Klankschoonheid en intimiteit in Frank Martins mis door het Nederlands Kamerkoor

De Zwitser Frank Martin was een componist uit een andere tijd, maar doordat zijn Nederlandse weduwe Maria Martin, met wie hij decennialang in Nederland woonde, pas een paar jaar geleden overleed, voelt hij toch ook een beetje als een componist van onze tijd. Het Nederlands Kamerkoor herdenkt het vijftigste sterfjaar van Frank Martin met een mooi compact programma rond de mis voor twee koren die hij een eeuw geleden schreef.

Die Messe pour double choeur was absoluut niet bedoeld om te worden uitgevoerd. Martin componeerde het werk in 1921, met nog een toevoeging van vijf jaar later, als „een aangelegenheid tussen God en mij”. De muziek was in zijn ogen te intiem en te persoonlijk om publiekelijk te worden gehoord, dus legde hij de partituur in een la. Het was uit „een soort instinctieve preutsheid” dat hij de mis verborgen hield, zei hij vlak na de Tweede Wereldoorlog in een lezing. De Duitse koordirigent Franz Brunnert vroeg de partituur in 1963 bij Martin op voor ‘studiedoeleinden’ – en voerde de mis prompt uit. Daarna volgden er snel meer uitvoeringen, en sinds de late jaren 70 is het werk veelvuldig op cd gezet, waaronder driemaal door het Nederlands Kamerkoor, in 1992, 2002 en 2017.

Zo is deze Dubbelkorige mis daadwerkelijk muziek uit een andere tijd, die de onze veroverd heeft. Martin creëerde een polyfoon stemmenweefsel vol suggestie en subtiele ruimtelijke effecten, waarin ingetogen eenvoud (inzet van het Kyrie) en uitbundige jubel (climax van het Credo) elkaar afwisselen. Chef-dirigent Peter Dijkstra leidde het NKK in de Oosterpoort in een prachtige uitvoering, die op de beste momenten uiterlijke klankschoonheid paarde aan een gevoel van naar binnen gerichte intimiteit.

Eigen karakter

De vijf delen hebben elk een eigen karakter, qua harmonische taal en motorische variëteit. In het Gloria maken guirlandes van kringelende stemmen plaats voor een bezonken gebed. Het extatische ‘Hosanna’ gaat over in een geweldig gearticuleerd, opzwepend ‘Benedictus’, haast een marslied. Martin kijkt door de lens van zijn tijd terug naar Bach en de Middeleeuwen, zonder zich druk te maken over ‘het publiek’ – hij schreef tenslotte voor God alleen. En juist de talrijke momenten waarop zijn lens even beslaat, zijn het interessantst. Zoemende dissonanten kruiden de harmonieën. Het Kamerkoor licht zulke tonale dieptes prachtig uit, bijvoorbeeld in de slotzin, ‘Dona nobis pacem’.

De mis van Martin duurt maar een halfuur en wordt voorafgegaan door twee liedcycli, van Martin zelf en van Poulenc. Diens eveneens religieus geïnspireerde Quatre motets pour un temps de pénitence uit 1938-39, op Latijnse tekst, passen met hun koele toontaal en slimme woordschildering heel goed tussen de twee stukken van Martin.

Martin componeerde zijn Songs of Ariel in 1950 voor het NKK, als voorstudie voor zijn opera naar The tempest van Shakespeare. De liederen zijn veel strakker gevormd dan de mis en zitten vol sterke effecten, van het luiden van de doodsklok tot bijengegons. Het mooiste is de vertraging halverwege het vierde lied op ‘remember’, met schitterende diepe bassen en een altsolo van Eline Welle. Hier spreekt een componist die dertig jaar ouder en wijzer is sinds hij haast onbezonnen zijn grootse mis noteerde.

Frank Martins Messe pour double choeur door het Nederlands Kamerkoor & Peter Dijkstra uit 2016.