De afgelopen dagen was er veel gekrakeel over de vraag of de notulen van een ministerraad al dan niet openbaar moesten worden gemaakt. Premier Schoof weigerde. Die notulen waren volgens hem geheim oftewel staatsgeheim. Hij heeft hierin gelijk. Maar hij verzuimde te vermelden dat een staatsgeheim op last van de rechter kan worden prijs gegeven. Zo liet hij dus niet het achterste van zijn politieke tong zien.
Onder staatsgeheim wordt verstaan: bijzondere informatie waarvan de geheimhouding door het belang van de staat of zijn bondgenoten wordt geboden en indien kennisname door niet gerechtigden kan leiden tot schade aan deze belangen. Niets meer, maar ook niets minder. Uit de wet en de wetsgeschiedenis volgt zonneklaar dat het bij het fenomeen staatsgeheim in het geheel niet gaat om de juridische bescherming van individuen in een rechtsstaat, maar uitsluitend om de feitelijke en juridische bescherming van de staat en zijn bondgenoten. In het voetspoor van de Engelse Official Secrets Act en het Amerikaanse systeem van ‘prohibited places‘ dacht de wetgever in het bijzonder aan spionage en oorlog. Want de juridische bescherming van individuen doet er volgens de Wet bescherming staatsgeheimen volstrekt niet toe.
Sterker nog: het particuliere belang is ondergeschikt aan het staatsbelang. Zo kan het gebeuren dat de rechter in afwijking van de staat tot de conclusie komt dat bepaalde stukken helemaal geen staatsgeheime informatie bevatten. Dat is nu net de kern van de rechtsstaat. Deze rechtsstatelijk geaccepteerde rechterlijke toetsing, is door de Hoge Raad bevestigd in zijn arrest van 2 februari 2016 in een strafzaak over het doorspelen van informatie aan de Russische inlichtingendienst. Hierin besliste de Hoge Raad dat de rechter bij zijn toetsing of een inlichting als staatsgeheim moet worden gekwalificeerd, met behoedzaamheid te werk moet gaan. Dit impliceert dat de rechter terughoudend moet toetsen en niet te lichtvaardig of te snel moet aannemen dat bepaalde stukken of teksten een staatsgeheim bevatten. Het ging in de betrokken zaak om informatie betreffende de NAVO die slechts als niet-staatsgeheime informatie was gerubriceerd. De vrijspraak in deze zaak werd vervolgens in stand gelaten.
Internationaal belang
Uiteindelijk kan dus de rechter beslissen dat uit oogpunt van staatsbelang het vrijgeven van de notulen van de bewuste ministerraad op zijn plaats is. Er is veel te zeggen voor zo’n rechterlijk ingrijpen. Want ook al zouden niet met zoveel woorden racistische uitspraken zijn gedaan, zoals de opgestapte staatssecretaris Achahbar heeft verklaard, er is nochtans wel een staatsbelang aanwezig om te achterhalen of haar oordeel op dit punt wel juist is en of de bezweringsformule van Schoof (‘er was en is geen racisme’) op zijn plaats is. Het begrip ras is immers juridisch tamelijk weerbarstig. Ras moet namelijk worden uitgelegd conform het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie. Voor een omschrijving hiervan moet worden aangeknoopt bij verschillende kenmerken. Deze kunnen van fysieke aard zijn, zoals huidskleur, maar ook van etnische, geografische, culturele, historische of godsdienstige aard. Ook nationale afkomst valt onder de definitie van ras.
De staat heeft er verder niet alleen een nationaal, maar ook een internationaal belang bij dat hij door een rechterlijke uitspraak danwel door het vrijgeven van de betrokken notulen gevrijwaard wordt van iedere verdenking inzake rassendiscriminatie. Volgens de preambule van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens zijn de lidstaten namelijk gehouden tot een collectieve handhaving van de rechten van de mens. Iedere geheimzinnigheid hierover tast de geloofwaardigheid van ons land helaas aan. Kortom, premier Schoof en zijn ministersploeg moeten met de billen bloot.
Lees ook
Notulen van de ministerraad zijn staatsgeheim – tot het kabinet besluit dat dat niet zo is
Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’
