Wintertruien en vesten die gaan pillen, shirts die lubberen of scheef trekken na een paar keer wassen. Kleding slijt sneller dan vóór de opkomst van extreem goedkope fast fashion-merken zoals Primark en Shein. Modemerken nemen shortcuts in de fabriek, zien kledingonderzoekers, waardoor kleding korter goed blijft. Hoe koop je kleding die wel lang meegaat?
NRC nam een tas kleren van verschillende merken mee naar onderzoekers van het Textiel Lab aan de Hogeschool Saxion in Enschede en vroeg: wat valt jullie op? Het ging om kledingstukken van winkels als Shein en Primark, het iets duurdere Zara en prijziger merken als Levi’s en American Vintage. Docenten Maud Kuppen (29) en Laura Erkens (38) doen onderzoek naar materiaalsoorten, recyclingmethoden en technologie in textiel. In het Textiel Lab schudden ze kleding uit op hun werkbank, tussen slijtage- en recyclingmachines.
Wat blijkt: met een tas met negen willekeurig gekozen kledingstukken is een heleboel mis – zeker met goedkopere producten. De kleding was nieuw of zo goed als nieuw, maar direct waren er loshangende garens, slechte afwerking en andere discutabele productiekeuzes waardoor kleren na een paar keer wassen al lelijk kunnen worden. Het lijkt erom te draaien dat kleding mooi in de winkel hangt – wat er daarna gebeurt, maakt minder uit.
Vesten
Het kledingstuk bovenop de stapel – een wit, zacht ogend vestje met driekwartsmouwen van het merk Bonobo (40 euro) – is direct een probleemgeval. Het is gemaakt van polyester, elastaan, polyamide en acryl, allemaal plastic. Na een paar keer wassen ging het vest enorm pillen en viel er een knoop af. „Pilling betekent dat er van die bolletjes op komen te liggen”, zegt Erkens. „Dat merk je vaak pas tijdens het dragen.” Wel zijn er voortekenen. „Als je vanaf de zijkant naar dit vest kijkt, zie je veel ‘haartjes’ uitsteken”, zegt Kuppen. „Bij het dragen breken die af, samen worden het dan van die bolletjes. Als een trui een beetje pluizig is in de winkel, is de kans groter dat die gaat pillen.”
Pillen heeft onder meer te maken met hoe hoog de ‘twist’ is, ofwel hoe strak het garen in elkaar gedraaid is. „Een hogere twist voelt stugger aan”, zegt Kuppen. „Consumenten willen in een kledingwinkel een zachte stof voelen. Lekker warm, denken ze dan. Terwijl de stugge trui die ernaast hangt waarschijnlijk minder zal gaan pillen.”
Als Erkens het vestje binnenstebuiten draait, valt de afwerking haar op. „Je ziet dat het simpel geproduceerd is doordat het uit weinig ‘patroondelen’ bestaat, oftewel afzonderlijke stukken stof. Hierdoor zijn de hals en mouwen ook allemaal wat minder mooi afgewerkt.”
Uit de tas komt nog een ander wit zacht vest, van American Vintage (125 euro). Bij de mouwen en hals staat een geribbeld stuk stof haaks op de rest. Kuppen: „Zo’n ‘boord’ is net wat meer werk in de productie. Het ziet er netter uit en zorgt voor een betere pasvorm, omdat het wat elastischer is dan de rest van het vest.” Elk apart steeksel – zoals zo’n boord – moet apart geprogrammeerd worden, en dat is extra werk, zeggen de onderzoekers. Dit is een teken dat er meer tijd in het product is gestoken.
Consumenten willen een zachte stof voelen. Lekker warm, denken ze
Het American Vintage-vest bestaat grotendeels uit plastic, maar er zit ook 32 procent wol in. Wol is er van verschillende kwaliteit, maar is als materiaal altijd wat duurder, en kan een teken zijn dat de producent wat meer z’n best doet. „Als het echt 100 procent wol is, mag je als consument verwachten dat de kwaliteit beter is”, zegt Kuppen. „Wolvezels zijn meestal langer en blijven goed in vorm, waardoor kleding mooi blijft. In vergelijking met synthetische materialen heeft wol het voordeel dat het minder snel vuil en geurtjes opneemt, waardoor het minder vaak gewassen hoeft te worden. De langere vezels, en minder vaak wassen betekenen ook weer minder kans op pillen.”
T-shirts
Nu buigen Kuppen en Erkens zich over de vier donkere mannenshirts: twee van het Chinese merk Temu (5 en 10 euro), een van Primark (12 euro) en een van Hugo Boss (80 euro). Het exemplaar van 5 euro – goedkoper dan een small hot chocolate bij Starbucks – bestaat voor 95 procent uit polyester en voor 5 procent uit elastaan. „We zien dat kledingmerken heel veel polyester in hun kleren stoppen”, zegt Erkens. „Dat is het goedkoopste materiaal.” Inmiddels bestaat ruim twee derde van de nieuwe kleding uit een vorm van plastic, gemaakt van olie, blijkt uit een recent onderzoek van de ngo Changing Markets onder vijftig kledingmerken. Erkens laat de stof door haar vingers glijden. „Het geeft ook dat synthetische gevoel.”
Honderd procent polyester wordt veel voor sportkleding gebruikt, zegt Kuppen. „Maar voor sportkleding is het zodanig bewerkt dat het vocht snel van de huid wordt afgevoerd, zodat het T-shirt fijn is voor sporten. Als een consument het verschil niet weet tussen katoen en polyester en dit koopt voor de zomer, zou het weleens een heel zweterig shirt kunnen zijn.”
Ze knippen in het Temu-shirt om naar de dwarsdoorsnede te kijken. Als ze de garens lostrekken, springen er krullende witte draadjes uit. „Dat is het elastaan”, zegt Kuppen. „Dat is sinds enkele decennia in opkomst om toe te voegen aan kleding, voor de stretch in shirts en spijkerbroeken.” In dit shirt is de de elastaan met een goedkope productiemethode verwerkt, merken ze op. Kuppen: „Na een tijdje kan je gaan zien dat de elastaan eraf begint te slijten, dan zie je die witte draadjes ook aan de buitenkant.”
Foto’s: Eric Brinkhorst
Het andere shirt van Temu, van katoen, krijgt ook een onvoldoende. Het breisel blijkt niet recht, maar schuin te lopen. „Met wassen wordt dat nog erger. Dit shirt zou snel scheef kunnen gaan trekken”, zegt Kuppen. Als ze met een nat doekje over het shirt wrijft, wordt de plek grijzig en niet meer pikzwart. „Er is mogelijk ook bezuinigd op het afspoelen van de verf”, zegt Erkens. „Dan was je dat er thuis af en is het niet meer zo zwart als in de winkel.”
Ook met het shirt van Primark – half polyester en elastaan, half katoen, op het oog een luchtig shirt – is iets vreemds aan de hand. „De buitenlaag is katoen”, zegt Erkens, „maar de binnenkant is dus echt van dat gladde synthetische materiaal.” In het hoofd van de Primark-ontwerpers kunnen ze niet kijken, maar het kan een financiële keuze zijn om de binnenlaag van (goedkoper) polyester te maken.
Tot slot Hugo Boss. „Hier is net wat extra moeite in gestoken, een extra stiksel hier, een extra stiksel daar”, zegt Erkens. Ze wijst ook op het label, waarop de drager van het shirt wordt gevraagd om het niet vaak te wassen en aan de lucht te laten drogen. „Of mensen het lezen, is een tweede vraag. Maar er is iets meer aandacht besteed aan hoe mensen met het product moeten omgaan.”
Spijkerbroeken
De drie blauwe damesspijkerbroeken – van de Chinese webgigant Shein (10 euro), van Zara (46 euro) en van Levi’s (110 euro) – verschillen op het oog weinig. Maar als Kuppen en Erkens er goed naar kijken, valt hun veel op.
Los van de chemische geur die er vanaf komt, zit de broek van Shein vol slordigheden. De rivets (metalen versteviging op naden en zakken) zijn op de ene plek zilver en ergens anders weer zwart. Het denim van de knoopsluiting trekt krom. Stiksels lopen scheef. Garens zitten op verschillende plekken los. Al met al straalt er vanaf dat er „haast” was in de fabriek, zeggen ze.
Dan Levi’s en Zara. „Qua afwerking zien we tussen de broeken geen hele grote verschillen”, zegt Kuppen. „Wel is de stof van Levi’s net iets dikker en dus slijtvaster.” De broek van Levi’s heeft een witte, verwassen waas over de knieën. „Kijk, dit is eigenlijk de originele kleur van de spijkerbroek”, zegt Kuppen, terwijl ze naar een donkerblauwe kleur in de naad van de broekspijp wijst. „De buitenlaag is blauw geverfd en daaronder is de stof licht. Maar mensen willen hun broek niet vijf jaar dragen voordat het deze gedragen look heeft. De buitenste laag wordt er dus afgesleten om dat witte eruit te laten komen.”
Erkens: „Het is supervervuilend om überhaupt een spijkerbroek te maken, vanwege de chemicaliën, energie en duizenden liters water die ervoor nodig zijn. Maar vóór we hem dragen, wordt een broek eerst versleten of worden er gaten in geknipt – waardoor die sneller kapot kan gaan. Omdat een modeontwerper bedenkt dat het trendy is. Op z’n Twents gezegd kan ik daar met de kop niet bie.”
De trucjes
Kuppen doet onderzoek naar duurzame materialen en het effectiever maken van recycling. Erkens doet onder meer onderzoek naar textiel voor de medische wereld. Elk jaar buigen ze zich met tientallen studenten over verschillend textiel. Wat valt op, als je jarenlang kleding bestudeert? „We zien dat producenten vaak keuzes maken waarbij het draait om de centen”, zegt Kuppen. Om de aantrekkingskracht in de winkel, niet om de levensduur. „Dat gebeurt al heel lang”, zegt Erkens. „Zo gebruiken fabrikanten een soort wasverzachter waardoor een product in de winkel lekker zacht voelt, handdoeken bijvoorbeeld. Thuis was je dat er direct uit.”
In de concurrentiestrijd om kleding zo goedkoop mogelijk te maken, proberen fabrikanten de laatste decennia zoveel mogelijk te bezuinigen. „Bijvoorbeeld op het soort materiaal. Of er wordt minder materiaal gebruikt en een product wordt minder dik.”
Voor de planeet is het allerbeste: koop minder, of koop tweedehands
Maar het probleem ligt niet alleen bij de producent, zeggen ze. „Dit geldt niet voor mensen met een hele kleine portemonnee”, zegt Erkens, „maar consumenten kunnen bij zichzelf te rade gaan wanneer ze een T-shirt voor 5 euro kopen. Want: dat kan eigenlijk niet, als je kijkt naar hoeveel mensen in de textielketen daaraan moeten verdienen.”
Jaarlijks komen er 900 miljoen kledingstukken op de markt. Uit onderzoek blijkt dat mensen kleren steeds minder vaak dragen voor ze het weggooien. De hoeveelheid kleding die mensen in Nederland afdanken, is de afgelopen 25 jaar ruimschoots verdubbeld naar jaarlijks ongeveer 15 kilo per inwoner.
De recylingmythe
En recycling dan? Is dat geen oplossing? De trui die de verslaggever draagt (24Colours, 50 euro) is voor 30 procent gemaakt van ‘gerecycled polyester’, staat op het label. „Bijna alles wat wordt verkocht als gerecycled polyester, is in feite gemaakt van gerecycelde petflessen”, zegt Kuppen. „Het is dus geen kleding geweest.” Tot ergernis van de frisdrankindustrie worden gerecycled petflesjes opgekocht voor de textielindustrie. Petflesjes kunnen eindeloos gerecycled worden tot nieuw petflesjes, maar worden ze een trui, dan wordt er haast nooit een nieuwe trui van gemaakt. En zeker geen petflesje.
„Veel grote kledingmerken geven het gevoel dat er flink wat gerecyclede stof in kleding zit”, zegt Erkens. „Helaas is dat absoluut nog niet zo. Doordat gerecycled materiaal moeilijker te verwerken is en duurder, wordt het veel minder gebruikt dan mogelijk zou zijn.”
Kuppen pakt er een plastic zak bij, gevuld met een blauwe mix van pluizige stukjes draad. „Kijk, dit is gemaakt van mechanisch gerecyclede spijkerbroeken.” Uit een andere zak haalt ze wit donzig materiaal: nieuw katoen. Het eerste wat opvalt is het kleurverschil. Het nieuwe materiaal is mooi wit. Het andere blauw, grijs, een beetje wit, een beetje zwart. „Dat hoeft geen probleem te zijn als je weer een blauwe spijkerbroek wil maken. Maar kijk eens van dichtbij.” Kuppen trekt het blauwe pluizige materiaal voorzichtig uit elkaar. Piepkleine haartjes dwarrelen door de lucht. „Je ziet dat er veel stof vrijkomt. Er zitten veel korte vezels in. Die zorgen ervoor dat het moeilijker te verwerken is tot een nieuw product.”
Gaan kledingstukken die zijn gerecycled ook eerder kapot? „Bij spijkerbroeken kan je bijvoorbeeld tot 20 procent redelijk gerecycled katoen bijmengen zonder dat het veel impact heeft op de kwaliteit.” Toch gebeurt dat weinig. Het in nieuwe kleren verwerken van gerecyclede vezels is duurder dan nieuw geproduceerd textiel uit lagelonenlanden. „Er is dus wel aanbod van gerecyclede vezels, maar kledingproducenten kiezen onder meer uit kostenoverwegingen voor het niet-duurzame alternatief”, schreef de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) eind vorig jaar al.
Bij chemische recycling van kleding, ook een optie, wordt het textielafval afgebroken tot de kleinste bouwstenen en opnieuw opgebouwd tot een grondstof waar nieuw garen van gemaakt kan worden. Zo wordt de kwaliteit van de garen wél zo goed als nieuw. Maar hier is het probleem dat allerlei verschillende materialen door elkaar worden gemengd. Polyester en katoen moeten eerst chemisch van elkaar gescheiden worden voordat de materialen apart gerecycled kunnen worden. Bovendien is het elastaan dat in veel kleding zit een ‘stoorstof’. Erkens houdt het shirt van Primark omhoog. „Zou je dit shirt chemisch willen recyclen, dan is elastaan een ramp. Voor de machine is het een soort vervuiling die erin zit.”
Tot slot, wat is het koopadvies? Hoe zorg je dat je kleding koopt die lang meegaat? En misschien ook weer te recyclen is? „Kies voor kleding gemaakt van sterke materialen, bijvoorbeeld wol of linnen”, zegt Erkens. „In de winkel is het moeilijk te beoordelen hoe lang iets mee zal gaan, maar de afwerking geeft wel een indicatie. En voor de planeet is het allerbeste: koop minder, of koop tweedehands.”