Toen seks verdampte, werd MS van ons samen

Even een alledaags ongemakkelijk dingetje: seks. Sinds B. in een rolstoel zit en ik ernaast sta is het niet meer als vanouds. Seks en de witte plekjes in de hersens en het ruggenmerg van B. zijn geen al te beste vrienden. Een absolute kutstreek. Een trap na. Alsof dat verplicht rollen niet genoeg is. Of stoppen met vioolspelen. Of eten met één hand, in een zakje plassen of het slikken van talloze pilletjes. Alle sprankjes genot in de kiem gesmoord. ‘Zoek het zelf maar uit’, zegt het afwezige lijf. Waarbij die ‘zelf’ opmerkelijk genoeg steeds meer over mij blijkt te gaan.

Mantelzorgen zou ik het niet direct willen noemen, maar zorgeloos is knuffelen met een handicap niet. Ik vertel er graag over omdat, nou ja, eigenlijk niemand er graag over vertelt.

Uit arren moede hebben B. en ik ons oor dan maar te luisteren gelegd in de wijde wereld van het web (ik meer dan zij) toen bleek dat de specialisten in kwestie wel iets konden vertellen over de strijd tegen de cellen, maar minder over het verpieteren van de lust. Who cares. Tja, wij dus wel.

Naast de gebruikelijke rommel over rondhangende lullen en gillende labia vond ik in een onderbelicht hoekje een vrouw met MS die zwoer bij de kracht van batterijen. Ze noemde het haar redding. Een reacties dat ze kreeg! Via haar ontdekte ik een cohort aan gestrande stellen, in hun genot gefnuikt door de een of andere rotziekte. Dat kan je dus bezighouden. Ik denk zelfs dat het moet. Want ik geloof in die pijler, tegen de klippen op, en B. ook.

Seks, of het verdampen ervan, was hét moment dat MS meer van ons samen werd. Dat is een bekentenis waarvoor ik even diep adem moet halen om hem te durven doen. Tot die tijd stond ik erbij en keek ik ernaar. Maar sinds haar getergde lijf haar ook de lust ontnam werd ik me ervan bewust dat het verpieteren van B. mij meer liep te jennen dan ik tot dan toe had gedacht.

Hier wordt de mantelzorger, nee, nee, de mateloze fan, aangezet tot ultiem geduld, inventiviteit en inlevingsvermogen -– om oude conventies aan de kant te zetten, om te leren wat oude wijzen met lichamelijke verlangens en een brede horizon al eeuwen geleden op het papier hebben gefluisterd: dat er nog een hele wereld te ontdekken valt naast de woeste lust en de lullige bevrediging.

Ga er maar aan staan: tussen de plastic slangen, de adembenemende spasmes en de zorg die we in elkaars ogen vinden, de begeerte nog een plek geven. Zou het niet veel gemakkelijker zijn om dát gewoon de deur uit te bonjouren? Om te zeggen: das war einmal? Het antwoord is natuurlijk een eensluidend nee, een ton aan begrip, een fruitmand van liefde en een emmer vol lef.