Hoe de taal je blik stuurt. Dat blijkt maar weer als je naar kunstwerken kijkt op een thema-tentoonstelling. In het kleine, mooie Museum W in Weert is een groepstentoonstelling van vier hedendaagse kunstenaars ingericht onder de titel Vertrokken Onbekend Waarheen, over ‘het spanningsveld tussen leven en dood’. Die drie woorden ‘vertrokken, onbekend, waarheen’ klinken zelfs zonder verdere toelichting al enigszins verontrustend, en dat is hier ook de bedoeling. Het idee is duidelijk niet om te denken aan jonge avonturiers die vrolijk op de bonnefooi naar onbekende bestemmingen vertrokken zijn.
Ik kijk lang naar een grote foto van Shirley Welten, een foto die ik zonder dat die woorden ‘vertrokken, onbekend, waarheen’ door mijn hoofd zweefden, misschien voorbijgelopen zou zijn. Er zijn drie plastic stoelen op te zien, erachter wat bomen, het lijkt aan de rand van een weggetje of een straat, zonlicht plekt door de bladeren en op de grond, het moet een warm land zijn. Italië, zegt de toelichting. Daarnet zaten hier nog drie oude mannen denk ik, ja, ik verbeeld me dat hier drie oude mannen zaten te praten en te kijken en dat ze net weg zijn. Ze zijn opgestaan en waarheen gegaan? Misschien naar huis, of is er iets gebeurd, komen ze hier niet meer voorlopig, of nooit meer? Ze zijn hoe dan ook aan het eind van hun leven, dat kan niet anders.
Zo kijk ik ook lang naar de foto van een Romeins marmeren beeld, een nog jonge man, krullerig baardje en haar, zijn neerwaartse blik lijkt ietwat bezorgd, voor zover hij een blik heeft in zijn stenen ogen. Eeuwen en eeuwen geleden was hij misschien van vlees en bloed en keek hij rond in Rome, het Rome van toen, het veelbetekenende machtige beeld van een eeuwige stad, die toen gewoon stonk en vol van lawaai en mensen was – ook het verleden is vertrokken met onbekende bestemming, opgesloten in de waarnemingen van mensen die er allang niet meer zijn, het is met hen verdampt en bestaat alleen nog als gedachte, als reconstructie.
Ja, mooie foto’s zijn dat, nu de woorden me geholpen hebben om ze te bekijken.
Een memento mori zijn
Alles hier bekijk je door die titel in het licht van het einde. „Geeft dat ons zijn afzienbaar is, een zin?”, vroeg de dichter C.O. Jellema zich eens af in een gedicht. Hij bedoelde het niet retorisch, maar menigeen zal het zo wel opvatten, in ieder geval lijkt onze eindigheid een opdracht in te houden voor het leven, voor hoe het geleefd moet worden.
Je leest vaak dat mensen op hun sterfbed zelden verzuchten dat ze liever wat meer op kantoor hadden gezeten, dat men dan hooguit spijt heeft van de tijd niet-doorgebracht bij de meest geliefden, en daarmee lijkt dan altijd gezegd te willen worden dat in het licht van het einde duidelijk wordt wat belangrijk is.
Het is een beetje een eenvoudige filosofie, waarin een ontkenning lijkt te zitten, achteraf, van het belang van alle andere dingen waar iemand zich gedurende het leven sterk voor gemaakt heeft. Eigenlijk zegt dat verhaal alleen maar dat stervenden graag bij hun geliefden zijn, en de geliefden graag bij de stervende. Mét de situatie verandert ook het gevoel van belang.
Die vraag van Jellema is lang niet zo eenvoudig en retorisch als-ie eruitziet. De wetenschap dat aan het eind van het leven de dood wacht, kan de mensen ook van alle zin en betekenis beroven. Waartoe dan dit alles?
„Geeft dat ons zijn afzienbaar is, een zin?”, vroeg de dichter C.O. Jellema zich eens af in een gedicht
De tentoonstellingsmakers geven in een begeleidend vouwblad min of meer antwoord op de vraag naar de betekenis in het licht van de eindigheid: „Door te erkennen dat onze tijd op aarde beperkt is, worden we aangespoord om met meer diepgang, passie en bewustzijn te leven”, schrijven ze. De tentoonstelling wil daarom een ‘memento mori’ zijn, gedenk te sterven. In die oproep zit in de christelijke traditie ook de oproep verborgen om goed te leven. Dat betekende over het algemeen niet: het er eens fijn van nemen, nee, het goede leven moest in het licht van het goddelijke eindoordeel gezien worden. Dat kon wel eens niet zo gunstig uitvallen, menige gruwelijke voorstelling van het laatste oordeel is ons overgeleverd. Tegelijkertijd was een goed leven ook een voorbereiding op een goed sterven en op een uiteindelijke verlossing. Zo kon het hele leven in dienst staan van het einde, denk maar aan al die cantates van Bach waarin onophoudelijk en opgewekt gezongen wordt dat het hier op aarde maar niets is en dat het mooiste nog moet komen: „Ich freue mich auf meinen Tod”.
Zo hoeft het natuurlijk ook weer niet.
Dik geschilderde piëta
Ik dacht allemaal zulke dingen door elkaar terwijl ik naar een aquareltekening van Aline Thomassen stond te kijken. Je ziet er een vrouw op, in paarse en zwarte streken, voor omhoog groeiende artisjokken waartussen gele vegen. Binnen haar omtrek ongeveer op borsthoogte, is in zwart een kindje getekend, een baby, doorzichtig tot op het kleine skelet. Door de kleuren en de stijl maakt het geheel een niet erg geruste indruk en dringt de vraag zich op waar je naar kijkt. Een doodgeboren kind? De angst voor het krijgen van een sterfelijk wezen?
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data124899501-3e95b9.jpg|https://images.nrc.nl/jMgZi-ab3G-ghBlr873dbeX5lYU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data124899501-3e95b9.jpg|https://images.nrc.nl/IJ2nl4vxe_ZoYBeLcWJlWSkWDm0=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data124899501-3e95b9.jpg)
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data124899507-522d1b.jpg|https://images.nrc.nl/plH6LNs57bQp5pIyJTmQ0MJ6hkw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data124899507-522d1b.jpg|https://images.nrc.nl/OLgVwus94-uWD0yz1iroDqoLHSw=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data124899507-522d1b.jpg)
De bestemming van het kind, die nu eenmaal gegeven is met de geboorte, wordt zichtbaar als geraamte. Maar waarom de dood een bestemming te noemen? De dood is er, uiteindelijk, alleen is dat niet waaraan je als eerste denkt bij een baby, dat die zal moeten sterven. Uiteindelijk, of, dat kan helaas ook, al op korte termijn. Eigenlijk vertrekt elk pasgeboren kind uit het moederlijf met onbekende bestemming.
Boven in het museum is de vaste collectie opgesteld, onder meer een verzameling van allerlei madonna’s met kind, die een wonderlijk rijm aangaan met de werken beneden. Ook het houten kind dat troont op zijn moeders arm, zal vertrekken, onbekend waarheen, tot zijn moeder hem terug zal zien aan dat kruis. In zekere zin verbeelden Maria-beelden de angst van elke moeder voor wat er met haar kind zal gebeuren. Het lijkt nog zo vredig soms, het mollige kindje en de vriendelijke moeder, maar de toeschouwer weet maar al te goed wat er te gebeuren staat. Beneden hangt ook een piëta, dik geschilderd door Ronald Zuurmond en niet heel christelijk aangekleed, integendeel, het tafereel lijkt verplaatst te zijn naar een mislukt feest. De titel luidt dan ook No party. Het ‘zijn’ van dat jongetje op de schoot van zijn moeder Maria bleek maar al te afzienbaar, maar of in die afzienbaarheid de zin is gelegen? Nee, zou je zeggen. Die lag en ligt in heel andere dingen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data124899492-160c2e.jpg|https://images.nrc.nl/O4FcBVY7mFlaIDn7B30-IRSk2p0=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data124899492-160c2e.jpg|https://images.nrc.nl/Wm51PfpGGPNTRqvj6Gu7Ng7f82o=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data124899492-160c2e.jpg)
Ronald Zuurmond leverde ook de titel voor deze tentoonstelling, met zijn schilderij VOW (vertrokken onbekend waarheen). Dat gaat nu juist niet over de dood, we zien er tegen een fel-oranje achtergrond twee kleurig geklede figuren op, een grote en een kleine, die door die speciale schilderstijl van Zuurmond met de dik uit de tube opgebrachte verf, wel bijna geborduurd lijken. Het is een wonderlijk prachtig schilderij, maar geenszins geruststellend, zoals niets hier. De kleinere figuur lijkt de grotere verder te trekken, ze hebben grote laarzen aan. Het schilderij is gemaakt naar een krantenfoto van Oekraïense vluchtelingen, zegt de toelichting. Het onbekende waarheen vliegt de toeschouwer aan door de oranje achtergrond die geen enkel houvast biedt, die is van verf en kleur maar er staat nergens een huis, een bord, een richting, zelfs bodem ontbreekt. De twee figuren hangen in het onbekende, waarheen ze gaan weten ze niet, en wij ook niet.
Pleurants
Terwijl ik rondliep op de tentoonstelling, omringd ook door de levensgrote beelden van Folkert de Jong die hij ‘pleurants’ noemt naar de levensgrote klaagbeelden die vroeger wel op praalgraven te zien waren, dansten er twee geheel in zwarte gewaden geklede figuren door de zalen, voor hun gezichten een ovale spiegel zodat je alleen de omgeving en soms jezelf daarin zag. Ze leken nogal op de dansende dood – alsof je enig idee zou hebben van hoe een ‘dansende dood’ eruit zou zien, en toch denk je dat dan. Zoals ook sommige van de pleurants niet zozeer op achtergebleven treurenden lijken, maar eerder op al gestorvenen, met onder hun mooie hoed een vaag soort doodshoofd.
Dat is misschien een beetje al te dik er bovenop. Het idee dat we het leven veel aandachtiger leven als we een geraamte zien is wel oud, maar niet speciaal verrassend. Veel verrassender is dan een hoogst merkwaardige heel grote foto van Shirley Welten waarop je een camping ziet, althans: twee grote tentluifels, daarachter moeten caravans of enorme bungalowtenten zitten. Er staan de bekende witte plastic stoelen met kussens erin, er is keurig kort gras, bomen op de achtergrond en overal staan en hangen begonia’s, geraniums, chrysanten en plastic bloemen in vazen en potten, in hangmandjes aan de luifels – er is duidelijk veel zorg besteed aan deze bloeiende weelde. Geen mens te zien verder. Waar zijn ze allemaal, de mensen die in die kussens zaten te praten of te zwijgen, die een vestje aandeden, een puzzel oplosten, koffiedronken aan het plastic tafelkleed? Je hebt geen idee. Ze zijn er niet. Of ze een bestemming hebben buiten dit uitbundig ingerichte gelukseiland? Dat lijkt eerder de bestemming zelf te zijn, misschien komen ze er zo weer aan, gaan ze zitten, beginnen ze keihard verder te leven en denken ze beslist niet aan de dood.
Ja, zo zullen ze het wel doen. De pleurants kijken toe, zij weten beter.
