijning achter de percussie – hits als ‘The Glamorous Life’ natuurlijk. Maar percussionist-zangeres Sheila E is nog altijd een charismatische muzikale krachtpatser. Van congas naar timbales, van drums tot percussie. Eenmaal op stoom neemt de ritmische vrouwenpower maar toe in energie en weet ze publiek moeiteloos mee te trekken. Behalve haar band The E-Train neemt ze ook haar vader, jazzpercussionist Pete Escovedo, mee. (AK)
Lionel Hampton en Big Band, 1982.
5. Lionel Hampton Big Band
Het effect van een goed knetterende bigband: niet te onderschatten. Het is haast niet meer te geloven, maar de vermaarde vibrafonist-orkestleider Lionel Hampton bracht ooit als schrik van Europa de jeugd tot razernij, aldus een krantenkop eind jaren vijftig. Bij zijn swing kwam publiek extatisch uit de stoelen, zakte eens massaal door de vloer van een Amsterdamse zaal en het kwam tot rellen na zijn show in Den Haag (1956). Is die opwinding er nog? Een tributeband eert, met vibrafonist Jason Marsalis én enkele oud-leden van toen, de hoogtijdagen. (AK)
Ganavya Doraiswamy
Foto Anthony Pidgeon/Redferns
Vijf keer wegdromen
1. Ganavya
Ganavya Doraiswamy ontkomt niet helemaal aan een vergelijking met Arooj Aftab, die vorig jaar op NSJ stond. Je hoort zo’n zelfde spanningsveld in de langzaam ontvouwende muziek, de gedragen én etherische zang. Maar Ganavya, die werkte met Esperanza Spalding, Sault en Shabaka Hutchings, mengt de Hindoe-poëzie van haar Indiase jeugd met spiritual jazz. Toch echt anders dan de Pakistaanse Aftab en haar teksten in Urdu, maar wél een aanrader voor haar fans. (PvdP)
2. The Symphonic Music of Wayne Shorter
Het is een benaming die in de jazz al snel te pas en te onpas valt: legende. Maar een jazzmuzikant als de in 2023, op zijn 89ste, overleden Wayne Shorter verdiende de eretitel met zijn ogen dicht. Hij schreef 32 stukken voor jazzkwartet en symfonieorkest, waarvan de meeste nog nooit zijn uitgevoerd. Het is uitzien naar het eerbetoon van het Rotterdams Philharmonisch Orkest met zijn oude band en musici als Terri Lyne Carrington en Tineke Postma. Oud-Shorter kwartet-leden Danilo Pérez en bassist John Patitucci treden later ook nog op met drummer Adam Cruz.
Celeste
Foto Samir Hussein/WireImage
3. Celeste
Oh jongens, die stem. Klanken uit een andere tijd. Warm, troostend. Tussen trage koestering – ademdicht op de microfoon – en dan ineens een glorieus galmen. En alles zo schijnbaar achteloos, Celeste heeft dan iets ongenaakbaar koninklijks met een strak gezicht. De Britse brengt na de zomer een nieuwe plaat uit, op North Sea Jazz komt een voorproefje. (AK)
4. Alex Koo Trio
West-Vlaming Alex Koo is kind van een Belgische missionaris en een Japanse vredesactivist, en werd opgeleid in Amsterdam, Kopenhagen en New York. Op zijn laatste album, Blame It on My Chromosomes, wil hij gewoon accepteren wie hij is. Dat blijkt een warme, creatieve mix van jazz en ambient, waarin hij soms ook nog prachtig meefluit. (PvdP)
Jorja Smith
Foto Dieuwertje Bravenboer
5. Jorja Smith
North Sea Jazz zit al jaren goed op de opkomende popzangeressen, zeker als die hun sound met hiphop, soul en dance aanmaken. Jorja Smith (28, Londen) is zo’n zangeres. Ze maakt indringende soul en r&b in strakgegoten liedjes waarop het goed zwijmelen is. Al te ver wegdommelen is er trouwens niet bij, want ze houdt met elementen uit grime en uk garage de aandacht erbij. (PvdP)
Norah Jones (l) en Anoushka Shankar (r).
Foto CAROLINE BREHMAN/EPA
Verrassend en net even uit een andere hoek
1. Anoushka Shankar & Norah Jones
Laat ons even dromen: de beroemde halfzussen Anoushka Shankar en Norah Jones staan zondag back-to-back in Rotterdam… Dan kán het toch bijna niet anders dan dat ze elkaar op een podium opzoeken? Eerder dit jaar namen ze samen een podcast op, waarin ze veel samenspeelden, wat onze dromen versterkt. De in Londen geboren Shankar die met haar sitar de afstand tussen klassiek en akoestische pop zo mooi kan slechten, dat past prachtig bij de juist heel jazzy pop van de in New York geboren Norah Jones. Hopelijk is er een actieve familie-appgroep. (PvdP)
Anohni And The Johnsons
2. Anohni and the Johnsons
Zagen we haar komst hier aankomen? Eerlijk gezegd niet. Anohni líjkt op dit festival muzikaal gezien een buitenbeentje; lang zette ze bovendien ook een streep door het geven van concerten. Liever liet de Brits-Amerikaanse zangeres, componist, regisseur en beeldend kunstenaar haar activistische kunst spreken. Maar inmiddels houdt ze met haar ijlhoge protestzang, sluier voor sluier met ontregelende, bikkelharde boodschappen, ook weer met veel succes het publiek een spiegel voor op de podia. Met veel meer jazzy, soul, blues invloeden dan vroeger. (AK)
3. Shuteen Erdenebaatar
De jonge Mongoolse jazzpianiste Shuteen Erdenebaatar verraste dit jaar al met haar bedachtzame, dromerige en gelaagde jazz op Transition en het Grachtenfestival. Ze is deze editie een voorbeeld van het aantal artiesten uit niet-traditionele jazzlanden, onder wie de Zuid-Koreaanse zangeres Song Yi Yeon en pianist Tigran Hamasyan uit Armenië. Maar buiten dat is Shuteen vooral, met haar klassieke achtergrond en een dubbele master in jazzpiano en -compositie (behaald in München), zo’n nieuw oertalent om echt in de gaten te houden. (AK)
Het waren de vrouwen die dit theaterseizoen naar zich toe trokken. Opvallend vaak had de vrouwelijke blik de hoofdrol en die blik wierp nieuw licht op vastgeroeste ideeën en genegeerde misstanden.
Het ging dit theaterjaar mede daardoor vaker over seksisme dan over racisme, en meer over moederschap, familie en generaties dan over identiteit en meer over geestelijke gezondheid dan over vluchtelingen – thema’s die eerdere jaren domineerden.
Vrouwelijk leiders
In januari kreeg Sarah Moeremans de leiding over Het Zuidelijk Toneel. Een gegeven dat naadloos past in de trend dat grote theatergezelschappen een vrouwelijke leiding krijgen. Van de negen rijksgesubsidieerde gezelschappen hebben er nu zes een vrouw aan het stuur.
Zo staat het er nu voor: Eline Arbo werd in 2023 de baas bij ITA, Daria Bukvic in 2022 bij Theater Oostpool, Anne Breure in 2022 bij Theater Utrecht, Alida Dors in 2020 bij Theater Rotterdam, Tatiana Pratley in 2020 bij Tryater. De eerste drie volgden, net als Moermans, een man op.
Guy Weizman sinds 2017 bij NITE, Eric de Vroedt, sinds 2018 bij Het Nationale Theater en Michel Sluysmans, sinds 2015 bij Toneelgroep Maastricht houden nog stand… Met de aantekening dat vanuit Den Haag de twee nieuwe huisregisseurs Nina Spijkers en Belle van Heerikhuizen twee van de mooiste voorstellingen van dit seizoen leverden (resp. Antigone, Schuldig kind).
Vrouwelijke blik
Merk je dat een vrouw de leiding heeft? Natuurlijk. Bij Moeremans maakten in 2025 Ada Ozdogan en Silke van Kamp totaal verschillende, maar sterke voorstellingen over vrouwen die de regie nemen. Eline Arbo maakte vorig jaar De Wetten, over vrouwelijke levenskunst en dit jaar De wand, over vrouwelijke overlevingskunst. Bukvic maakt gevoelig werk over de vrouwelijke gesteldheid, zoals The Almighty Sometimes dit seizoen en Girls & Boys eerder. In het artistieke team van Breure is Naomi Velissariou teruggekeerd en vond Carolina Bianchi een plek. Hun respectievelijke Hardkoor en Brotherhood kleurden dit seizoen. Onder Dors kon Romana Vrede, actrice bij Het Nationale Theater, vorig seizoen haar debuut maken als regisseur in de grote zaal.
De blik van vrouwelijke artistieke leiders is vanzelfsprekend niet uitsluitend gericht op vrouwen en verwante onderwerpen, en vrouwelijke makers hebben ook de dringende behoefte niet tot hun gender te worden teruggebracht, maar het perspectief verschuift. Zichtbaar.
En dat is nodig. In 2022 constateerde de jury van de Toneelschrijfprijs nog dat slechts een kwart van de ingezonden teksten van vrouwen kwam, en dat dus „veel theaterteksten vanuit een exclusief mannelijk perspectief geschreven worden”.
Vrouwelijke kracht
De manifestaties van vrouwelijke kracht waren soms triomfantelijk, soms onverzettelijk, soms geestig, soms uit nood geboren, soms razend. Bijna altijd waren het, direct of indirect, aanklachten tegen door mannenhanden geschapen maatschappelijke misstanden en misverstanden.
In maart signaleerde collega Shira Keller al de overeenkomsten tussen My Fair Human van Toneelschuur Producties en Club Lam, Madame Butterfly van Theater Oostpool, regie Char Li Chung en Holly Goosebumps van Het Zuidelijk Toneel, regie Ada Ozdogan, die elk op eigen wijze de ondergeschikte, clichématige rol van de vrouw in grote verhalen in een ander licht stelden.
Keja Klaasje Kwestro in ‘F*ck Lolita’ van Het Zuidelijk Toneel Foto Sofie Knijff
Toen moesten twee verpletterende stukken over woedende vrouwen nog komen. In zowel F*ck Lolita van Het Zuidelijk Toneel, in regie van Silke van Kamp, als Brotherhood van Carolina Bianchi gingen de handschoenen uit. F*ck Lolita fileert de interpretatie van de roman Lolita van Vladimir Nabokov die zegt dat de dertienjarige Lolita bewust een volwassen man verleidt. Zo werd ze jarenlang opgevoerd in films, én zo definieerde het woordenboek haar: als de jonge, sexy verleidster. Ze was dertien!, schreeuwt dit stuk volkomen terecht tegen alle hardhorenden.
Brotherhood van Carolina Bianchi is de overtreffende trap van deze terechtwijzing. De Braziliaanse theatermaker, woonachtig in Amsterdam en deel van het artistieke team van Theater Utrecht, legt het publiek vier uur lang in vele vormen de verwoestende werking van verkrachting voor en de vrouwenhaat die eraan ten grondslag ligt. Wat te doen met een lichaam dat van de wereld van de doden terugkeert naar dat van de levenden, is haar vraag. Haar boodschap is even expliciet als onontkoombaar.
Vele voorbeelden van verkrachting passeren, uit de kunst, uit de geschiedenis, in wat ook een college over verkrachting is – van Persephone tot Gisèle Pelicot. Een theatrale scène is het interview van Bianchi met een fictieve regisseur, die de erotische lading van regisseren onontbeerlijk acht, met wederzijds verlangen als basis van samenwerking. Zijn hypocrisie en narcisme liggen er dik bovenop, denk je dan, maar in een seksscène doet Bianchi er nog een schep bovenop, om de gruwel zichtbaar te maken. Je moet wel bewondering hebben voor haar vuur (een woord dat opkomt als je de versleten term ‘urgent’ probeert te vermijden).
Mooiste scène van het jaarSterfscène in ‘Nachtwacht’
De mooiste scène dit theaterjaar was een sterfscène vol visuele pracht: het uur Nachtwacht van NITE na de pauze. Een oude vader gaat dood, in zijn bed, met geweeklaag van kinderen. Ze zijn omringd door een in witte gewaden en witte kappen gestoken geestenleger van twintig personen, dat swingend en musicerend de dodenreis begeleidt, met een vervoerend requiem dat uitmondt in een funky beat, terwijl een schipper des doods de mogelijke betekenissen en uitingsvormen van de dood opsomt.
De kinderen, broer en zus, Bien de Moor en Sanne den Hartogh, zijn zalig tragikomisch in hun opgekropt verdriet. Kleindochter Sarah Janneh schreeuwt in doorleefde droefheid haar ingewanden eruit. De dansers dragen de dode hoog op handen, op de klanken van het Asko|Schönberg-ensemble, met weerbarstige trombones, geplukte snaren en percussie. Deze aanstekelijke fantasie van een stervensuur wordt gevangen in een schitterend toneelbeeld: een langzaam uit de lucht naar de grond zakkend dode-bomenbos, geworteld in grote kluiten aarde. Puur natuur: de laatste draai aan de onstuitbare cyclus van het leven.
Voorstelling van het jaar’De Sitcom’ van De Hoe
Het was een topjaar voor de komedie. Na jaren kwakkelen kon vorig jaar een comeback worden geconstateerd, en dat succes is gelukkig bestendigd. De Hoe, Circus Treurdier en Blauwdruk waren in blakende vorm.
De Sitcom van De Hoe, bijvoorbeeld, is een briljante satire over tv maken en over de gelaagdheid van kunst en theater. Wat is diepgang, wat is oppervlakkigheid? Als het tragisch is, dan pas is het om te lachen, zegt een van de personages. Alles grijpt in elkaar, in dit virtuoze, verbale steekspel, waarin mensen lijden én grappen worden gemaakt over lijdende mensen.
Zelfs bij voorstellingen over kanker en over het leed van de Palestijnen viel dit seizoen te lachen, juist doordat het zo ongepast voelde. Sander Plukaard en Reindier maakten het publiek in hun heerlijke Metgezwel eerst zacht met het vrolijke verhaal van hun liefde. Dat baande de weg voor zwarte humor in hun gedeelde lijdensweg van zieke en buddy. Alaa Shehada vertelt in het ijzersterke The horse of Jenin met veel aanstekelijke pret en sarcasme over hoe Israëliërs een kunstwerk vernielen in het stadje Jenin, op de Westelijke Jordaanoever. Het verhaal verwijst niet naar Gaza, maar de symboliek druipt ervan af. In het bedje van humor bijt dat besef je des te harder.
Comeback van het jaarDe geweigerden
Dit theaterseizoen werd bij aanvang getackeld doordat falende subsidiecommissies bij het Fonds Podiumkunsten besloten een zwik waardevolle theatermakers bij het grof vuil te zetten. „Niets is gegaan op een manier die niet klopt met de regeling die we hebben gemaakt”, was de cirkelredenering waarmee Fonds-directeur Viktorien van Hulst de miskleunen probeerde toe te dekken. De kwestie etterde door tijdens beroepsprocedures deze winter, waarin groepen soms gelijk kregen, maar nooit gerechtigheid.
De gezelschappen die subsidie was geweigerd, moesten op zoek naar alternatieve bronnen en keerden met triomfantelijke berichten terug. Orkater beleefde een glorieus seizoen, dat elk commissielid in zijn hemd zette, maar het wist bovenal de steun van de Hartwig Foundation te verwerven, goed voor negen ton per jaar. De Warme Winkel wist ruim drie ton aan private fondsen binnen te loodsen en meldde: „De Warme Winkel is UIT DE DOOD OPGESTAAN!”
Nu alleen nog die heilig verklaarde regelgeving transformeren.
Mooiste incident van het jaarDe acteur die van het podium liep
Een vriendin maakte mee dat acteur Jan-Paul Buijs tegen het einde van de voorstelling Wendy Pan van zijn groep Circus Treurdier plots van het toneel liep. De reden: zijn vrouw was aan het bevallen (actrice Ellen Parren, ook een Treurdier).
Bezoekers kregen achteraf van de Leidse Schouwburg, waar het weglopen plaatsvond, netjes een charmante mail met uitleg: „Omdat theater écht is, met echte acteurs op het toneel en met echte mensen in de zaal, is geen enkele voorstelling hetzelfde. Maar de voorstelling van zaterdag was extra bijzonder. Circus Treurdier castlid Jan-Paul Buijs werd namelijk tijdens de voorstelling weggeroepen, omdat de bevalling van zijn vrouw was begonnen: de weeën waren gestart. Op stel en sprong, terwijl ze op het toneel stonden, is er knap en creatief geïmproviseerd en is Jan-Paul in allerijl vertrokken. Dit was dus géén onderdeel van de ‘gewone’ voorstelling. ’s Nachts is hun zoontje gezond geboren!”
Lelijkste ervaring van het jaarDe te warme zaal
Alles kan perfect verlopen, van de koffie tot de voorstelling, maar een te warme, benauwde zaal verstiert alles. Je kan niet meer denken, je kan niet meer kijken, je wilt alleen al je kleren uittrekken. Twee keer gehad dit jaar, in de schouwburg van Theater Rotterdam en in Theater Kikker in Utrecht. Jaren geleden kreeg ik van ITA na een soortgelijke avond een sorry-mailtje. Dat was netjes. Hint…
Gimmick van het jaarToneelrook
Toneelrook was de crispy chili oil van dit theaterseizoen: theatermakers smeerden hun rookwolkjes bijna overal overheen.
Wat zegt de liefde voor de rookmachine? Is het een verlangen te ontsnappen aan de wereld, aan het realisme dat theater aankleeft? Misschien. In eerste instantie is toneelrook gewoon een handzaam ‘decorstuk’: witte nevel suggereert de dauw van de ochtend, de ijle nevel op het land, de koude mist in de stad.
Maar met rook kun je ook een ander, magisch universum oproepen. Holly Goosebumps van Ada Ozdogan speelde zich af in een mythische wereld en die creëerde ze met nauwelijks licht en volop slierten damp.
Maar rook kan zo veel meer. In symbolische zin kun je het zo gek niet bedenken of het kan kloppen. Projecteer 1977 op de muur, blaas rook het decor in, en voilà, die schemerige wereld slingert ons terug in de tijd. Rook is het verglijden van uren, de ongrijpbaarheid van de mens, de fictie waarmee personages zijn gecreëerd. Geen voorstelling produceerde meer rook dan Anatomy of a Suicide van Lenz: over de vloer dreef continu een rooktapijtje. De rook kon je koppelen aan het kettingroken van de depressieve hoofdpersoon Carol, maar je kon het ook opvatten als de mist in haar hoofd.
Zelfs afgelopen weekend was het weer raak. In De seizoenen van Het Nationale Theater spreekt God, of althans een Stem van Boven, met een paar flinke rookstoten. Geestig gedaan.
Begrijpelijk is het wel, die liefde voor rook. Theater wordt weer een beetje toveren, op een gezellige, ouderwetse manier. Heel fijn, op zijn tijd.
‘Anatomy of a suicide’ van LENZ en Frascati Producties. Foto Bart Grietens
Tv-opnames, documentaire en theater lopen op onnavolgbare wijze door elkaar in deze superieure satire over oppervlakkigheid in de kunst en de botsende ego’s van de makers.
2. Cadela Forca Trilogy – The Brotherhood, door Carolina Bianchi y Cara de Cavalo
Prettig grillig, ongrijpbaar en verrassend grappig onderzoek naar de oorsprong van vrouwenhaat in de samenleving, met talloze feiten en voorbeelden van fysiek, seksueel en psychologisch geweld tegen vrouwen.
3. Nachtwacht, door NITE, regie Guy Weizman
Visueel spektakel rond het ziekbed en vervolgens het stervensuur van een oude man. Zo mooi kan doodgaan eruitzien.
4. F*ck Lolita, door Het Zuidelijk Toneel, regie Silke van Kamp
Scherpe monoloog, fantastisch gespeeld door Keja Klaasje Kwestro, over de seksualisering van het romanpersonage van Nabokov en in het verlengde daarvan alle jonge meisjes.
5. Op Grond van Leven, door Blauwdruk
In deze bruisende komedie verwerkt het collectief knap de wooncrisis tot een intelligente denkoefening over grondbezit, in een poëtische tekst vol krokante grappen.
6. Wendy Pan, door Circus Treurdier
Doorzichtige theatereffecten, olijke misverstanden en opzettelijke karikaturen, in een verhaal over schuld, neergezet met droogkomische, absurde dialogen.
7. Ocean Breeze, door NITE, regie Mart van Berckel
Plotloos, maar razendspannend theater over de helletocht van een vrouw met een chronische ziekte
8. Dear Frail Male, door Just van Bommel / Frascati Producties
Indrukwekkende, autobiografische monoloog over straatintimidatie en de vraag wat daders bezielt.
9. Stepping Stones, door Orkater, regie Geert Lageveen
10. Antigone, door Het Nationale Theater, regie Nina Spijkers
Alle acteurs floreren in deze tragedie die razendknap een balans vindt tussen komisch spel en drama.
Beste acteur in een hoofdrol
Carolina Bianchi in The Brotherhood (Carolina Bianchi)
Jack Wouterse in Nachtwacht (NITE)
Keja Klaasje Kwestro in F*ck Lolita (Het Zuidelijk Toneel)
Daniël Kolf in De dood van Benny Simons (Orkater/ Shady El-Hamus)
Naomi Velissariou in Hardkoor (Theater Utrecht/ Nederlands Kamerkoor)
Beste acteur in een bijrol
Yela de Koning in Moeder Courage (Het Nationale Theater)
Gillis Biesheuvel in Holly Goosebumps (Het Zuidelijk Toneel)
Fjodor Jozefzoon in Stepping Stones (Orkater)
Justus van Dillen in Cloaca (Dronken mensen)
Maartje Remmers in The Almighty Sometimes (Theater Oostpool)
Beste nieuwe toneeltekst
The Brotherhood door Carolina Bianchi
De sitcom door De Hoe
F*ck Lolita door Annet Bremen
Op Grond van Leven, door Tijn Panis, Romijn Scholten, Bram Walter
Wendy Pan, door Jan-Paul Buijs, Ellen Parren, Peter van Rooijen
Cabaret Top-5
(Door Jelle Brumsen)
1. Tim Fransen – Onbekommerd
Schitterende voorstelling over de kracht en valkuilen van onbezorgd vermaak. Leven met álleen de realiteit is volgens Fransen onleefbaar, maar het tegenovergestelde voert je evenzeer richting het ravijn.
2. Remko Vrijdag – Vrijdag Doemsdag
Vrijdags solodebuut is een bijzonder vermakelijk cabaretesk toneelstuk over iemand die in gedwongen isolement langzaam krankzinnig wordt. Het resultaat is komisch, origineel en actueel.
3. Yentl en de Boer – Rekhalzen
Geweldige liedjesvoorstelling over het moment in een leven waarop je alles hebt waar je van droomde. Maar krijg je vervolgens vanzelf een happy end? Nee, aldus dit fijnbesnaarde én sarcastische duo.
4. Henry van Loon – Keanu
Erg grappige demonstratie van hoe wilde fantasieën verrassend functioneel kunnen zijn. Bijvoorbeeld wanneer je je in een ongemakkelijke situatie bevindt. In Van Loons geval: een talkshow.
5. Jan Jaap van der Wal – Mijn vlakke land
Een van ’s lands beste stand-uppers, inmiddels woonachtig in nieuwe liefde Vlaanderen, keerde voor één seizoen terug naar zijn ex. Een weerzien dat smaakte naar meer.
Dans Top-5
(Door Francine van der Wiel)
1. Il cimento dell’armonia et dell’invenzione van Anne Teresa De Keersmaeker en Radouan Mriziga.
Vier dansers roepen de sfeer van de vier seizoenen (ja, die van Vivaldi) op in een prachtige mix van pure abstractie en mimetische natuurreferenties, afgemeten dansfrasen, kraakheldere tapdans en relaxte breakdancesolo’s.
2. Guintche door Marlene Monteiro Freitas
In haar doorbraaksolo blijft de Kaapverdische danseres en choreografe een fascinerend, ongrijpbaar wezen, voortdurend transformerend van mens, naar carnavalesk figuur, naar dier, naar automaat.
3. Typhoon van Krisztina de Châtel door Introdans
Onverdroten gaan vijf dansers de strijd weer aan tegen de stormkracht van drie reusachtige windmachines, waarmee ze een ontroerend portret schilderen van veerkracht en verzet.
4. Told by my mother van Ali Chahrour
Ontroerende onopgesmukte impressie in dans, muziek en zang van de rauwe pijn, maar ook de kracht van (Libanese) moeders die hun zoons zijn verloren door oorlog en geweld.
5. Jewels van George Balanchine door Het Nationale Ballet
Het gezelschap steekt over de hele breedte in uitstekende vorm, maar met name het duet in Diamonds, gedanst door Olga Smirnova en Jacopo Tissi, is werkelijk onaards en bloedstollend mooi.
Musical Top-5
(Door Elisabeth Oosterling)
1. Dear Evan Hansen door MediaLane en Theateralliantie
Deze musical overrompelt door wendingen, prachtige composities en een sterke cast, aangevoerd door talent Ward van Klinken.
2. Elisabeth door Albert Verlinde Theater, Senf Theaterpartners en JK Theater
Deze duistere ‘remake’ van de bekende musical over keizerin Sisi zindert van het toneel door talent Danique Dusée, een vocaal superieure Milan van Waardenburg en William Spaaij als lekker nonchalante gids.
3. Frozen door Stage Entertainment
Kleurrijk, humoristisch, ronduit spectaculair – Frozen is op en top Disney mét een Nederlandse topcast.
4. Onze Jordaan door TEC
Misschien wel dé verrassing van dit musicalseizoen, in regie van Diederik Ebbinge: sprankelend, grappig en met fijne composities.
5. The last five years door Nanoek
Een intieme voorstelling met drie performers die (vocaal) floreren in een mooi minimalistisch toneelbeeld.
Die negen levens van een kat, Ozzy Osbourne lacht erom. Niemand verbaast zich er méér over dat hij nog leeft dan hijzelf. De Prins der Duisternis, frontman van Black Sabbath en mede-uitvinder van heavy metal leek rond de eeuwwisseling al weinig meer waard, toen hij mompelend door realityshow The Osbournes schuifelde – „Shaaarooon! Fookin’ hell”. Hij had het tegen die tijd al verdomd lang volgehouden, vond hijzelf. Een BBC-journalist vroeg hem, vlak voor het (toen ook al) allerlaatste Black Sabbath-concert in 2017 of hij zich onsterfelijk voelde. „Nee!”, antwoordde hij resoluut. „Dat ik nog leef is puur geluk!”
De nu 76-jarige Brit bleef het volhouden. Er kwam in 2013 nog een Black Sabbath-album (13), hij maakte een plank vol soloplaten en ging op afscheidstour met de briljante naam No More Tours 2. Zolang het nog ging, ging het nog.
Tot zijn crazy train begon te sputteren. Die tour kon hij niet afmaken. Eerst de coronacrisis, en vervolgens omdat hij bij een ongeluk met een quad in zijn achtertuin zijn nekwervels had beschadigd, wat na talloze operaties en stamcelbehandelingen niet goedkwam. Vooral omdat hij nóg eens was gevallen, op z’n Ozzy’s: hij dook in het donker niet op maar náást zijn bed en landde plat op zijn gezicht. De metalen platen die aan weerszijden van zijn ruggenwervel waren geplaatst na het quadongeluk, waren losgekomen met botsplinters en laesies tot gevolg. Bovendien bleek hij niet, zoals Ozzy zelf dacht, nog altijd last te hebben van een buitengewoon zware kater, maar van Parkinson. Het is inmiddels zo zwaar, zei hij onlangs in The Guardian, dat hij regelmatig bij het naar bed gaan, hoopt niet meer wakker te worden.
Maar zijn vrouw Sharon bedacht iets om voor wakker te worden: een waardig afscheidsconcert, Back to the Beginning, in het Aston Villa-stadion in zijn geboortestad Birmingham. Hij staat er met solowerk én de originele line-up van Black Sabbath, voor het eerst in twintig jaar, en voor het laatst. En om ze uit te zwaaien is er een ‘voorprogramma’ met onder meer Metallica, Slayer, Tool, Guns n’ Roses, Pantera en Judas Priest. Allemaal acts die zelf arena’s of stadions kunnen vullen, maar die niet zouden bestaan zonder Ozzy en Sabbath, en dus graag onder hem op de poster staan. Het is alsof ze hem de voorlaatste eer bewijzen. Een metal-herdenking met de gastheer nog in leven.
Loodgieter
Die gastheer komt van ver. John Michael ‘Ozzy’ Osbourne, geboren op 3 december 1948, was een nerveus, hypochondrisch kind. Zo’n kind dat niet op de randen tussen de tegels durfde te staan, omdat z’n moeder dan dood zou gaan. In het kleine huis in Aston, Birmingham, waar hij met zijn ouders, drie oudere zussen en twee jongere broers opgroeide, ontbrak altijd iets. Riolering bijvoorbeeld, en warm water. Vaak ook een voedzame maaltijd. Voor schoenen was geen geld, en ook niet voor wc-papier. De Osbournes veegden af met stukjes krant.
Ozzy dacht zijn geld te gaan verdienen in een fabriek, want op school bakte hij er niets van en zijn eerste baantjes – slager, loodgieter, tester van autotoeters (echt waar) – kon hij niet langer dan een paar weken vasthouden. Hij bleek beter in de clown uithangen, vechten en stelen, en zat nog voor zijn achttiende een paar weken achter de tralies. „Ik voelde me een geboren loser”, schreef hij in zijn autobiografie I Am Ozzy (2009). En later: „Veel kids belandden in de criminaliteit. Ik ook, maar ik was er gewoon niet zo goed in.”
Muziek bood een uitweg. Met buurtgenoten Tony Iommi, Bill Ward en Geezer Butler vormde hij de Polka Tulk Blues Band, later omgedoopt naar een obscure Italiaanse horrorfilm uit 1963: Black Sabbath. In februari 1970 kwam hun titelloze debuut uit, op vrijdag de dertiende. Hun looiige, slepende heavy sound kreeg een duistere horrorsaus dankzij de occulte teksten met de neusfluitstem van Osbourne. Het album Black Sabbath verkocht dat jaar meteen een miljoen exemplaren. En die duistere sound, gebouwd op de unieke riffs van Iommi, die een paar vingerkootjes miste, werd een blauwdruk voor alle heavy metal die erna kwam.
Lees ook
Black Sabbath-gitarist Tony Iommi: ‘Eenvoud is de oorsprong van alles’
Binnen zeven maanden volgde Paranoid, en elk jaar daarna een nieuw album met telkens groter succes. Parallel daaraan stapelden de verdovende middelen zich op. Osbourne dronk zo onwaarschijnlijk veel, dat alleen coke hem bij bewustzijn hield. En vervolgens kwam de speed. En hoestdrank. Lsd. Quaaludes. Lijm. Rohypnol. Als je er high van kon worden, propte hij het in z’n neus. Het verpestte zijn huwelijk met Thelma Riley, met wie hij twee kinderen kreeg, Jessica en Louis. Hun geboortes kan hij zich niet herinneren.
Hij maakte zichzelf ook onmogelijk in Black Sabbath, dat hem in 1979 de laan uit stuurde. „Ik vond Black Sabbath veel te serieus”, zei hij later. „Ik ben geen serieuze zanger, ik ben een frontman die het publiek wil vermaken.” Maar de breuk raakte hem, en hij sloot zichzelf op in een waas van drank en coke. Tot hij uit zijn misère werd getrokken door de dochter van Sabbath-manager Don Arden, Sharon. Zij moedigde hem aan om zijn eigen band op te richten. In 1981 bracht hij soloplaat Blizzard of Ozz uit, met veel zorgelozere heavy metal dan de doem van Black Sabbath, en met een frontman die het publiek vermaakte.
Ozzy Osbourne bij een optreden in 2022.
Foto David Davies/PA Wire/Sports Inc
Duiven
Zijn gedrag was niet enkel nog problematisch, het werd ook goeie reclame. Zo had Sharon bedacht dat Osbourne bij een bijeenkomst over een Amerikaans platencontract twee duiven zou loslaten, als vredesteken. Osbourne verveelt zich, en trekt een van de dieren tevoorschijn. „Oh schattig!”, zegt de vrouw naast hem nog, voordat hij als een wilde de kop van de duif afbijt en in haar schoot spuugt. Een van de mannen in pak gaat over zijn nek, de vrouw raakt in totale paniek. Sharon was pragmatisch: „Hier gaat de pers van smullen.”
Het meest infameuze moment in Osbournes carrière vond plaats in 1981, als iemand tijdens de Diary of a Madman-tour in Des Moines een vleermuis het podium op gooit. Rubber, denkt Osbourne, als hij zijn tanden erin zet en de kop eraf rukt. Geen rubber, het bloed loopt hem over de kin. De rest van de tour krijgt hij in elke stad waar hij komt een injectie tegen hondsdolheid. Voor de fans kon de maniakale ‘Prince of Darkness’ niet meer stuk. En ook niet voor Sharon, ze trouwen snel en krijgen drie kinderen: Aimee, Kelly en Jack.
Na de dood van gitarist Randy Rhoads in een bizar vliegtuigongeluk, waarbij de tourbus waarin Osbourne lag te slapen zelfs werd geraakt, belandde hij in een afkickkliniek. Daar werd het hem duidelijk hoeveel problemen hij naast zijn verslavingen had. Een minderwaardigheidscomplex, vertrouwensproblemen, obsessief-compulsieve stoornis, ADHD. Zijn oplossing: nog meer verdoven.
In de lift poepen
De verhalen over zijn uitspattingen worden steeds wilder. Tijdens een beruchte tour met Mötley Crüe zou Ozzy in een hotel een lijntje mieren hebben opgesnoven (vereeuwigd in de film The Dirt), om eerst zijn eigen pis van de grond te likken en vervolgens in de lift poepen. Hij gooide graag tv’s uit hotelramen, hij vermoordde in een trip al zijn zeventien katten, hij surfte op het dak van een kabelbaan, en werd stomdronken uit concentratiekamp Dachau gegooid.
Zijn gedrag werd steeds treuriger. Hij begon in zijn broek te poepen, plaste in bed, en hij gedroeg zich als een eikel tegen zijn kinderen. Niets kon hem van zijn verslavingen afhelpen, tot hij in 1989 in een cel wakker werd omdat hij had geprobeerd Sharon te wurgen, en hij verplicht moest afkicken.
Hij vond toch nog een nieuw publiek toen MTV een reallife soap rond zijn gezin startte: The Osbournes, die liep van 2002 tot 2005. Het bracht de zanger nieuwe, ongekende roem, ook al was hij bij dat jonge publiek vooral bekend als stamelende, trillende metal-opa. En ook al was hij muzikaal niet zo sterk meer, met z’n laatste soloplaat won hij nog twee Grammy’s.
Maar nu komt er toch struikelend een einde aan de moeilijk te overschatten, invloedrijke carrière van Ozzy Osbourne, met een knallend afscheid. Als hij het haalt. In de aanloop naar het concert wordt vijftien keer per dag zijn bloed gecheckt, en is er constante hartmonitoring. „Ik bereid me voor op het ergste, en hoop op het beste”, zei Maynard James Keenan van Tool. Misschien, zo speculeren fans, wordt het wel zijn dood. Zou erg Ozzy zijn: shockerend, theatraal, morbide en rock ’n roll. Maar gezien hij tegen alle natuurwetten in überhaupt zo ver is gekomen, kan hij ook gewoon honderd worden. En áls het misgaat met hem, sterft hij dan echt? Op zijn laatste album zong hij: „Bury me down below, but I’ll never die ’cause I’m immortal!”