Manchester United is geen club van het volk meer. Sommige fans kiezen daarom voor een goedkoper en socialer alternatief

Come ooooon, United„, schreeuwt John Marshall, een zestiger met platte pet op zijn hoofd, koptelefoon om z’n nek en halve liter bier in z’n hand. Zijn stem galmt over een voetbalveld in het noorden van Manchester. Met de onrust van een voetbalsupporter die voelt dat het fout gaat met zijn team drentelt hij wat rond. „Ze verliezen hun concentratie, ik zei het je”, zegt hij tegen niemand in het bijzonder. Marshall neemt een slok bier, ademt in en haalt dan weer uit: „Come oooooon, United!

Marshall was zes jaar oud toen hij in 1963 aan de hand van zijn vader voor het eerst naar Manchester United ging. Op Old Trafford zag hij in de decennia daarna alle grote sterren spelen: George Best, Eric Cantona, David Beckham. Hij zag de club prijzen winnen en uitgroeien tot één van de grootste clubs ter wereld. United was, naast de elektronische muziek die hij maakt, zijn leven. Maar een jaar of twintig geleden knapte er iets. „Ik verloor al m’n interesse in het voetbal. Pas híer vond ik de liefde voor het spel terug.”

De spelers die hij op een herfstige zaterdagmiddag in oktober aanmoedigt, en die net de 2-3 tegen hebben gekregen, dragen net als Manchester United rode shirts. Alleen heet het stadion geen Old Trafford maar Broadhurst Park en kijken er geen zeventigduizend mensen toe, maar zo’n tweeduizend. De competitie is niet de Premier League, maar de Northern Premier League – het semiprofessionele zevende Engelse voetbalniveau.

De club heet geen Manchester United, maar FC United of Manchester.

De spelers van FC United of Manchester spelen in klassieke rode shirts, zonder sponsors.
Foto Joel Goodman

Marshall is niet alleen supporter van FC United, vertelt hij leunend tegen een reclamebord. Hij is ook één van de eigenaren. FC United is namelijk een democratisch georganiseerde voetbalclub: samen met 2087 andere leden kiest hij de bestuursleden, beslist hij mee over de ticketprijzen en de shirts en zet hij de koers van de club uit.

Dus als de supporters tijdens de wedstrijd ‘This club is mine’ zingen op de melodie van ‘Sweet Child of Mine’, dan klopt dat. Net als ze even daarna Woody Guthrie’s ‘This land is your land’ omvormen tot ‘This badge is my badge, this badge is your badge’. Het ís hun club. Zíj bepalen hoe het logo van de club eruit ziet.

„Alleen het ontslaan van de trainer en het kopen van spelers wordt niet door de leden bepaald”, grinnikt bestuurslid Paul Hurst voor de wedstrijd in één van de stadionbars. Ook híj groeide op als fan van Manchester United, ook híj raakte begin deze eeuw gedesillusioneerd. Sportief ging het fantastisch, maar op de tribunes rommelde het. United was altijd een club van het volk, zegt Hurst, maar dat volk kon door de steeds duurder wordende wedstrijdkaartjes steeds minder naar de wedstrijden. Bovendien werden wedstrijden steeds vaker verplaatst naar tijden die de tv-kijker goed uitkwamen, maar de stadionbezoeker niet – vroeg op de middag, of op doordeweekse avonden.

George Baker was altijd met zijn vader naar Old Trafford gegaan, vertelt hij vanaf de staantribune. Dat was eind jaren negentig, toen de club bijna onoverwinnelijk was en als eerste Engelse club de Premier League, FA Cup én Champions League won. „Maar mijn vader werkte ’s nachts in een postsorteercentrum en de speeltijden veranderden steeds. Dan was hij om zeven uur ’s ochtends thuis, maar werd de aftrap vanwege de tv vervroegd naar begin van de middag”, vertelt het oud-bestuurslid van de club. „Ze gaven niets om de fans.”

Toen de Amerikaanse miljardair Malcolm Glazer in 2005 United kocht en de club volstopte met zíjn schulden, namen Hurst en Baker samen met honderden andere United-fans daarom één van de moeilijkste beslissingen die een voetbalsupporter kan nemen: ze keerden hun club de rug toe en richtten hun eigen club op: FC United of Manchester.

John Marshall vond bij FC United z’n liefde voor het voetbal terug.
Supporters van FC United kijken naar de wedstrijd.

Foto’s: Joel Goodman

Sport van de arbeidersklasse

Manchester is een arbeidersstad. Halverwege de negentiende eeuw was het de plek waar de Chartisten honderdduizenden arbeiders verenigden die betere rechten opeisten, waar vakbonden bloeiden en waar mensen samen in opstand kwamen die uitgebuit werden in fabrieken en woonden in verkrotte huizen. En hoewel de stad met name in het laatste decennium groeit als financieel centrum, is de arbeiderstraditie nog steeds sterk: de gemeenteraad kleurt vrijwel volledig sociaaldemocratisch rood.

En voetbal was er altijd de sport van die arbeidersklasse. United werd ooit opgericht door spoorarbeiders; rivaal City door een kerk om arbeiders verlichting te bieden. Voetbal, zegt John Marshall langs de rand van het veld, „gaat niet om assets en investments. Het gaat om de mensen voor wie het een welkome afleiding is na een week hard werken.”

Maar het voetbal is voor de working class onbereikbaar geworden, zegt vrijwel iedereen die je er op de staantribune naar vraagt. Wedstrijdkaartjes zijn te duur, shirts onbetaalbaar – zéker voor gezinnen. De goedkoopste seizoenkaart is met zo’n 700 euro twee keer zo duur als de goedkoopste kaarten voor Ajax en Feyenoord. Een thuisshirt begint bij 100 euro. Veel van de supporters op Broadhurst Park vertellen dat ze altijd naar Manchester United gingen. Het is niet dat ze nu tégen die grote club zijn, het supportershome hangt zelfs vol met memorabilia, maar ze kunnen het simpelweg niet meer betalen. Premier League-clubs zien liever welvarende fans uit het buitenland die de „megastore leegkopen” dan hun oorspronkelijke supporters, zegt oud-bestuurslid Baker.

Supporters van FC United kijken naar de wedstrijd.
Foto Joel Goodman

Langs de zijlijn staan Adam Morton en Amy Macdonald, hun twee peuters zijn in United-kleding gestoken. De dertigers werken in het onderwijs, hij als onderwijsassistent, zij als lerares. Hun salarissen stagneerden de afgelopen jaren, terwijl de kosten van levensonderhoud fors stegen. Daarom zijn ze geen lid meer van de club: de 25 pond per jaar konden ze niet meer betalen. Naar Manchester United gingen ze überhaupt al nooit: „tachtig pond voor een wedstrijd”, zegt Morton hoofdschuddend. „Hier kan ik ze wél naartoe nemen”, zegt Morton, wijzend naar zijn twee zoontjes. „Je hoort voetbal in een stadion te kijken, niet achter de tv. Dat kan ik ze zo meegeven.”

Wat hem in de club aanspreekt is dat FC United een „proper community” is. Het is een voetbalclub als een democratisch georganiseerde gemeenschap, in plaats van een op winst gericht bedrijf dat supporters als klanten zien en voetballers als investeringen. Samen vormen de supporters de gemeenschap, samen moeten ze daar zorg voor dragen – en voor elkaar.

Wat zíjn voetbalclubs eigenlijk? Zijn het bedrijven gericht op winstmaximalisatie, met spelers als investeringen en supporters als klanten, of zijn het gemeenschappen van gelijkgezinden, van mensen die in alles kunnen verschillen behalve hun diepgevoelde liefde voor de club?

Ooit werden de clubs opgericht als lokale verenigingen die in nationale competities concurreerden. Ze waren geworteld in die lokale gemeenschappen. Maar het voetbal is geglobaliseerd en gecommercialiseerd, topclubs zijn merken geworden die wereldwijd herkend worden en geld opleveren – Manchester United heeft ‘officiële partners’ in onder meer autobanden, wijnen en skincare. Veel clubs zijn bovendien, net als United, in handen gevallen van miljardairs en investeringsfondsen: de voetbalclub is dan vooral een financieel speeltje in plaats van gemeenschap.

Het stadion heeft één grote staantribune en een zittribune.
Het scorebord van FC United. De wedstrijd tegen Lancaster City gaat met 2-3 verloren.

Foto’s: Foto Joel Goodman

Kleding voor daklozen

Maar als je in Manchester hulp nodig hebt, zegt Baker, dan wil FC United er voor je zijn. De clubleden zamelen voedsel in voor buurtgenoten die honger hebben – tijdens de coronalockdowns werd het ongebruikte supportershome een voedselbank die volgens Baker een „levenslijn” voor velen was. Ook Morton en MacDonald helpen jaarlijks mee om voedsel in te zamelen. Er zijn projecten om vluchtelingen te helpen. Elk jaar is er een ‘big coat day’ waarop de leden warme kleding inzamelen voor daklozen. Die kameraadschap, zegt Marshall trots, die gelijkheid: dát is wat United onderscheidt van andere clubs.

Toch is de democratische club ook weer niet „de utopie waar we op hoopten”, zegt Baker. Gevraagd naar de uitdagingen begint hij te lachen. Een jaar of tien geleden was de club bezig met een opmars in het Engelse voetbal, maar mede door interne onrust stagneerde die sindsdien. De bouw van een eigen stadion, in de buurt van de geboortegrond van Manchester United, viel duurder uit dan begroot. Supporters – leden – vonden het bestuur te autoritair en niet transparant genoeg. Met spandoeken bestormden ze het veld. Het bestuur besloot uiteindelijk af te treden, sommige betrokkenen zitten inmiddels weer op Old Trafford. Het aantal leden is sindsdien gehalveerd en sportief speelt de club al jaren amper een rol van betekenis op het zevende niveau.

Een Schotse man, hij is vanuit Glasgow komen rijden om het team te zien spelen, draait zich om en mengt zich in het gesprek. Wat is de ambitie, wil hij van Baker weten, willen ze de Engelse voetbalpiramide beklimmen? Dat kán, zegt Baker, maar hij twijfelt of het de club goed zou doen. Want vanaf het vijfde niveau is alcohol op de tribune verboden, dat zou de club veel inkomsten schelen. In de divisies daarboven zijn staantribunes verboden. En hoe hoger je speelt, hoe meer spelers willen verdienen, „wat betekent dat we minder geld in de gemeenschap kunnen steken”. Succes is voor ons niet het belangrijkste, zegt hij. „Dat is het welzijn van de gemeenschap.”

Het zoontje van Adam Morton. „Je hoort voetbal in een stadion te kijken, niet achter de tv. Dat kan ik ze zo meegeven.”
Foto Joel Goodman